ECLI:NL:RBOBR:2023:934

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
71/082766-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overtredingen van de Geneesmiddelenwet en Opiumwet met betrekking tot ketamine en andere verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van overtredingen van de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2021 zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 11 kilogram ketamine in voorraad heeft gehad. De rechtbank heeft het rechtmatigheidsverweer van de verdediging, dat zich richtte op een onrechtmatige doorzoeking, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoekingen van de loods en de woning van de verdachte rechtmatig waren, gezien de omstandigheden en het bewijs dat tijdens het onderzoek was verzameld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de huur van een loods en een woning waar illegale activiteiten plaatsvonden, waaronder de productie en handel in ketamine. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de productie van ketamine en andere harddrugs. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk aanwezig was bij de in de woning aangetroffen verdovende middelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur voor de overtreding van de Geneesmiddelenwet en een taakstraf van 120 uur voor de overtreding van de Opiumwet, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen gsm gelast en de teruggave van andere in beslag genomen goederen aan de verdachte en een derde partij bevolen. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de impact van harddrugs op de samenleving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.082766.22
Datum uitspraak: 08 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1978,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 januari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Aalsmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 11,17 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad,
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 april 2021 te Aalsmeer, althans in Nederland. tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, zonder registratie één of meer hoeveelhe(i)den ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld en/of in een werkzame stof te weten ketamine een groothandel heeft gedreven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 april 2021 te Aalsmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 11,17 kilogram ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft/hebben gehad
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 april 2021 te Aalsmeer, althans in Nederland. tezamen en in vereniging met een ander(en) althans alleen, zonder registratie één of meer hoeveelhe(i)den ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft/hebben bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld en/of in een werkzame stof te weten ketamine een groothandel heeft gedreven. bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf verdachte op één of
meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 april 2021 te Aalsmeer en/of Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander(en), opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
-een loods en/of een (hooi)schuur en/of een (stenen)schuur op/aan het adres [adres 2]
te regelen en/of te huren en/of (af) te betalen en/of
-een voertuig met verborgen ruimte met kenteken [kenteken 1] en/of de verzekering en/of
tenaamstelling daarvan te regelen en te (laten) gebruiken voor het afleveren
en/of ophalen en/of het vervoer van goederen en/of personen op/aan het adres [adres 2]
en/of
-(chat)gesprekken te voeren met [medeverdachte 4] ;
2.
hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
op of omstreeks 1 april 2021 te Aalsmeer, althans in Nederland,
- 12 liter van een materiaal bevattende cocaïne
en/of
op of omstreeks 1 april 2021 te Amstelveen, althans in Nederland,
- 337,74 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 17,8 gram en een brokje van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 2,96 gram van een materiaal bevattende mefedron en/of
- 2,43 gram van een materiaal bevattende 2-CB
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of mefedron en/of 2-CB, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 1 april 2021 te Aalsmeer en/of Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine en/of cocaïne, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)I(en) bevattende(een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens en/of één of meermalen)
-een voertuig met verborgen ruimte met kenteken [kenteken 1] (en/of de verzekering en/of
tenaamstelling daarvan) geregeld en/of gebruikt en/of (af)betaald en/of
-(chat)gesprekken gevoerd over (de productie van) (hard)drugs en/of (het betalen van) grote
geldbedragen en/of
-een of meer (crypto-)telefoons voorhanden gehad en/of gebruikt en/of
-een loods en/of een (hooi)schuur en/of een (stenen)schuur op/aan het adres [adres 2]
gehuurd en/of geregeld en/of gebruikt en/of
-een (zee)container en/of een RVS-reactieketel en/of een afzuiginstallatie en/of een
droogkast en/of een of meer (stuks) vacumeermachines en/of persen en/of mallen en/of
stickers en/of rollen tape en/of ballonnen huishoudfolie en/of vloeipapier en/of vaten en/of
en/of RVS-cilinders en/of jerrycans en/of (gelaats)maskers en/of sealzakken en/of
weegschalen en/of bakken en/of schalen en/of scheitrechters voorhanden gehad en/of
-650 liter, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende aceton en/of 50 liter,
althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende hexaan en/of een of meer hoeveelheden van een of meer materialen bevattende levamisol en/of dexamisol en/of BMK voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Inleiding.
Uit het dossier Bakewell komt het volgende naar voren.
Op 1 april 2021 zijn op het perceel [adres 2] te Aalsmeer achtereenvolgens
een loods, een hooischuur en een hiernaast gelegen steense schuur, ingericht als en hierna telkens aangeduid met ‘woning’, betreden en doorzocht. Hierbij werd in de ‘woning’ circa 11 kilo ketamine aangetroffen, alsmede een in werking zijnde productieruimte ten behoeve van het bewerken van ketamine. Verder werden verspreid over de verschillende hiervoor genoemde ruimtes voorwerpen en stoffen aangetroffen die gerelateerd zouden kunnen worden aan – kort gezegd – het (voorbereiden van het) plegen van Opiumwetdelicten. Verdachte was de huurder van de loods en hooischuur en hij had bemiddeld in de verhuur van de ‘woning’ aan een kennis. Naar aanleiding van het aantreffen van druggerelateerde voorwerpen in genoemde loods werd de woning van verdachte in Amstelveen doorzocht. Hierbij werden verschillende soorten en hoeveelheden harddrugs aangetroffen.
