ECLI:NL:RBOBR:2023:787

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
01/296269-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens inbraken, diefstallen, heling en witwassen

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal inbraken en diefstallen, waaronder woninginbraken, bedrijfsinbraken en diefstallen van voertuigen. De verdachte heeft zich in de periode van 5 mei 2021 tot 1 november 2021 schuldig gemaakt aan 19 strafbare feiten, waaronder diefstal met braak, heling en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang heeft verschaft tot woningen en bedrijfsruimten door middel van braak en valse sleutels, en dat hij goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte, getuigen en de beschikbare bewijsmiddelen heeft gewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.296269. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.296269.21
Datum uitspraak: 28 februari 2023.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2022, 12 mei 2022, 18 juli 2022, 11 oktober 2022 en 14 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2022.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 12 mei 2022 is gewijzigd en ter terechtzitting van 14 februari 2023 opnieuw is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te 's-Hertogenbosch (een) autosleutel(s) en/of een (personen)auto (merk Mercedes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (te weten een woning gelegen aan [adres 2] ) heeft verschaft en/of die weg te nemen autosleutel(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de uit genoemde woning gestolen autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2021 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een (personen)auto (Mercedes Benz type C200D), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2021, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland van een aantal sieraden, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die sieraden was, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden wie de rechthebbende op die sieraden was en/of een aantal sieraden, althans een of meer voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die sieraden -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 18 oktober 2021 tot en met 5 november 2021 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland een verfpomp, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te 's-Hertogenbosch (in/uit [brasserie] ) een hoeveelheid geld (circa 3000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan " [brasserie] ", in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 13 oktober 2021 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch een computer en/of sieraden en/of geld en/of documenten en/of een sporttas en/of een parka jas en/of (een) autosleutel(s) en/of een (personen)auto (merk Porsche), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen computer en/of sieraden en/of geld en/of documenten en/of sporttas en/of parka jas en/of autosleutel(s)onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de woning van die [slachtoffer 2] gestolen autosleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door in een tas te graaien (alsof hij, verdachte, een wapen in die tas met zich droeg) en/of te roepen dat die [slachtoffer 3] op moest flikkeren en/of dat hij die [slachtoffer 3] anders neer zou steken en/of schieten;
6.
hij op of omstreeks 17 september 2021 te 's-Hertogenbosch (in/uit een opslagbox) twee latex pompen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen latex pomp(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7.
hij op of omstreeks 28 augustus 2021 te 's-Hertogenbosch (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) een beamer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen beamer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
8.
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een aantal garageboxen gelegen aan de [adres 4] buitenboordmotoren en/of een kettingzaak en/of een lasapparaat en/of een gasfles en/of gereedschappen en/of brandstoftanks en/of olie en/of sloten en een hoeveelheid geld geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of een quad (merk Yamaha) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of een aantal tassen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of een motorscooter (Gilera Runner) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of een crossmotor geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of aan [slachtoffer 11] , in elk geval enig goed dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
9.
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (in/uit een aantal garageboxen) een hoeveelheid goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, een koevoet ter hand heeft/hebben genomen en/of de roldeur(en) en/of slot(en) van de garagebox(en) heeft/hebben geforceerd en/of beschadigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 21 juli 2021 tot en met 22 juli 2021 te
's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een boot (met buitenboordmotor en oplegger), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
11.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 20 juli 2021 tot en met 21 juli 2021 te
’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid gereedschap geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 18] en/of een slot en/of een aanhanger en/of gereedschappen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 19] en/of een buitenboordmotor en/of een benzinetank geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 20] en/of een draaitafel en/of een mengpaneel geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 21] en/of een buitenboordmotor en/of velgen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 22] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, te weten een gemanipuleerde sleutel van de poort, in elk geval een sleutel van de toegangspoort waarvan verdachte en/of diens mededader(s) niet gerechtigd waren tot gebruik;
12.
hij op een tijdstip in de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 juli 2021 te 's-Hertogenbosch een of meer portemonee's en/of sleutels en/of passen en/of rijbewijzen en/of een (personen)auto (merk Opel type Astra), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 23] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (te weten een woning gelegen aan de [adres 5] ) heeft verschaft en/of die weg te nemen portemonee's en/of sleutels en/of passen en/of rijbewijzen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit genoemde woning gestolen autosleutel;
13.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 14 juli 2021 tot en met 24 augustus 2021, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, (een) kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] ), althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- ( daarvan) gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
14.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 juni 2021 te Rosmalen, gemeente
's-Hertogenbosch drie geldbedragen (1000 euro en/of 150 euro en/of 100 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 24] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een op of omstreeks 13 juni 2021 uit het Restaurant van die [slachtoffer 24] gestolen (bank)pas;
15.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 10 juni 2021 tot en met 20 juni 2021, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, een (personen)auto (merk Renault, type Clio) en/of (een) kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 2] ), althans een of meer voorwerpen,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- ( daarvan) gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
16.
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een voertuig (Renault Clio, voorzien van het (valse) kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg(en), Meidoornstraat en/of Palmboomstraat en/of Lagelandstraat en/of Graafseweg en/of Hinthamereinde en/of Rijnstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte vanuit stilstand in de richting van een op de Meidoornstraat rijdende fietser gereden welke uit moest wijken teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen en/of is (nadat de politie een achtervolging had ingesteld) vervolgens met zeer hoge snelheid over een rotonde op/nabij de Palmboomstraat gereden waarbij het door hem bestuurde voertuig met vier wielen los van de grond kwam (en geheel niet meer te controleren was) en/of heeft op de Lagelandstraat op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer gereden en/of heeft (vervolgens) met een snelheid van circa 100 kilometer per uur over de binnen de bebouwde kom gelegen Graafseweg en/of Hinthamereinde gereden en/of (vervolgens) door een nabij de Rijnstraat gelegen park gereden;
17.
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (in/uit een Restaurant genaamd " [restaurant 1] ") een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan " [restaurant 1] " en/of aan [slachtoffer 25] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
18.
hij op of omstreeks 5 mei 2021 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit het [bedrijf 2] ) een kluis en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kluis en/of dat weg te nemen geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
19.
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, zulks terwijl zijn rijbewijs ingevolge artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 was ingevorderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de tenlastegelegde feiten.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten zich gemaakt in het tijdvak van 5 mei 2021 tot 1 november 2021 schuldig te hebben aan 19 strafbare feiten:
1: woninginbraak met diefstal van autosleutels en diefstal van een auto middels valse
sleutel, dan wel (subsidiair) heling van die auto;
2: witwassen van sieraden;
3. heling van een verfpomp;
4. bedrijfsinbraak met diefstal van geld;
5. woninginbraak met diefstal van geld, goederen en een autosleutel, alsmede de diefstal van
een auto middels valse sleutel, gevolgd van bedreiging met geweld;
6. bedrijfsinbraak met diefstal van twee latexpompen;
7. woninginbraak met diefstal van een beamer;
8. medeplegen van inbraak in en diefstal van een groot aantal goederen uit garageboxen;
9. medeplegen van poging tot diefstal door middel van braak van goederen uit garageboxen;
10. medeplegen van diefstal van een boot met buitenboordmotor en oplegger;
11. medeplegen van diefstal door middel van braak van een groot aantal goederen uit
opslagruimtes;
12. woninginbraak met diefstal van goederen, waaronder een autosleutel, en diefstal van een
auto middels valse sleutel;
13. witwassen van kentekenplaten;
14. diefstal van geld door middel van een gestolen bankpas;
15. witwassen van een auto en kentekenplaten;
16. als bestuurder van een auto gevaar veroorzaken op de weg;
17. bedrijfsinbraak met diefstal van geld;
18. medeplegen van een bedrijfsinbraak met diefstal van geld;
19. rijden onder invloed van cocaïne in een auto.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden zoals aangevoerd in het requisitoir (waarvan een schriftelijke weergave is overgelegd) geconcludeerd tot vrijspraak voor feit 7 en bewezenverklaring van de overige feiten (voor wat betreft feit 1 van het primair tenlastegelegde).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde, alsmede voor wat betreft de feiten 2 3, 5, 7, 10, 11, 12 (partieel, te weten voor wat betreft inbraak in de woning), 13, 14, 15 en 18 tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Voor wat de feiten 1 subsidiair, 4, 6, 8, 9, 12 (ten aanzien van diefstal van de auto), 16, 17 en 19 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vrijspraak voor feit 7.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet
wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak voor feit 14.
Verdachte wordt verweten dat hij met een uit restaurant “ [restaurant 2] ” te
’s-Hertogenbosch gestolen bankpas geld heeft opgenomen bij een betaalautomaat in Rosmalen.
Verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben begaan.
Door [slachtoffer 24] is aangifte gedaan van een inbraak in zijn restaurant in de nacht van 12 op 13 juni 2021, waarbij een bankpas was weggenomen. Kort na de inbraak is op 13 juni 2021 (omstreeks 07.20 uur) met die gestolen bankpas geld van de rekening van genoemd restaurant opgenomen bij een betaalautomaat. Door een verbalisant die de beelden van die pintransactie heeft bekeken, wordt gerelateerd dat de persoon die het weggenomen geldbedrag opneemt bij de geldautomaat, gezien het postuur, de dunne benen, het kenmerkende loopje, de jas en de schoenen van die persoon, hem direct doet denken aan de hem ambtshalve bekende [verdachte] (rechtbank: verdachte).
Dezelfde verbalisant relateert dat op 1 november 2021 bij een doorzoeking van de woning waar verdachte op dat moment onderdak had, kleding van verdachte in beslag was genomen en dat
de persoon die op de camerabeelden van de pintransactie is te zien kledingstukken droeg
die overeenkwamen met de inbeslaggenomen kledingstukken van verdachte.
De rechtbank overweegt dat van een ondubbelzinnige herkenning van verdachte door de verbalisant, gelet op de wijze waarop hij die herkenning in het proces-verbaal heeft gerelateerd, niet kan worden gesproken. De herkenning is door de verbalisant verwoord als “hem direct doet denken aan”. Het dossier bevat voor het overige geen feiten en omstandigheden die bijdragen aan bewijs dat het verdachte was die de pintransactie heeft verricht. De rechtbank is op grond van het voorgaande niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte degene is geweest die door de verbalisant wordt beschreven als de persoon die hij op de camerabeelden van de betreffende pintransactie heeft gezien.
Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Vrijspraak voor feit 15.
Verdachte wordt de (schuld)heling verweten van een auto (Renault Clio) en kentekenplaten ( [kenteken 2] ), begaan in de periode van 10 tot en met 20 juni 2021.
Op 10 juni 2021 wordt aangifte gedaan van de diefstal in de nacht van 9 op 10 juni 2021 van een Renault Clio met het kenteken [kenteken 3] . Op 20 juni 2021 is aangifte gedaan van de diefstal van kentekenplaten met nummer [kenteken 2] . Deze kentekenplaten waren weggenomen in de periode tussen 11 en 20 juni 2021.
Op 21 juni 2021 om 00.54 uur zag de politie een Renault Clio rijden met het gestolen kenteken [kenteken 2] . Na een achtervolging van de auto kwam deze tot stilstand, waarbij de bestuurder te voet vluchtte. Nadat de bestuurder verderop werd aangehouden bleek het om verdachte te gaan.
Uit onderzoek van de politie bleek dat het originele kenteken dat was afgegeven voor de door verdachte bestuurde auto [kenteken 3] betrof.
Verdachte verklaart zowel bij de politie als ter terechtzitting dat hij op 20 juni 2021 gereden heeft in de Renault Clio (met kenteken [kenteken 2] ) en dat hij de auto van iemand had geleend toen hij op een feestje was en sigaretten wilde gaan halen. Toen hij een stopteken van de politie kreeg raakte hij in paniek en probeerde hij te vluchten. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij wilde ontkomen aan de politie omdat hij onder invloed was van drugs en geen geldig rijbewijs had.
Verdachte stelt dat hij niet wist of kon weten dat de auto en de kentekenplaten waren gestolen.
Voor een bewezenverklaring van opzet- of schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van bijvoorbeeld het voorhanden krijgen wist, of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een "door misdrijf verkregen goed" betrof. Daarbij kan onder omstandigheden een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben.
Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal of verduistering van de in de tenlastelegging genoemde auto en kentekenplaten. Evenmin blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat die auto en kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Verdachte was in het bezit van de autosleutel. Bovendien kan – hoewel verdachte weinig concrete gegevens heeft verschaft over degene van wie hij de auto zou hebben geleend – niet worden uitgesloten dat verdachte de auto daadwerkelijk kort voor zijn aanhouding op die wijze voorhanden heeft gekregen. De enkele omstandigheid dat hij is gevlucht voor de politie toen hij een stopteken kreeg, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde witwassen te komen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen.

