Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift (met bijlagen) van de man, ontvangen ter griffie op 21 december 2022;
- het verweerschrift (met bijlagen) van de vrouw, ontvangen op 31 januari 2023.
- de e-mail (met bijlagen van de man), ontvangen op 3 februari 2023.
2.De feiten
3.Verzoek en verweer
4.De beoordeling
-in de kern genomen- dat (i) de man de stelling van de vrouw dat hij in staat is inkomen te genereren door dividenduitkeringen te doen onvoldoende heeft betwist, terwijl op hem een verzwaarde stelplicht rustte en (ii) de man geen enkel inzicht heeft gegeven in de huidige (lees: per 2022) financiële positie van de B.V., hetgeen de rechtbank -indachtig artikel 21 Rv- volledig voor rekening en risico van de man heeft gelaten.
zou derhalve een wezenlijke bijdrage tot vermindering van de werkbelasting van de hoven kunnen worden geleverd [onderstreping rechtbank]. Een dergelijke afschaffing zou wel gepaard moeten gaan met waarborgen dat het nadeel van het wegvallen van het appel als één van de mogelijkheden tot redres van een niet (meer) juiste beslissing in voldoende mate wordt ondervangen.
(…)
Deze mogelijkheid wordt echter aan een streng criterium gebonden.(…)
Met dit stringente criterium willen wij het effect van de verschuiving van werklast van de hoven naar de rechtbanken als gevolg van de afschaffing van het appel betreffende voorlopige voorzieningen, zoveel mogelijk tegengaan.
alleen in evidente, zeer sprekende gevallen is in de nieuwe procedure een wijziging nog gerechtvaardigd. Met dit richtsnoer zal door de rechtspraak een spaarzame toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ontwikkeld moeten worden.
indien bij voorbeeld een voorlopige alimentatievoorziening is gegeven op grond van een ruim inkomen van de alimentatieplichtige en deze daarna dit inkomen verliest.
- overige kosten: € 0,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten x tarief € 563,-)
Totaal: € 1.126,00