De beschuldigingen.
Op verdachte rust allereerst (feit 1 primair) de verdenking dat hij, telkens als medepleger, ruim 11 kilo ketamine in voorraad heeft gehad (eerste cumulatief/alternatief) en/of ketamine heeft geproduceerd of verhandeld (tweede cumulatief/alternatief). Als subsidiair worden
de primaire beschuldigingen telkens vertaald naar de variant medeplichtigheid. Onder feit
2 wordt verdachte van het medeplegen van het aanwezig hebben van diverse soorten hard-drugs in zijn woning te Amstelveen en in voornoemde loods te Aalsmeer beschuldigd. Tot slot wordt hem onder feit 3 het verwijt gemaakt dat hij samen met een ander voorbereidingshandelingen ten behoeve van Opiumwetdelicten heeft gepleegd.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat met de in de chatberichten met medeverdachte [medeverdachte 4] met ‘boer’ aangeduide persoon de eigenaar van het perceel [adres 2] te Aalsmeer wordt bedoeld en dat de chatberichten over het op andermans naam van de bus laten zetten op de Renault Traffic (hierna telkens: Traffic) betrekking hebben. Hij had de Traffic in gebruik van zijn ex-schoonvader. Hij dacht de Traffic niet op zijn eigen naam te kunnen zetten omdat zijn rijbewijs toentertijd was ingenomen. De Traffic kon evenmin op naam van zijn vriendin gezet worden omdat zij enkel over een Engels rijbewijs beschikte. Verdachte wist niet dat de Traffic een verborgen ruimte had.
Verdachte ontkent de onder feit 1 en feit 3 uitgeschreven beschuldigingen. Hij was weliswaar huurder van de loods en had daarin de aangetroffen container geplaatst, maar
hij was er het laatste half jaar voorafgaande aan de politie-inval niet meer binnen geweest. Hij had in die periode de loods ter beschikking gesteld aan kennissen die zich bezig hielden met het persen en inpakken van weed. Hij had hen de sleutel van de loods gegeven en kreeg van hen een vergoeding voor het gebruik ervan. Verdachte wil geen namen noemen.
De ruimte aangeduid met (hooi) schuur gebruikte verdachte als opslag voor bouw- materialen. Er waren meerdere personen met een sleutel van die schuur.
Verdachte had iemand bij de verhuurder [naam 1] aangebracht voor de huur van de ‘woning’. Verdachte wil geen naam van de huurder noemen. Verdachte had geen sleutel van de woning. Hij is op enig moment de verschuldigde huur gaan betalen, omdat de huurder achterbleef met de betalingen. Hij voelde zich hiervoor verantwoordelijk. Verdachte is ooit met [naam 1] in de woning geweest, dat was ter bezichtiging ervan met het oog op
de potentiële huur door die kennis. Verdachte is daarna nooit meer in de ‘woning’ geweest. Hij had wel in de gaten dat er illegale activiteiten plaatsvonden.
De chat met medeverdachte [medeverdachte 4] over keta had geen betrekking op de ‘woning’. Verdachte ontkent uitdrukkelijk enige betrokkenheid bij ketamine en synthetische drugs. Hij kent de drie personen ook niet die bij het productieproces betrokken zouden zijn geweest. Hij was niet op de hoogte van de in diverse ruimtes aangetroffen voorwerpen en stoffen en heeft er ook vooral niets mee te maken. Dat geldt dus ook voor de in de loods aangetroffen 12 liter van een materiaal bevattende cocaïne.
Verdachte erkent het bezit van de in zijn woning aangetroffen verdovende middelen (feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke requisitoir tot een bewezenverklaring van feit 1 primair (integraal), feit 2 en feit 3 gerekwireerd, met dien verstande dat in feit 2 de bewezenverklaring ten aanzien van MDMA dient te worden beperkt tot ‘een hoeveelheid’. In de visie van de officier van justitie kan verdachte bij alle
feiten telkens als medepleger worden aangemerkt, met uitzondering van de verdovende middelen die in zijn woning zijn aangetroffen (feit 2). Laatstbedoelde drugs heeft verdachte volgens de officier van justitie als enkele pleger aanwezig gehad. De officier van justitie heeft zich inleidend in zijn betoog tevens op het standpunt gesteld dat de doorzoekingen
rechtmatig zijn geweest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, op gronden verwoord in zijn schriftelijke pleitnotitie, een integrale vrijspraak bepleit omdat er sprake zou zijn van een onrechtmatige doorzoeking van de loods die doorwerkt in alle daarop verkregen onderzoeksresultaten (verboden vruchten).