Verdachte heeft ter terechtzitting de feiten zoals tenlastegelegd onder 1 subsidiair, 2, 4, 6, 8, 9, 12 (gedeeltelijk, ten aanzien van de diefstal van de auto), 16, 17 en 19 erkend.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank voor zover het tenlastegelegde wordt betwist, de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs als volgt.
Feit 1.
Verdachte wordt primair de inbraak in de woning aan het [adres 2] te
’s-Hertogenbosch en de diefstal van de autosleutels en personenauto van de bewoners verweten, dan wel (subsidiair) de heling van die autosleutels en personenauto.
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit.
Er is volgens de verdediging geen bewijs dat verdachte in de woning is geweest.
Bovendien is de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de auto heeft verkregen van een andere persoon met de bedoeling die daarna van de hand te doen, aannemelijk.
De rechtbank volgt de verdediging daarin niet en stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 1 november 2021 is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van inbraak in de woning [adres 2] te ’s-Hertogenbosch in de avond/nacht van 31 oktober op 1 november 2021, waarbij twee sleutelbossen die binnen in de woning naast de deur hingen, zijn weggenomen. Ook wordt aangifte gedaan van de diefstal (met behulp van de weggenomen autosleutels) van een Mercedes met kenteken [kenteken 4] De partner van aangeefster, [getuige 1] , heeft verklaard dat bij de inbraak tevens een imitatiepistool is weggenomen dat in de woning lag. De politie stelt vast dat er braaksporen zijn aan de achterdeur van de woning.
Verdachte wordt op 1 november 2021 ’s-ochtends aangehouden bij de woning aan de [adres 6] te ’s-Hertogenbosch als bestuurder van deze Mercedes. In deze auto worden een betonschaar en een schroevendraaier aangetroffen.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 6] , waar verdachte in die periode verbleef, worden onder meer de bij de woninginbraak weggenomen sleutelbossen, door verdachte verstopt in een stoel in de woning, en een imitatiepistool aangetroffen. Het imitatiepistool heeft verdachte vanuit de gestolen Mercedes meegenomen in de woning.
[getuige 2] , hoofdbewoner van de woning [adres 6] , heeft verklaard dat hij verdachte in de nacht van 31 oktober op 1 november 2021 omstreeks 02:00-03:00 uur met de Mercedes heeft gezien en dat verdachte hem zei ‘kijk ik heb iets moois’.
[getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte van vroeger kent. Een paar dagen voor de inbraak kwam hij verdachte tegen. [getuige 3] reed op dat moment in de later weggenomen Mercedes. Verdachte maakte toen de opmerking dat hij een mooie auto had en hij vroeg hem of hij die voor [getuige 3] moest wegnemen, zodat [getuige 3] geld zou krijgen van de verzekering. [getuige 3] is vervolgens weggereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad op 1 november 2021 met de Mercedes met kenteken [kenteken 4] is aangekomen bij de woning aan de [adres 6] . Hij heeft toen het imitatiepistool en de twee sleutelbossen in de woning gelegd. Daarna is hij met de auto weggegaan en weer bij de woning teruggekomen, waarna hij werd aangehouden.
Ter terechtzitting heeft verdachte ook bevestigd dat hij [getuige 3] enkele dagen daarvoor ’s nachts was tegengekomen in zijn Mercedes,dat en toen met hem over die auto gesproken heeft. Hij wist dat de sleutels van de auto van [getuige 3] aan een haakje naast de deur hingen. Hij heeft ook tegen [getuige 3] gezegd dat hij de sleutels maar bij de deur moest hangen en dat hij dan wel iemand zou regelen. Deze informatie heeft hij doorgegeven aan iemand van wie hij de naam niet wil noemen. Toen hij de Mercedes in de nacht van 1 november 2021 overnam wist hij dat deze kort daarvoor bij de [adres 2] in ’s-Hertogenbosch gestolen was.Het was de bedoeling dat hij de auto voor die persoon zou verkopen en daar geld voor zou krijgen. Hij heeft de door hem in de Mercedes aangetroffen sleutels en het imitatiepistool in de woning [adres 6] opgeborgen opdat de auto ‘schoon’ zou zijn bij verkoop.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte een alternatief scenario schetst over de inbraak en de diefstal.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de Mercedes bij de woning van [getuige 3] , dat hij wist waar [getuige 3] de sleutels van die Mercedes bewaarde, dat hij [getuige 3] kort voor de inbraak heeft aangeboden om de auto van hem te stelen en dat hij blijkens de verklaring van [getuige 2] hooguit enkele uren na de inbraak in de woning in de gestolen auto rijdt. Daarnaast worden in de woning waar hij verbleef niet alleen de autosleutels van de gestolen Mercedes aangetroffen, maar ook de andere sleutelbos (van de Citroën) en het imitatiepistool, welke goederen uit de woning van [getuige 3] zijn weggenomen.
Gelet op het voorgaande mag van verdachte worden verwacht dat hij zijn alternatieve scenario, waarin hij niet de woninginbraak en diefstal van de auto zou hebben gepleegd, maar ‘slechts’ als heler gezien kan worden, concreet en verifieerbaar maakt. Verdachte heeft dat nagelaten. Hij heeft geen informatie willen geven over de identiteit van degene die volgens hem verantwoordelijk is geweest voor de inbraak in de woning en diefstal van de auto. De rechtbank overweegt daarbij dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor de betrokkenheid van een tweede persoon bij deze diefstal. De rechtbank zal derhalve dat scenario als onaannemelijk terzijde schuiven.
De rechtbank komt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde woninginbraak en diefstal van de auto middels valse sleutel heeft gepleegd. Daarbij wijst de rechtbank met name op het korte tijdsverloop tussen het wegnemen van de goederen en het hooguit enkele uren nadien in bezit hebben van de auto, alsmede op de omstandigheid dat verdachte niet alleen de auto met bijbehorende sleutels, maar álle uit de woning weggenomen goederen in zijn bezit had.
Feit 3.
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)heling van een verfpomp.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de in de tenlastelegging bedoelde verfpomp heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Onduidelijk is welke verfspuit bedoeld wordt, omdat in het strafdossier sprake is van zowel een blauwe als een zwarte verfpomp. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de verfpomp van misdrijf afkomstig was en zo ja, dat verdachte daar ten tijde van het verkrijgen wetenschap van had.
De rechtbank stelt vast dat door [slachtoffer 26] aangifte is gedaan van het feit dat een blauwe verfpomp uit zijn bedrijfspand is weggenomen in de avond/nacht van 18 op 19 oktober 2021. Aangever heeft later een bon van aankoop van een verfpomp voor een bedrag van
€ 769,00 overgelegd.
Bij de doorzoeking van de woning waar verdachte verbleef is op 1 november 2021 een blauwe verfpomp aangetroffen van hetzelfde type als de verfpomp die bij aangever [slachtoffer 26] is weggenomen. Het typenummer van de verfpomp op de aankoopbon die aangever heeft overgelegd, komt overeen met het type van de in de woning van verdachte aangetroffen verfpomp, namelijk A45 Pro Plus. Bovendien heeft aangever verklaard dat hij met zekerheid de hem getoonde en in de woning van verdachte aangetroffen blauwe verfpomp als zijn eigendom herkent.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een verfpomp heeft gekocht van een persoon waarvan hij alleen de voornaam kent en daarbij de naam “ [naam] ” genoemd. Daarop aanvullend heeft verdachte weer verklaard daarvan niet zeker te zijn en dat hij “ [naam] ” mogelijk van een andere verfpomp kent. Hij was die persoon tegengekomen op het kerkplein in ‘s-Hertogenbosch en met hem in gesprek geraakt over schilderwerk. Die persoon bood hem toen een verfpomp aan voor 300 euro. Verdachte heeft toen die verfpomp gekocht en in de woning van [getuige 2] ( [adres 6] ) neergezet. Verdachte kan geen aankoopbon of verdere gegevens van de verkoper verstrekken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de bij verdachte aangetroffen verfpomp toebehoort aan aangever [slachtoffer 26] . De verklaring van verdachte, dat hij de verfpomp in goed vertrouwen voor 300 euro van een hem slechts bij voornaam bekende man op het kerkplein heeft gekocht, is niet verifieerbaar op aspecten als plaats van de transactie, de datum, de prijs of gegevens van de verkoper.. De rechtbank twijfelt daarbij aan de juistheid van de verklaring, nu verdachte heeft gesteld dat de verfpomp door hem is getest en werkte, terwijl aangever [slachtoffer 26] heeft aangegeven dat de verfpomp niet werkte, omdat een aantal elementen ontbreken. Bovendien, ware het al zo dat verdachte op de door hem geschetste wijze in bezit is gekomen van de verfspuit, dan is de rechtbank van oordeel dat hij met het aankopen van deze verfpomp onder die - niet verifieren omstandigheden - minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen in de zin van schuldheling.
Feit 5.
Verdachte wordt verweten te hebben ingebroken in een woning aan de [adres 7] te Rosmalen op 13 oktober 2021 en daarbij goederen te hebben weggenomen. Ook zou verdachte met de weggenomen autosleutels de auto (Porsche Cayenne) van de bewoners hebben weggenomen en bij betrapping een persoon (buurman [slachtoffer 3] ) hebben bedreigd.
De rechtbank stelt op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 7] te Rosmalen en de diefstal van de daarbij weggenomen goederen en auto (Porsche). Uit de woning zijn (onder meer) een laptop, sieraden, geld, autosleutels en een parka jas, voorzien van een donker camouflagemotief en een capuchon met witte bontkraag, weggenomen in de avond van 13 oktober 2021.
Uit de verklaring van getuige [slachtoffer 3] volgt dat hij op 13 oktober 2021 omstreeks 22.30 uur in zijn tuin zat en geluiden hoorde alsof er over kiezels werd gelopen. Hij trof een persoon aan op de oprit van pand [adres 7] . De man droeg donkere kleding met een lichte bontkraag en een opvallende muts van het merk Louis Vuitton of Gucci. Deze persoon riep dat hij weg moest gaan en dat hij hem zou neersteken. De man riep: "ik schiet je kapot” en graaide ondertussen in zijn tas. [slachtoffer 3] nam wat afstand en vervolgens zag hij dat deze man in de Porsche van de buurman stapte en daarmee wegreed. [slachtoffer 3] heeft nog een foto gemaakt van de man op het moment dat hij in de auto van de buurman zat. Aangever [slachtoffer 2] verklaart dat hij ziet dat de man op de foto een soortgelijke jas droeg als de weggenomen jas. Als [slachtoffer 3] een uitzending van Omroep Brabant ziet waarin de herkenning van een aantal daders wordt gevraagd, herkent hij verdachte als degene die hij op de oprit heeft gezien en die er in de auto van [slachtoffer 2] vandoor is gegaan, met name aan het opvallende mutsje.
Uit de in het dossier gevoegde verkeersgegevens van de bij verdachte in gebruik zijnde telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] , blijkt dat de telefoon van verdachte op 13 oktober 2021 vanaf 21.39 uur tot 22:40 uur achtereenvolgens telefoonmasten aanstraalde in Rosmalen, waarbij deze telefoon ten tijde van de inbraak een zendmast in de directe omgeving van de inbraak aanstraalde. Om22:50 uur straalt verdachtes telefoon vervolgens een zendmast aan in de omgeving van de [adres 8] te
’s-Hertogenbosch, zijnde nabij het adres [adres 9] , waar de vriendin van verdachte, [betrokkene] , woonde.
Op camerabeelden is te zien dat op 13 oktober 2021 om 22:43 uur een Porsche Cayenne over het [adres 9] te 's-Hertogenbosch in de richting van de Hazenburgstede rijdt, waar een dag later, op 14 oktober 2021, omstreeks 08:50 uur de weggenomen Porsche wordt aangetroffen. Op 13 oktober 2021 om 22:50 uur loopt verdachte in de richting van de woning van [betrokkene] , terwijl hij op dat moment de uit de woning weggenomen jas met camouflageprint en witte bontkraag en de gestolen grote donkere tas draagt.
In de Porsche worden op de versnellingspook biologische sporen aangetroffen. Het in die sporen aangetroffen DNA kan afkomstig kan zijn van minimaal twee personen waaronder verdachte. Het is circa 19 miljoen keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Verdachte heeft ter zitting een alternatief scenario geschetst. Hij heeft verklaard dat hij zelf niet in de woning is geweest en dat hij ook niet degene was die de auto heeft weggenomen. Wel is hij betrokken geweest bij de inbraak. Hij verklaart dat hij een jongen sprak die vertelde dat er veel geld aanwezig was in de desbetreffende woning, maar dat hij zelf niet zo goed was in inbreken. Verdachte heeft toen aangeboden om hem te helpen met het verschaffen van toegang tot de woning. Hij is vervolgens met die jongen naar de woning gegaan, op de aanbouw geklommen en hij heeft daar een raam geforceerd. Verdachte droeg op dat moment handschoenen en een Louis Vuitton muts, maar die heeft hij aan die jongen uitgeleend voordat deze de woning in ging. Verdachte is toen meteen weggegaan, heeft een fiets bij de buren gestolen en is met die fiets van Rosmalen naar ’s-Hertogenbosch gefietst. In Den Bosch had hij afgesproken om zijn deel van de buit (afgesproken was ongeveer 500 euro) te innen. Verdachte was niet degene die daar in de gestolen Porsche over [adres 9] kwam aanrijden, dat was die andere jongen. Tijdens hun ontmoeting heeft hij zijn Louis Vuitton muts en handschoenen teruggekregen. Ook kreeg verdachte een parkajas, 500,00 euro én een zware zwarte tas waarin muntgeld, briefgeld, sieraden en een laptop zaten. Verdachte heeft die tas aangenomen en vervolgens meegenomen naar de woning van zijn vriendin. Hij heeft niet in de Porsche gezeten. Zijn DNA op de versnellingspook moet afkomstig zijn van de door hem aan de andere persoon uitgeleende handschoenen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig. Daarbij betrekt de rechtbank allereerst de omstandigheid dat de wijze waarop verdachte van Rosmalen naar ’s-Hertogenbosch zegt te zijn gekomen, gelet op de korte tijd tussen zijn aanwezigheid in de directe nabijheid van de plaats delict (tot 22.40 uur) en zijn aankomst bij de woning van zijn vriendin (om 22.50 uur), niet aannemelijk is. Raadpleging van de openbare bron google.maps wijst immers uit dat de route per fiets vanaf de woning van [slachtoffer 2] in Rosmalen tot de woning van de vriendin van verdachte in
s-Hertogenbosch zo’n 17 minuten duurt. Dat verdachte deze route heeft afgelegd in 10 minuten, vervolgens ook nog de buit heeft verdeeld en zijn muts, handschoenen en de gestolen jas heeft aangetrokken en daarmee vanaf de Porsche naar het [adres 9] is gelopen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. De rechtbank wijst er bovendien op dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor de betrokkenheid van een ander dan verdachte bij de woninginbraak. [slachtoffer 3] ziet slechts één man op de oprit van [slachtoffer 2] , die de muts van verdachte draagt, terwijl uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op dat moment met zijn telefoon nog masten in de omgeving van de woning aanstraalt. Deze man stapt in de Porsche, waarin later verdachtes DNA is aangetroffen.
De verklaring van verdachte zal de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde schuiven. Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de inbraak en de diefstal, gevolgd van de bedreiging van [slachtoffer 3] , heeft gepleegd en dat hij degene is geweest die rond 22.43 uur in de gestolen Porsche kwam aanrijden over het [adres 9] te ’s-Hertogenbosch. Om die reden wordt het verweer dat het aangetroffen DNA middels secundaire overdracht op de versnellingspook van de Porsche terecht moet zijn gekomen verworpen.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10.
Verdachte wordt de diefstal in vereniging verweten van een boot met buitenboordmotor en oplegger in de nacht van 20 op 21 juli 2021.
Verdachte ontkent daarbij betrokken te zijn.
De rechtbank stelt het volgende vast..
Van de diefstal van de boot zijn camerabeelden beschikbaar gesteld aan de politie. Op de beelden is te zien dat de diefstal is gepleegd met behulp van een auto, waarvan verdachte heeft bekend dat hij deze in de nacht van 1 op 2 juli 2021 heeft gestolen
(Opmerking rechtbank: dit betreft het onder feit 12 tenlastegelegde). Voorts is op de beelden te zien dat de dader een zwart trainingsjack/vest draagt, dat volgens de verbalisant die de beelden heeft beschreven overeenkomt met het vest dat één van de daders van de inbraak aan de [adres 10] te ’s-Hertogenbosch in de nacht van 20 op 21 juli 2021 droeg, welke dader door de verbalisant is herkend als verdachte.
(Opmerking rechtbank: dit betreft het onder feit 11 tenlastegelegde en, onder verwijzing naar de overwegingen hierna dienaangaande volgend, door de rechtbank bewezenverklaarde feit.)Het vest op de beelden van de diefstal van de boot komt volgens de verbalisant eveneens overeen met het trainingsjack/vest dat verdachte droeg bij zijn aanhouding op 1 november 2021.