De raadsman heeft ook vrijspraak van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 3 bepleit vanwege een gebrek aan bewijs. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van ‘12 liter van een materiaal bevattende cocaïne’, aangetroffen in de loods. Voor dat onderdeel heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal hierna eerst de rechtmatigheid van de doorzoeking van de loods bespreken, gevolgd door de onderzoeksresultaten van het onderzoek Bakewell en tot slot volgt een
bewijstechnische bespreking.
Rechtmatigheid doorzoeking loods en overige ruimten
De rechtbank zal de doorzoeking van de loods in volle omvang toetsen.
Uit de processtukken volgt het volgende.
Op 30 oktober 2020 is in een ander onderzoek in Vinkeveen een politie-inval geweest waarbij veel geld en verdovende middelen werden aangetroffen. Tevens werden hierbij diverse voertuigen met verborgen ruimtes aangetroffen, waaronder een Alfa Giulietta op naam van een man genaamd [naam 2] . Dit voertuig had historisch op naam gestaan van een man genaamd [naam 3] . Verder was ten tijde van de politie-inval sprake van een Porsche met het kenteken [kenteken 2] die hard van de locatie van de inval wegreed. Uit politiesystemen bleek dat eerder een vrouw genaamd [naam 4] in het voertuig was gecontroleerd met als bijrijder een man genaamd [verdachte] , beiden woonachtig aan de [adres 3] te Amstelveen.
Op 27 november 2020 zagen verbalisanten van de Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur, eerder betrokken bij voornoemde politie-inval op 30 oktober 2020, aan de [adres 4] te Amstelveen een Renault Traffic voorzien van het kenteken [kenteken 1] (hierna telkens: Traffic) geparkeerd staan. Uit navraag bleek dit voertuig op naam te staan van [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1946. Dit voertuig had eerder op naam van een man genaamd [naam 2] gestaan. Bij het zien van de te naam gestelde [naam 3] sloegen verbalisanten aan op de bij de inval in Vinkveen aangetroffen Alfa Guilietta met een verborgen ruimte die historisch ook op naam van een man genaamd [naam 3] had gestaan. Verbalisanten constateerden vervolgens dat aan de onderkant van de Traffic een grote bak zat welke niet vanuit de fabriek was gemonteerd. Een dergelijk bak is een indicator voor een aanwezige verborgen ruimte.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke verborgen ruimtes gebruikt worden binnen het criminele circuit om heimelijk drugs, geld of wapens te transporteren.
F. [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1946, stond in de politiesystemen geregistreerd als harddrugsgebruiker. Het is ambtshalve bekend dat harddrugsgebruikers door criminelen worden misbruikt om als katvanger te fungeren bij het op naam zetten van voertuigen, die gebruikt worden voor criminele doeleinden.
Naar aanleiding van deze bevindingen werd op 1 december 2020 het onderzoek Bakewell tegen de NN-gebruiker(s) van de Traffic opgestart. Op diezelfde dag werd in dat verband een bevel tot observatie inclusief bebakening van de Traffic afgegeven.
Verdachte werd hierna op twee verschillende tijdstippen als bijrijder in de Traffic gezien. De rechtbank brengt op deze plek in herinnering dat een aan verdachte gelieerde Porsche
ten tijde van de politie-inval op 30 oktober 2020 hard van de inval was weggereden.
Verder werd vastgesteld dat de Traffic meerdere keren in de directe omgeving van het huisadres van verdachte, [adres 3] te Amstelveen en een parkeerplaats nabij het woonadres van medeverdachte [medeverdachte 4] aan de [adres 5] te Amstelveen geparkeerd stond. Verdachte en [medeverdachte 4] stonden in het politiesysteem als medeverdachten van een bedreiging in verband met een hennepzaak geregistreerd.
Uit bakengegevens van de Traffic bleek dat dit voertuig in de periode van 28 december 2020 tot en met 21 februari 2021 op zes verschillende tijdstippen op het adres [adres 2] in Aalsmeer was geweest.
Op 2 maart 2021 werden verdachte activiteiten bij een loods met een roldeur op het perceel [adres 2] te Aalsmeer waargenomen. Verbalisanten zagen drie mannen genoemde loods inlopen en zij zagen daarbij een blauwkleurig vat in de loods staan. Kort daarop zagen zij twee van de drie mannen iets zwaars, afgedekt met zeil, op een karretje
duwen in de richting van een bestelauto. De twee mannen droegen hierbij blauwe latex handschoenen. Kort daarop liepen de twee mannen terug naar de loods. De derde man sloot de roldeur van de loods. Genoemde twee mannen reden in de bestelauto weg. De derde man sloot de loopdeur van de loods met een sleutel af en reed in een voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 1] (
de Traffic, rechtbank) weg.
Op 17 maart 2021 zagen verbalisanten de Traffic wederom op het terrein van [adres 2] te Aalsmeer staan. Er was een kort contact tussen twee mannen zichtbaar. Een van hen verplaatste de Traffic naar een afdak met daaronder strobalen, stapte daar uit het voertuig en opende de schuifdeur ervan. Nadat de schuifdeur hoorbaar werd gesloten, stapte dezelfde persoon weer als bestuurder in de Traffic. De Traffic verliet hierna het terrein en werd even later geparkeerd aan de [adres 3] te Amstelveen, waarna de bestuurder ervan de woning van verdachte binnenliep.