Ook de schoenen die de verdachte droeg bij de inbraak aan de [adres 10] komen qua uiterlijke kenmerken overeen met de schoenen die verdachte droeg bij zijn aanhouding en die één van de daders bij de diefstal van de boot volgens verbalisanten droeg.
Verdachte heeft ontkend dat hij de persoon op de beelden is die betrokken is bij de diefstal van de boot met oplegger en buitenboordmotor. De auto die op de beelden te zien is, heeft hij ongeveer twee weken nadat hij hem gestolen had, verkocht aan iemand. Ten tijde van de diefstal van de boot reed hij niet meer in de auto.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte moet zijn geweest die de boot heeft weggenomen. Dat verdachte de auto die bij de diefstal gezien is, niet meer in gebruik had, acht de rechtbank ongeloofwaardig, want in strijd met de feiten. Dezelfde auto is gebruikt bij de inbraak in de loodsen aan de [adres 10] in de nacht van 20 op 21 juli 2021, waarbij verdachte wordt herkend als één van de daders en waarbij hij als bestuurder van de gestolen auto optreedt. Ook volgt uit een proces-verbaal van bevindingen dat zich in het dossier op pagina 919 bevindt dat verdachte op 25 juli 2021 nog rijdend in de auto is gezien.
De rechtbank acht, gelet op de combinatie van het gebruikte voertuig van verdachte en de kleding en schoenen die door de dader van de diefstal van de boot worden gedragen, voldoende aannemelijk geworden dat het verdachte is die te zien is op de camerabeelden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 11.
Verdachte wordt verweten het medeplegen van diefstal van goederen uit verschillende opslagruimtes die zich bevonden in een loods aan de [adres 10] te
‘s-Hertogenbosch in de nacht van 20 op 21 juli 2021.
Verdachte stelt zich van dit feit niets te herinneren en verklaart dat hij zich niet op de hem door de politie getoonde camerabeelden van de plaats van het misdrijf herkent. De raadsman stelt dat de herkenning van verdachte op camerabeelden onvoldoende bijdraagt aan het bewijs en bepleit vrijspraak.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Door aangevers zijn camerabeelden van de beveiligingscamera die in de loods aanwezig is ter beschikking gesteld aan de politie. De politie heeft deze camerabeelden uitgekeken. Op de beelden waren twee personen in de loods duidelijk waarneembaar. Ook blijkt uit de beelden dat zich in de loods een auto van het merk Opel bevindt met kenteken [kenteken 1] .
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de kentekenplaten [kenteken 1] in de nacht van 14 op 15 juli 2021 zijn gestolen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de desbetreffende Opel in de nacht van 1 op 2 juli 2021 heeft gestolen.
Van de camerabeelden is een uitvoerig verslag opgemaakt waarin de verbalisant de bewegende beelden en de handelingen van de als NN1 en NN2 aangeduide daders beschrijft. Twee verbalisanten die de “stills” (foto’s) van de camerabeelden bekijken herkennen de als NN1 aangeduide dader van de diefstal in de loods als verdachte.
De rechtbank heeft, gelet op de kwaliteit van de beelden en het feit dat verbalisanten uitgebreid beschrijven waaraan zij de verdachte herkennen, geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van verdachte door verbalisanten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 12
Verdachte wordt verweten de inbraak in een woning, waarbij onder andere autosleutels en vervolgens een auto zijn weggenomen. Verdachte heeft de diefstal van de auto bekend, maar de woninginbraak ontkend. De verdediging heeft vrijspraak bepleit gelet op het aannemelijke alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst.
De rechtbank is van oordeel dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de woning van aangever heeft ingebroken. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat de sleutelbos van aangever nog aan de buitenzijde op zijn voordeur zat, maar aangever heeft in zijn aangifte vermeld dat zijn sleutels zich in de woning bevonden. Ook heeft hij verklaard dat zijn hond, anders dan gebruikelijk, in de gang van zijn woning zat, terwijl deze hond zelf die deur niet had kunnen openmaken. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van hetgeen aangever heeft verklaard.
Op camerabeelden is bovendien te zien dat de deur van de woning van aangever een klein stukje opengaat, waarna een schim uit de woning komt. Deze schim is verdachte. Dat hij, omdat de sleutels op de deur zaten, zijn hoofd even naar binnen heeft gestoken om meerdere keren ‘Volk’ te roepen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, nu de verbalisanten omschrijven dat te zien is dat de persoon de woning van aangever uit komt. Bovendien heeft verdachte pas nadat hij geconfronteerd was met het feit dat op de beelden ook te zien is dat hij de woning verlaat, verklaard dat hij de deur wel even geopend heeft om naar binnen te roepen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de braak, nu uit het dossier onvoldoende blijkt op welke wijze verdachte de woning binnen is gekomen.
Feit 13.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte in de nacht van 1 op 2 juli 2021 een Opel heeft gestolen. Op meerdere momenten – op 21 juli 2021 en 25 juli 2021 (zie de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 12), op 8 augustus 2021 (zie de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 8 en 9), wordt verdachte in die auto, ofwel als bestuurder, ofwel als bijrijder aangetroffen, terwijl de auto op dat moment al was voorzien van de eveneens gestolen kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] . In onderling verband en samenhang met het voorgaande acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] voorhanden heeft gehad.
Feit 18.
Verdachte wordt het medeplegen van een inbraak op 5 mei 2021 in het [bedrijf 2] te
’s-Hertogenbosch, waarbij een kluis met geld is weggenomen, verweten.
Verdachte ontkent betrokkenheid bij dit feit.
De rechtbank stelt het volgende vast.
De door het hotel beschikbaar gestelde camerabeelden zijn door de politie bekeken en beschreven. Verbalisant beschrijft de dader die in het hotel de kluis loswrikt met een (oranje) breekvoorwerp. Ook beschrijft hij de opvallende broek die de dader draagt, een donkere broek met op de buitenzijde van de bovenbenen een oranje vlak met de merknaam "Malelions", en de schoenen die de dader draagt.
Op 21 juni 2021 werd de kleding van de op dat moment aangehouden verdachte in beslag genomen. Deze kleding waaronder de broek en de schoenen van de verdachte werd door de verbalisant herkend als de kleding die de dader van de inbraak in het [bedrijf 2] droeg. Verdachte wordt door deze en een andere verbalisant herkend op de camerabeelden van de diefstal.
Verdachte heeft betwist dat hij de dader is. Hij heeft verklaard dat hij weliswaar zo’n broek en zulke sneakers heeft, maar dat hij de broek altijd in combinatie met het bijpassende trainingsjack draagt en dat hij om die reden de persoon op de beelden niet kan zijn.
De rechtbank gaat aan de ontkenning van verdachte voorbij. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van verdachte aan zijn kleding, schoenen en postuur, door de verbalisant die de beelden heeft bekeken. Verdachte heeft niet betwist dat hij zowel een zelfde broek als dezelfde schoenen in zijn bezit heeft (gehad). Bovendien heeft de verbalisant ook het postuur van de verdachte betrokken in zijn herkenning. De rechtbank betrekt voor haar overtuiging dat verdachte de inbraak heeft gepleegd, de omstandigheid dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte ongeveer anderhalve week voor de inbraak in genoemd hotel is geweest en daarbij alles contant wilde afrekenen. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van contant geld in het hotel.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, met uitzondering van het tenlastegelegde medeplegen. Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een onbekend gebleven mededader. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het ‘tezamen en in vereniging’.
Overige feiten.
De rechtbank volstaat voor wat betreft de redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van de hiervoor niet besproken feiten met de opgave van de bewijsmiddelen die zijn vervat in de bijlage bij dit vonnis.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn omwille van de leesbaarheid van dit vonnis opgenomen in een bewijsbijlage. Deze bewijsbijlage maakt onderdeel uit van dit vonnis.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 1 november 2021 te 's-Hertogenbosch autosleutels en een personenauto (merk Mercedes), die aan [slachtoffer 1] of een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (te weten een woning gelegen aan [adres 2] ) heeft verschaft door middel van braak en die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de uit genoemde woning gestolen autosleutel;
2.
op 1 november 2021, te ’s-Hertogenbosch een aantal sieraden heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist, dat die sieraden -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
in de periode van 18 oktober 2021 tot en met 5 november 2021 te 's-Hertogenbosch, een verfpomp heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
op 15 oktober 2021 te 's-Hertogenbosch in/uit [brasserie] een hoeveelheid geld (circa 3000 euro) toebehorende aan " [brasserie] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door inklimming en die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
5.
op 13 oktober 2021 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch een computer en sieraden en geld en documenten en een sporttas en een parka jas en autosleutels en een personenauto (merk Porsche), toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de woning van die [slachtoffer 2] gestolen autosleutel, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door in een tas te graaien (alsof hij, verdachte, een wapen in die tas met zich droeg) en te roepen dat hij die [slachtoffer 3] anders neer zou steken en schieten;
6.
op 17 september 2021 te 's-Hertogenbosch uit een opslagbox twee latex pompen, toebehorende aan [bedrijf 1] heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8.
op 7 augustus 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, in/uit een aantal garageboxen gelegen aan de [adres 4] , [nummer] buitenboordmotoren en een kettingzaak en een lasapparaat en een gasfles en gereedschappen en brandstoftanks en olie en sloten en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 6] en een quad (merk Yamaha) toebehorende aan [slachtoffer 7] en een aantal tassen toebehorende aan [slachtoffer 8] en een motorscooter (Gilera Runner) toebehorende aan [slachtoffer 9] en een crossmotor toebehorende aan [slachtoffer 10] of aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
9.
op 7 augustus 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (in/uit een aantal garageboxen) een hoeveelheid goederen van hun gading, die aan [slachtoffer 12] of [slachtoffer 13] of [slachtoffer 14] of [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] , toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een koevoet ter hand hebben genomen en de roldeuren en sloten van de garageboxen hebben geforceerd of beschadigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.
op 22 juli 2021 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, een boot (met buitenboordmotor en oplegger), die aan [slachtoffer 17] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
11.
op 21 juli 2021 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid gereedschap toebehorende aan [slachtoffer 18] en een slot en een aanhanger en gereedschappen toebehorende aan [slachtoffer 19] en een buitenboordmotor en een benzinetank toebehorende aan [slachtoffer 20] en een draaitafel en een mengpaneel toebehorende aan [slachtoffer 21] en een buitenboordmotor en velgen toebehorende aan [slachtoffer 22] , heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel van de toegangspoort waarvan verdachte en diens mededaders niet gerechtigd waren tot gebruik;
12.
op 2 juli 2021 te 's-Hertogenbosch portemonnee's en sleutels en passen en rijbewijzen en een personenauto (merk Opel type Astra), die aan [slachtoffer 23] of aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personen-auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit genoemde woning gestolen autosleutel;
13.
in de periode van 14 juli 2021 tot en met 24 augustus 2021, in Nederland, kentekenplaten ( [kenteken 1] ), voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
16.
op 21 juni 2021 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een voertuig (Renault Clio, voorzien van het (valse) kenteken [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de wegen Meidoornstraat en Palmboomstraat en Lagelandstraat en Graafseweg en Hinthamereinde en Rijnstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt of het verkeer op die wegen werd gehinderd of kon worden gehinderd, immers is verdachte vanuit stilstand in de richting van een op de Meidoornstraat rijdende fietser gereden welke uit moest wijken teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen en is verdachte (nadat de politie een achtervolging had ingesteld) vervolgens met zeer hoge snelheid over een rotonde op/nabij de Palmboomstraat gereden waarbij het door hem bestuurde voertuig met vier wielen los van de grond kwam (en geheel niet meer te controleren was) en heeft verdachte op de Lagelandstraat op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer gereden en heeft verdachte (vervolgens) met een snelheid van circa 100 kilometer per uur over de binnen de bebouwde kom gelegen Graafseweg en Hinthamereinde gereden en (vervolgens) door een nabij de Rijnstraat gelegen park gereden;
17.
op 20 juni 2021 te Empel, gemeente 's-Hertogenbosch, in een Restaurant genaamd " [restaurant 1] " een hoeveelheid geld, toebehorende aan " [restaurant 1] " of aan [slachtoffer 25] , heeft weggenomen met het oogmerk om dat geld zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
18.
op 5 mei 2021 te 's-Hertogenbosch, in/uit het [bedrijf 2] een kluis en een hoeveelheid geld, toebehorende aan het [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die kluis en dat geld zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen kluis onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
19.
op 21 juni 2021 te 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, zulks terwijl zijn rijbewijs ingevolge artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 was ingevorderd.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf, bijkomende straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier vordert aan verdachte op te leggen (wat betreft de bewezenverklaarde misdrijven) een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek van voorarrest en (wat betreft de overtreding) een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 (acht) maanden.
De officier van justitie vordert daarnaast de teruggave aan verdachte te gelasten van het inbeslaggenomen geld (735,00 euro) en het bevel tot de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte niet op te heffen bij einduitspraak.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt in geval van oplegging van gevangenisstraf de duur van het onvoorwaardelijk deel daarvan gelijk te stellen aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf.
Ook wordt verzocht het bevel tot de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte niet op te heffen bij einduitspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal inbraken en diefstallen (of poging daartoe) uit (bedrijfs)panden en woningen en aan diefstallen van auto’s middels valse sleutels, aan (schuld)heling en aan witwassen. Ook heeft verdachte een auto bestuurd onder invloed van verdovende middelen en daarbij gevaar op de weg veroorzaakt.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee.
Bedrijfsinbraken en diefstal van goederen uit opslagloodsen leveren eveneens grote materiële en financiële schade en overlast op voor de benadeelden.
Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Heling van gestolen sieraden is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal.
Door de (schuld)heling van gestolen sieraden heeft verdachte de benadeelde van dit feit niet alleen materiële schade toegebracht. De sieraden waren van grote emotionele waarde voor de benadeelde.