Naar het oordeel van rechtbank leveren de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, met name de combinatie van de aanwezigheid van een voertuig
met een verborgen ruimte (de Traffic) bij een loods op een relatief afgelegen terrein met in die loods een blauwkleurig vat en van waaruit twee personen iets zwaars, afgedekt met zeil, op een karretje duwen terwijl zij blauwe latex handschoenen dragen, een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet in die loods op.
Het op 1 april 2021 op basis van artikel 9 van de Opiumwet betreden van de loods en de aansluitende doorzoeking ervan onder leiding en verantwoordelijkheid van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook rechtmatig. Nu bij deze doorzoeking druggerelateerde voorwerpen werden aangetroffen, op 17 maart 2021 tevens was waargenomen dat de Traffic verplaatst werd naar een ruimte met strobalen, er een relatie tussen de Traffic en verdachte bestond en verbalisanten ten tijde van de doorzoeking van de eigenaar van de loods vernamen dat deze ruimte werd gehuurd door [verdachte] met het telefoon-nummer [telefoonnummer] , acht de rechtbank de aansluitende doorzoekingen van de woning van verdachte, de hooischuur en de hierbij gelegen ‘woning’ ook niet onrechtmatig.
Voor wat betreft de door de raadsman gestelde verstrekte onjuistheden van verbalisanten aan de rechter-commissaris overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er met opzet onjuiste informatie aan de rechter-commissaris is verstrekt ter verkrijging van toestemming voor de doorzoekingen. Integendeel, het alsnog verbaliseren van correcties op eerdere slordigheden duidt naar het oordeel van de rechtbank veeleer op een onderkend belang aan transparantie. De rechtbank omarmt ook de in de processen-verbaal van 27 mei 2021 (p. 795) en 2 augustus 2021
(p. 565) verwoorde standpunten van de rechter-commissaris inhoudende - kort gezegd - dat ook zonder de onjuist gebleken informatie, de mondelinge vorderingen tot doorzoeking van de ‘woning’ en de woning van verdachte zouden zijn toegewezen.
Gelet op het voorgaande wordt het rechtmatigheidsverweer en het beroep op vormverzuimen verworpen.
Onderzoeksresultaten onderzoek Bakewell
Zoals hiervoor reeds aan de orde gekomen, werden op 1 april 2021 op het perceel [adres 2] te Aalsmeer een loods, een (hooi) schuur en een hiernaast gelegen ‘woning’ doorzocht alsmede de woning van verdachte in Amstelveen.
In de loods werd een zeecontainer aangetroffen waarin een ruimte was gecreëerd. Hierin werden twee vacuümmeer machines en een nog niet in werking zijnde afzuiginstallatie aangetroffen. Vermoedelijk was deze ruimte in opbouw voor het verpakken van verdovende middelen. Daarnaast werden in de loods diverse goederen aangetroffen die te relateren zijn aan het verpakken van cocaïne, zoals een persmal, stickers van diverse logo's, rollen tape, ballonnen, huishoudfolie en versnijdingsmiddelen. Ook stonden in de loods meerdere blauwe vaten en veel hennep gerelateerde zaken. Er werd ook nog een jerrycan met circa
12 liter van een vloeistof bevattende sporen van cocaïne, cocaïne gerelateerde stoffen en versnijdingsmiddelen in aceton aangetroffen. Op twee stempelplaten werden (indicatief geteste) sporen van cocaïne aangetroffen. Volgens het LFO worden de diverse aangetroffen goederen veelal gebruikt bij het verpakken van bijvoorbeeld geperste blokken cocaïne.
In het houten aanbouwsel gelegen in de (hooi)schuur werden onder meer een ongebruikte RVS reactieketel, drie RVS cilinders, een blauwe jerrycan met vermoedelijk aceton, een gebruikt voorraadvat van 60 liter met een aftapkraan en een vervuilde scheitrechter met
een restant van een vloeistof bevattende BMK aangetroffen. Volgens het LFO is de aangetroffen hardware vermoedelijk bestemd voor de vervaardiging en/of bewerking
van (synthetische) drugs.
In de 'woning' werd onder meer een ruimte met daarin een in werking zijnde productie-ruimte ten behoeve van het kristalliseren van ketamine aangetroffen. Verdeeld over de verschillende ruimtes van de ‘woning’ werden vele, meest vervuilde, voorwerpen gelieerd aan het productieproces van verboden (synthetische) stoffen aangetroffen, zoals jerrycans met aceton en hexaan, een droogkast met droogrekken, bakken, weegschalen, een mondkapje en twee gelaatsmaskers. Op deze gelaatsmaskers werden sporen van ketamine vastgesteld. In de ‘woning’ werd in totaal circa 11 kilo ketamine aangetroffen. Volgens het LFO werd in de productieruimte zeer waarschijnlijk op grote schaal ketamine bewerkt, waarbij deze werd ingedampt en/of gezuiverd tot kristallen.