Het handelen van verdachte getuigt van minachting voor andermans eigendom.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur eigenbelang, te weten het kunnen voorzien in de eigen materiële behoeftes als kleding, levensmiddelen en verdovende middelen. Hij heeft zich daarbij volstrekt niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Verdachte heeft daarnaast een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van de woningen waaruit hij goederen heeft weggenomen en een persoon die hem bij de diefstal van een auto betrapte, heeft bedreigd. De bedreiging moet een grote indruk op die persoon hebben gemaakt.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het ‘witwassen’ door van diefstal afkomstige goederen te verwerven en voorhanden te hebben. Door het witwassen van door criminele feiten verkregen goederen wordt de onderliggende criminaliteit, in dit geval diefstal, gefaciliteerd. Door bovendien van diefstal afkomstige kentekenplaten te bevestigen op een andere, van diefstal afkomstige auto, heeft hij herkenning van de gestolen auto en zijn eigen onvindbaarheid willen bewerkstelligen.
Tenslotte heeft verdachte als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg voor verkeersdeelnemers en veroorzaakt door, terwijl hij aan controle door de politie wilde ontsnappen, met hoge snelheid door de bebouwde kom van ’s-Hertogenbosch te rijden, waarbij hij een fietser heeft gehinderd en in gevaar heeft gebracht. Verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van verdovende middelen.
Het gedrag van verdachte kenmerkt zich naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid door een totaal ontbrekend respect voor de eigendommen van anderen en het recht om gevrijwaard te blijven van een inbreuk daarop. Noch uit de feiten en omstandigheden als blijkend uit het dossier, noch uit de door verdachte afgelegde verklaringen blijkt van enige remming om anderen schade te berokkenen, of besef van het kwalijke van zijn handelen. Verdachte heeft maar in een zeer beperkte mate spijt en wroeging over zijn daden getoond en is niet veel verder gegaan dan het verwijzen naar de moeilijke leefomstandigheden waarin hij verkeerde, zoals het ontbreken van eigen woonruimte, dagbesteding, werk of het gebruik van verdovende middelen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor onder meer diefstallen.
Kijkend naar de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank verder gelet op de inhoud van een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 25 januari 2023. Daaruit blijkt onder meer het volgende.
Volgens de reclassering is sprake van een langdurig delictpatroon waarin met name vermogensdelicten centraal staan. Het negatieve sociale netwerk, het op dat moment gebrek aan stabiele huisvesting, het ontbreken van een structureel inkomen en dagbesteding en zijn psychosociaal functioneren worden gezien als criminogene factoren. Het gebrek aan vastigheid in het leven (bestaande uit het ontbreken van dagbesteding/huisvesting/inkomen) werd door verdachte ervaren als uitzichtloos en werkte drempelverlagend als het gaat om delictgedrag. In eerder opgestelde rapportages werd ook het middelengebruik als delictgerelateerd gezien. Tijdens zijn preventieve hechtenis in deze zaak waren hier geen aanwijzingen voor.
Verdachte wordt sinds september 2022 begeleid in het kader van schorsingsvoorwaarden gedurende de voorlopige hechtenis. Tijdens de voorlopige hechtenis van verdachte ziet de reclassering voor het eerst een positieve ontwikkeling in de houding en motivatie voor begeleiding bij verdachte, maar gezien het feit dat zich dit nog in de beginfase bevindt schat de reclassering de kans op recidive nog hoog in.
Verdachte verblijft sindsdien binnen de maatschappelijke opvang, van waaruit wordt toegewerkt naar zelfstandig wonen, er is ingezet op schuldsanering en budgetbeheer en er is aandacht voor een structurele dagbesteding. Tot op heden wordt ook ingezet op Elektronische Monitoring, hetgeen ook een positieve invloed heeft op het dag- en nachtritme van verdachte en voor structuur.
De reclassering concludeert dat een intensief begeleidingstraject voor verdachte noodzakelijk is.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij afstand heeft genomen van zijn criminele verleden en dat hij wil toewerken naar een andere levenswijze met een baan en eigen woonruimte. Hij stelt geen verdovende middelen meer te gebruiken en baat te hebben bij de begeleiding door de Stichting Maatschappelijke Opvang en de reclassering. Hij verklaart te willen meewerken aan begeleiding door de instelling PJ Professionals, waar hij (in het kader van reclasseringstoezicht) op kennismakingsgesprek is geweest.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde straf een afgewogen en passende straf is en recht doet aan de hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
In het gegeven dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 14 en 15 tenlastegelegde feiten niet bewezen acht, ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Ook de rechtbank acht, met de officier van justitie, een deels voorwaardelijke straf niet aangewezen en ook niet in overeenstemming met de ernst en omvang van het bewezenverklaarde.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat detentie langer dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, betekent dat hij zijn woning kwijtraakt en het op te starten begeleidingstraject door PJ Professionals niet verder van de grond zal komen, ziet de rechtbank daarin – gelet op de veelheid aan en ernst van de bewezenverklaarde feiten, in combinatie met het strafblad van verdachte – geen aanleiding om tot matiging van de gevangenisstraf te komen.
Verdachte kan gelet op de duur van de op te leggen straf in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling na het ondergaan van een deel daarvan, afhankelijk van zijn gedrag in detentie en de mate waarin hij door zijn gedrag aantoont geschikt te zijn voor terugkeer in de samenleving. Bij het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling
kunnen in dat geval aan veroordeelde voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering in voornoemd rapport van 25 januari 2023. In dat geval kan worden aangesloten bij dan actuele omstandigheden van verdachte met betrekking tot onder meer werk, huisvesting en inkomen.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Het standpunt van de officier van justitie.
De vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 25] zijn voldoende onderbouwd en kunnen geheel worden toegewezen.
De vorderingen van [slachtoffer 17] , [slachtoffer 19] en [slachtoffer 22] zijn niet voldoende onderbouwd. Verzocht wordt telkens een deel van het gevorderde bedrag toe te wijzen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid, nu enige schade wel aannemelijk is. Voor het overige dienen deze benadeelde partijen in hun vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer 21] dient in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat uit de aangifte niet blijkt van de gestelde schade en de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding.
De vordering van [slachtoffer 24] kan deels worden toegewezen (tot een bedrag van 1250,00 euro). Voor het overige dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat geen sprake is van causaal verband tussen de overige schade en het bewezenverklaarde feit.
Voor zover de vorderingen worden toegewezen wordt verzocht daarbij de wettelijke rente toe te kennen en de maatregel tot schadevergoeding op te leggen.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vordering van [slachtoffer 20] .
Het standpunt van de verdediging.
Primair wordt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in de vordering omdat het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Subsidiair is zij in de vordering betreffende immateriële schade niet ontvankelijk omdat in zoverre de vordering onvoldoende is onderbouwd. De gestelde materiële schade kan worden vergoed.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 24] kan deels worden toegewezen (tot een bedrag van 1250,00 euro). Voor het overige dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat geen sprake is van causaal verband tussen de schade en het bewezenverklaarde feit.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 25] kan worden toegewezen voor wat betreft de schade aan de kast, het raam en het deurkozijn. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd en dient niet ontvankelijkheid te volgen.
Wat betreft de vorderingen van [slachtoffer 21] , [slachtoffer 17] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] en [slachtoffer 22] wordt gesteld dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en dat de benadeelden in hun vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Beoordeling.

De vordering van [slachtoffer 1] (feit 1).De vordering betreffende materiële schade is niet betwist.

Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat op dit moment bij de benadeelde [slachtoffer 1] sprake is van psychische klachten als gevolg van het bewezenverklaarde. Uit de bij de vordering overgelegde stukken blijkt dat benadeelde
in het verleden weliswaar is behandeld voor onder andere een complexe post traumatische stress stoornis (PTSS), maar dat zij de afgelopen 10 jaar nauwelijks klachten had. Luxerend is de inbraak in november 2021. De behandelaar van benadeelde bij de GGZ heeft geconcludeerd dat de inbraak in negatieve zin heeft bijgedragen aan de psychische gesteldheid van benadeelde. Door deze inbraak zijn oude trauma's getriggerd die opnieuw leiden tot herbelevingen, angst en gevoelens van onveiligheid (de PTSS late onset).
Naar het oordeel van de rechtbank kan geestelijke schade als rechtsreeks gevolg van het bewezenverklaarde worden aangenomen en kan de gevorderde immateriële schadevergoeding worden toegewezen.
De rechtbank acht de gehele vordering toewijsbaar, te weten een bedrag van 1.000,00 euro voor immateriële schade en een bedrag van 1.633,20 euro voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (1 november 2021) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (1 november 2021) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van [slachtoffer 24] (feit 14).