Op verschillende voorwerpen aangetroffen in de ‘woning’, waaronder in de productieruimte, werd het DNA van drie in het dossier nader genoemde personen aangetroffen. Meest pregnant in deze zijn twee gelaatsmaskers die sporen van ketamine alsmede het DNA van twee van die drie in het dossier nader genoemde personen bevatten.
Uit de verklaringen van de eigenaar van het perceel [adres 2] te Aalsmeer, de heer [naam 1] , volgt kort samengevat dat hij de loods en (hooi) schuur al langere tijd aan verdachte had verhuurd en dat hij de ‘woning’ vanaf 1 januari 2021 via verdachte aan een kennis van verdachte had verhuurd. Verdachte had een sleutel van de loods en de ‘woning’ van [naam 1] gekregen en verdachte had zelf een slot op de schuur gedaan. De ‘woning’ werd tegen een bedrag van € 1.000,= per maand verhuurd. De betaling ging contant en er werd een maand vooruit betaald. Verdachte deed de betaling. Er was geen contract opgesteld. [naam 1] weet niet wie de huurder was. Nadat de huurder na de eerste twee maanden met de betalingen in gebreke bleef, moest verdachte als verantwoordelijke betalen.
Verdachte wordt op drie verschillende data in de periode van 10 maart 2021 tot en met 1 april 2021 op camerabeelden van het perceel [adres 2] te Aalsmeer herkend, waaronder een keer als bestuurder van een door medeverdachte [medeverdachte 4] geleasde Fiat 500. Dit voertuig wordt in genoemde periode zes keer op dat perceel gezien. Medeverdachte [medeverdachte 4] wordt in dezelfde onderzoeksperiode één keer op het perceel herkend en hij zou bij deze gelegenheid aan een Hyundai IX35 gekoppeld kunnen worden. Deze Hyundai IX35 wordt vijf keer op het perceel ter hoogte van de ingang van het aangetroffen ketaminelaboratorium gezien. Verdachte wordt op 18 maart 2021 als bijrijder van de Hyundai herkend.
Een onder verdachte in beslag genomen Iphone bevat Signal berichten met [medeverdachte 4] met onder meer de navolgende teksten in de periode van 4 januari 2021 tot en met 22 februari 2021:
(op 4 januari 2021)
( [medeverdachte 4] ) ‘Zit jij even achter die k aan dan.’
(op 23 januari 2021)
(verdachte) ‘Gab [naam 5] vraagt me nu ook voor plek om keta te maken’, ( [medeverdachte 4] ) “Weet al hoe het zit. Hij is daar met die wissel altijd toch, die is bevriend met iemand die het deed maar weg gevallen is. Vandaar dat hij in gat wil springen, denk ik’, (verdachte) ‘Ja dat gaat hem dus niet worden hahaha’, ( [medeverdachte 4] ) ‘Maar geloof me, is niet zo gemakkelijk om te doen, denkt iedereen wel maar vergeet het maar’, (verdachte) ‘Niks zeggen gewoon, We moeten allemaal onze mond houden. En ook opletten dat niemand ons ziet’, ( [medeverdachte 4] ) ‘Nee nogmaals, zijn 4 man die dit weten en dan jongen uit Rotterdam die in woning gaat, verder helemaal niemand.’, (verdachte) Ga ik zeggen dat daar niks meer kunnen doen’, ( [medeverdachte 4] ) ‘Is gewoon Nederlandse jongen, ken hem, heeft gezin en bouwbedrijfje. Precies gewoon zeggen dat boer het niet meer wilt door al het gezeik’.
(periode 28 januari 2021 tot en met 22 februari 2021)
‘Tel uit nu’, ‘Heb alles wat ermee gaat sticker geplakt, opgeschreven wat er wel hoort te zijn. Uit kleine loods waar container staat was niks goed. Geld en retour lagen niet klaar’, ‘Sleutels heb ik in m’n schuur gelegd op de koelkast, de schuurdeur staat open’, ‘Zeg dat boer deur open gooit voor pallets’, ‘Komen morgen wel spullen brengen en pap’, ‘Laat tel hier toch’, ‘Hij is bij de boer’, ‘Morgen 10:00 uur bij boer’, ‘Ik heb getest. Rond de 8.0’.
Uit de inhoud van chats van 30 januari 2021 en 12 februari 2021 tussen verdachte en [medeverdachte 4] volgt verder dat ze samen een bus tegen betaling van elk € 150 per maand,
op naam van de moeder van [naam 6] , naar later blijkt te zijn [naam 7] , laten zetten en haar de verzekering en vrijwaring van de bus laten regelen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze chat over de Traffic gaat.
De Iphone van verdachte bevat verder nog een groot aantal chats met verschillende personen waarbij wordt gesproken over kilogrammen, die handel, grote geldbedragen, het gebruik van Sky, contact via de andere telefoon / het andere nummer, pyscho deli en, volgens de verbalisant die de telefoon heeft onderzocht, veelal gebruikte terminologie duidend op softdrugs.