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden. Deze kosten worden begroot op nihil.

De vordering van [slachtoffer 25] (feit 17).

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een vergoeding voor materiële schade ten bedrage van 354,00 euro (kasgeld 65,00 euro, schade aan raamsluiting, kast en deurkozijn 289,00 euro).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (20 juni 2021) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die niet wordt toegewezen (kasgeld meer dan 65,00, gelet op de aangifte, en werkuren medewerkers 120,00 euro).
Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of zijn mededader(s) heeft (hebben) voldaan aan zijn (hun) verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader(s) heeft (hebben) voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vorderingen van [slachtoffer 17] (feit 10), [slachtoffer 22] (feit 11),
[slachtoffer 20] (feit 11), [slachtoffer 21] (feit 11)en [slachtoffer 19] (feit 11).
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vordering omdat elk van de vorderingen in onvoldoende mate is onderbouwd met gegevens over de waarde van de goederen of de daaraan door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de elk van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partijen kunnen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van verdachte
tot op heden begroot op nihil.

Overweging met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

De rechtbank stelt vast dat bij beschikking van deze rechtbank van 20 september 2022 tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is bepaald dat de schorsing duurt tot aan de datum waarop de rechtbank uitspraak doet in deze strafzaak.
De voorlopige hechtenis van verdachte herleeft van rechtswege op de dag van deze uitspraak.
De rechtbank ziet in het licht van de weergegeven strafmaatoverwegingen geen aanleiding de voorlopige hechtenis ambtshalve opnieuw te schorsen in afwachting van een eventueel hoger beroep tegen deze uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt een schorsing van de voorlopige hechtenis zich niet met de grote hoeveelheid bewezenverklaarde feiten en de langdurige vrijheidsstraf die de rechtbank daar voor zal opleggen en het belang dat de maatschappij heeft bij het voor zekere tijd gevrijwaard blijven van strafbaar, schadeveroorzakend gedrag door verdachte. Het belang van verdachte bij een adequate resocialisatie wordt naar het oordeel van de rechtbank afdoende gediend bij een vorm te geven traject in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedrag kan worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank niet blijkt dat dit geldbedrag betrekking heeft op één van de bewezenverklaarde feiten en het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 56, 57, 62, 63, 310, 311, 312, 417bis, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
5, 8, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 7, feit 14 en feit 15 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 primair en het onder de feiten 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18 en 19 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair:
de voortgezette handeling van:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
en:
diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2:
witwassen;
feit 3:
schuldheling;
feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5:
de voorgezette handeling van:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,
en:
diefstal vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl hij het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 9:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 10:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 11:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 12:
de voortgezette handeling van:
diefstal,
en:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 13: witwassen;
feit 17:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 18:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 19:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
en de overtreding:
feit 16:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 8, feit 9, feit 10, feit 11, feit 12, feit 13, feit 17, feit 18, feit 19:
een
gevangenisstrafvoor de duur van 4 (vier) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
T.a.v. feit 16:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 8 (acht) maanden.
- maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van 2.633,20 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 36 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.633,20 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.000,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
- maatregel tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 25] van een bedrag van 354,00 euro.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 7 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair).
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 2.633,20 euro,
betreffende een vergoeding van 1.633,20 euro voor materiële schade en een vergoeding van 1.000,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24] (feit 14).

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25] (feit 17).

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 345,00 euro (kasgeld, kast, raamsluiting en deurkozijn), betreffende een vergoeding voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover die niet wordt toegewezen niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] (feit 10).
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22] (feit 11).
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] (feit 11).

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20] (feit 11).

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] (feit 11).

Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.

Gelast de teruggave aan verdachte van een inbeslaggenomen geldbedrag van 735,00 euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. M. Lochs, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 28 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, District / Basisteam ’s-Hertogenbosch,