In de woning van verdachte gelegen aan de [adres 3] te Amstelveen werd een pakket pillen, inhoudende 17,8 gram MDMA, 2,96 gram mefedron en 2,43 gram 2-CB, en los daarvan 337,74 gram cocaïne aangetroffen.
Bewijstechnische beoordeling
(t.a.v. feit 1)
De rechtbank overweegt vooropgesteld dat de beschuldigingen onder feit 1 betrekking hebben op het overtreden van artikel 38, eerste lid van de Geneesmiddelenwet.
Artikel 1 sub 1 van de Wet op de economische delicten (hierna WED) bepaalt dat overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 38, eerste lid van de Geneesmiddelenwet een economisch delict is.
Artikel 2, eerste lid WED bepaalt dat het hiervoor genoemde economische delict een misdrijf is voor zover het opzettelijk is begaan. Voor zover dit economische delict geen misdrijf is, is het een overtreding.
De rechtbank stelt vast dat in de redactie van alle hierop betrekking hebbende beschuldigingen telkens - en gezien de strafeis van de officier van justitie kennelijk abusievelijk - niet is opgenomen dat de handelingen opzettelijk zijn begaan. De huidige redactie is echter leidend voor de bewijstechnische beoordeling van de onder feit 1 uitgeschreven verwijten.
De zogeheten ‘tirannie’ van de tenlastelegging dwingt de rechtbank tot beoordeling van de
ten laste gelegde overtredingsvariant, ook in het geval van een verdediging die, met de officier van justitie, kennelijk eveneens van de misdrijfvariant is uitgegaan.
Zoals gezegd is bij de ten laste gelegde niet-opzettelijke gedragingen telkens sprake van overtredingen. In de overtreding is geen schuldbestanddeel opgenomen. Het stellen van de gedraging is voldoende. De rechtbank dient slechts te beoordelen of verdachte iets heeft
gedaan of nagelaten in strijd met een strafbepaling. De aanwezigheid van de elementen wederrechtelijkheid en schuld vergen geen positief bewijs en berusten op een algemene veronderstelling. Dit betekent in vergelijking met de misdrijfvariant een vrij lichte
bewijslast.
Bij gebreke van een uitleg van het begrip ‘in voorraad hebben’ in de Geneesmiddelenwet,
zoekt de rechtbank in dit verband aansluiting bij de in jurisprudentie uitgekristalliseerde uitleg van het begrip ’aanwezig hebben’ in de Opiumwet. Hierbij wordt in doorslaggevende mate gewicht toegekend aan de mogelijkheid tot feitelijke machtsuitoefening van de verdachte over een in die wet verboden stof. Anders gezegd: de verboden stof moet zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en daarvoor hoeft de stof zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor medeplegen is vervolgens een gezamenlijke machtuitsoefening vereist.
Het behoeft geen betoog dat het bepaalde in artikel 38, eerste lid van de Geneesmiddelenwet
in diverse varianten is overtreden. Immers, er is in de ‘woning’ circa 11 kilo ketamine en een
in werking zijnde ruimte ten behoeve van de bewerking van ketamine aangetroffen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat het onderzochte materiaal voldoet aan de omschrijving van werkzame stof als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Geneesmiddelenwet is verleend. De verdediging heeft dit alles ook niet betwist.
Zoals hiervoor reeds overwogen, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte
iets heeft gedaan of nagelaten in strijd met artikel 38, eerste lid van de Geneesmiddelenwet.
Uit de verklaringen van [naam 1] volgt dat hij de ‘woning’ per 1 januari 2021 via verdachte
aan een kennis van verdachte heeft verhuurd tegen een bedrag van € 1.000,= per maand.
[naam 1] heeft een sleutel van de ‘woning’ aan verdachte gegeven. De betaling
ging contant en er werd een maand vooruit betaald. Verdachte deed de betaling. Er was
geen contract opgesteld. Nadat de huurder na de eerste twee maanden in gebreke met de betalingen bleef, moest verdachte als verantwoordelijke betalen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte over een sleutel van de ‘woning’ beschikte
en dat hij voor [naam 1] als het aanspreekpunt voor de ‘woning’ fungeerde. De rechtbank
brengt verder in herinnering dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op enig moment de betaling van de huur op zich heeft genomen, omdat hij zich hiervoor verantwoordelijk voelde. De rechtbank vermag niet in te zien dat verdachte de diverse betalingen ad € 1.000 per maand heeft verricht zonder zeggenschap over de woning. Met name niet nu verdachte de gestelde huurder niet nader wenst te duiden. De rechtbank acht ook niet geloofwaardig dat verdachte nooit in de ‘woning’ is geweest. De rechtbank kent in dit verband betekenis toe aan de ontkenning van verdachte dat hij over een sleutel van de ‘woning’ beschikte, hetgeen haaks op de verklaring van [naam 1] staat en waarvan de rechtbank geen enkele reden ziet om aan de juistheid ervan te twijfelen. Dit alles gecombineerd met de inhoud van het hiervoor weergegeven chatbericht met [medeverdachte 4] van 23 januari 2021 over ketamine in welk verband tevens een relatie met een boer - de rechtbank brengt in herinnering dat verdachte zelf heeft verklaard dat met de boer in de chatberichten [naam 1] wordt
bedoeld – wordt gelegd, brengt de rechtbank tot het oordeel dat de ‘woning’ en daarmee
de in de ‘woning’ aangetroffen hoeveelheid ketamine zich in de feitelijke machtssfeer van verdachte bevond. Dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte ooit ín de ‘woning’
is geweest, doet hieraan niets af. Voor de onderhavige bewezenverklaring is ook niet noodzakelijkerwijs vereist dat de stof zich in de directe nabijheid van de verdachte bevindt.
De rechtbank acht daarmee het eerste cumulatief/alternatief van feit 1 primair bewezen.
Dat ligt echter anders voor de onder het tweede cumulatief/alternatief van feit 1 primair
ten laste gelegde actieve overtredingsvariant. Op basis van de stukken en het verhandelde
ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze bij - kort gezegd –
de bereiding van ketamine betrokken is geweest. Evenmin volgt uit het bewijs dat het niet anders kan zijn dan dat de betreffende productieruimte van verdachte was. Dat betekent
dat de rechtbank verdachte van dit onderdeel van feit 1 primair zal vrijspreken.
Door de bewezenverklaring van het eerste onderdeel feit 1 primair komt de rechtbank niet meer toe aan een bespreking van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde deelnemings-vorm medeplichtigheid. Echter, dat zou bij de huidige ten laste gelegde overtredingsvariant ook hooguit tot ontslag van alle rechtsvervolging vanwege niet strafbare en dus niet kwalificeerbare medeplichtigheid leiden.
(t.a.v. feit 2)
De rechtbank acht dit feit voor wat betreft de in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen bewezen en volstaat in dit verband met een kale verwijzing naar de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen. Verdachte heeft dit bezit ook erkend.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte de in de loods aangetroffen ‘12 liter van een materiaal bevattende cocaïne’ opzettelijk aanwezig heeft gehad. Uit de stukken volgt dat deze 12 liter in een blauwe jerrycan van 25 liter is aangetroffen. De vloeistof wordt hierbij omschreven als een oranje kleurige heldere vloeistof met de geur van aceton. Het NFI heeft een monster hiervan onderzocht met als conclusie dat het monster onder andere cocaïne, aan cocaïne gerelateerde stoffen en versnijdingsmiddelen in aceton bevat. Niet is onderzocht in welke concentratie het een en ander is aangetroffen. De rechtbank heeft, met de verdediging, de indruk dat er sprake is van restafval zonder een aanwijsbare herkomst. Nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte wist dat er zich mede cocaïne in de vloeistof bevond, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van feit 2 vrijspreken.
(t.a.v. feit 3)
De rechtbank kan over deze beschuldiging kort zijn. Het dossier bevat geen enkel hard bewijsmiddel waaruit verdachtes betrokkenheid bij (de voorbereiding van) het plegen van Opiumwetdelicten als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, te weten harddrugs, volgt.
Hoewel van sommige aangetroffen voorwerpen en stoffen in het algemeen gesteld kan worden dat zij gebruikt kunnen worden bij de productie van harddrugs, ontbreekt het bewijs dat verdachte deze voorhanden had en/of wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze voorwerpen die bestemming hadden. Die bestemming volgt ook niet zonneklaar uit de inhoud van de hiervoor benoemde chatberichten. Deze berichten duiden veeleer op betrokkenheid bij illegale activiteiten met ketamine en softdrugs. Dat past weer bij de aangetroffen ketamine en bijbehorende productieruimte in de ‘woning’ en de - aldus het LFO - veel hennep gerelateerde zaken die in de loods werden aangetroffen. Verder is in dit verband van belang dat uit het dossier niet volgt dat de Traffic, meer in het bijzonder de verborgen ruimte daarin, is onderzocht op de aanwezigheid van sporen van verboden stoffen en daarmee evenmin een relatie met illegale activiteiten met harddrugs kan worden vastgesteld. Hoewel de ter zitting gegeven antwoorden van verdachte op vragen over deze beschuldiging de rechtbank allerminst hebben overtuigd, levert dit geen bewijs op. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in hierna in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(t.a.v. feit 1 primair, eerste cumulatief/alternatief)
op 1 april 2021 te Aalsmeer, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 11 kilogram ketamine, een werkzame stof, in voorraad heeft gehad;
(t.a.v. feit 2, tweede cumulatief alternatief)
op 1 april 2021 te Amstelveen opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 337,74 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 17,8 gram en een brokje van een materiaal bevattende MDMA en
- 2,96 gram van een materiaal bevattende mefedron en
- 2,43 gram van een materiaal bevattende 2-CB

zijnde cocaïne en MDMA en mefedron en 2-CB, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.(
bijlage)
De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke requisitoir tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek en een geldboete van € 50.000,= gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de oplegging van een taakstraf met eventueel daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit. De raadsman heeft zich verzet tegen oplegging van een geldboete, in elk geval van de gevorderde hoogte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in het nadeel van verdachte in
aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van circa 11 kilo ketamine en het – kort gezegd – bezit van diverse soorten harddrugs, waaronder ruim
300 gram cocaïne.
Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft door het bezit van deze harddrugs een bijdrage geleverd aan de instandhouding van deze criminele markt met alle nadelige gevolgen van dien. Verdachte lijkt deze risico’s te hebben genegeerd.
De werkzame stof ketamine valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet. Artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet beoogt met name de volksgezondheid te beschermen en mede tegen die achtergrond de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken en de illegale productie, handel of bezit ervan te verbieden.
Ketamine wordt echter steeds vaker buiten het reguliere circuit voor recreatieve doeleinden
gebruikt als dissociatief tripmiddel, anders gezegd: een partydrug. Dit betekent een lucratieve afzetmarkt voor criminelen. Gezien de aangetroffen hoeveelheid (11 kilo) kan
het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug verder te worden verhandeld. Ketamine is verslavend en bij langdurig en frequent gebruik schadelijk voor de gezondheid. Bij dergelijk gebruik kan een aantal cognitieve functies achteruit gaan en kunnen problemen aan de urinewegen optreden, met incontinentie tot gevolg, ook bij jonge mensen. Qua werking is ketamine vergelijkbaar met harddrugs en de illegale productie en handel van deze stof ondermijnen net als Opiumwetdelicten de samenleving en brengen risico’s voor de gezondheid en veiligheid met zich. Verdachte heeft door het in voorraad hebben van 11 kilo ketamine een bijdrage geleverd aan dit illegale circuit waarbij bovendien andere vormen van (zware) criminaliteit zeer wel denkbaar zijn. Verdachte lijkt zich ook om deze gevolgen niet te hebben bekommerd.
Het strafblad van verdachte bevat geen voor de afdoening van deze zaak relevante veroordelingen.
De rechtbank houdt in enigszins strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat de
door verdachte gepleegde strafbare feiten bijna twee jaar geleden hebben plaatsgevonden
en dat verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank ziet in het verhandelde ter terechtzitting voor het overige geen factoren die in matigende zin zouden moeten doorwerken in de strafoplegging.
Zoals hiervoor bij de bewijstechnische beoordeling reeds is overwogen, is van het onderhavige economische (ketamine) delict de overtredingsvariant ten laste gelegd en
thans bewezenverklaard (feit 1 primair). De rechtbank ziet bij deze stand geen aanleiding om acht te slaan op de oriëntatiepunten van het LOVS die betrekking hebben op het opzettelijke bezit van harddrugs, zijnde een misdrijf. Het uitgangspunt voor sanctionering van het bewezen verklaarde economische delict ligt besloten in het in artikel 6, eerste lid, sub 4 WED vastgelegde strafmaximum, te weten: een hechtenis van maximaal een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.
Volgens genoemde oriëntatiepunten zou bij de bewezenverklaarde hoeveelheden harddrugs (feit 2) een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd kunnen worden.
De rechtbank kent bij de strafoplegging in doorslaggevende mate betekenis toe aan het tijdsverloop en de omstandigheid dat de gerezen verdenkingen tegen verdachte destijds niet tot voorlopige hechtenis hebben geleid. Bij de huidige stand acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet op zijn plaats. Daarentegen acht de rechtbank de oplegging van taakstraffen van 200 uren en 120 uren en een voorwaardelijke gevangenis-straf van twee maanden passend en geboden. De voorwaardelijke straf moet verdachte ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht, gezien de aard van de bewezen verklaarde feiten, het opleggen van een geldboete niet opportuun.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank veel minder bewezen acht dan de officier van justitie en de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis ten onrechte is uitgegaan van de misdrijf-variant bij het onder feit 1 uitgeschreven feitencomplex. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de aard en ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp (gsm Iphone) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke het feit 1 primair is begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van dit feit aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte (gsm Samsung en gsm Blackberry) en aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon (bestelauto, [kenteken 1] ), zijnde
het Openbaar Ministerie op grond van het bepaalde met betrekking tot voertuigen met verborgen ruimten in de Douanewet. Naar het oordeel van rechtbank verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair tweede cumulatief/alternatief, onder feit 2 eerste cumulatief/alternatief en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair eerste cumulatief/alternatief en feit 2 tweede cumulatief/alternatief bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding respectievelijk het misdrijf:
(feit 1 primair, eerste cumulatief/alternatief)
overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet
(feit 2, tweede cumulatief/alternatief)
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

t.a.v. feit 1 primair, eerste cumulatief/alternatief:
Een taakstrafvoor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
t.a.v. feit 2, tweede cumulatief/alternatief:
Een taakstrafvoor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebracht dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Een gevangenisstrafvoor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. het beslag:
Verbeurdverklaringvan de in beslag genomen GSM Iphone.
Teruggavevan de in beslag genomen bestelauto ( [kenteken 1] ) aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Teruggavevan de in beslag genomen gsm (Samsung) en gsm (Blackberry) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en mr. S.C.E.F. Moulen Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 08 maart 2023.