ECLI:NL:RBOBR:2023:728

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
01/037874-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en schuld in het verkeer

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 5 oktober 2021 te Vught. De verdachte, een ervaren vrachtwagenchauffeur, heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door op een rotonde rechts af te slaan terwijl een fietser zich op de fietsstrook bevond. Dit leidde tot een dodelijk ongeval waarbij de fietser overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende maatregelen heeft genomen om te controleren of er zich een verkeersdeelnemer in de dode hoek bevond. De officier van justitie had gevorderd tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.037874.22
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1967,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 januari 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Vught als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de rotonde Vijverbosweg-Esscheweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op genoemde rotonde, komende vanuit de richting van de Vijverbosweg, naar rechts af te slaan (in de richting van de Esscheweg) op het moment dat een fietser ( [slachtoffer] ) zich op de fietsstrook van die rotonde geheel of ten dele dicht voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig bevond, en/of tegen die fietser te rijden/botsen en/of over die vallende/gevallen fietser te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Vught als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de rotonde Vijverbosweg-Esscheweg, komende vanuit de richting van de Vijverbosweg, naar rechts is afgeslagen (in de richting van de Esscheweg) op het moment dat een fietser ( [slachtoffer] ) zich op de fietsstrook van die rotonde geheel of ten dele dicht voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig bevond, en/of tegen die fietser is gereden/gebotst en/of over die vallende/gevallen fietser is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als vervat in zijn op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegd, te weten schuld in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend handelen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft op gronden als vervat in zijn spreekaantekeningen bepleit dat verdachte geen schuld kan hebben aan het ongeval en derhalve dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat het feit niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
1.
De verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 8 februari 2023, voor zover – zakelijk en verkort weergegeven – inhoudende:
Ik ben bekend met de rotonde waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Ik rijd daar regelmatig en ik ken de verkeerssituatie daar. Het is een lastige rotonde, waarbij van allerlei kanten voetgangers, fietsers en auto’s kunnen komen. Ik ken het voertuig waarin ik reed en ik was mij ervan bewust dat ik in een hoog voertuig reed waardoor de kans dat je als bestuurder een fietser van rechts vanuit de cabine niet ziet, wel groot is.
Voordat ik de rotonde opreed, ben ik gestopt voor twee fietsers die over het fietspad voor mij reden. Op het moment van oprijden, heb ik mij geconcentreerd op het verkeer dat op de rotonde van links kwam. Het was op dat moment niet overdreven druk. Pas daarna heb ik mij weer geconcentreerd op het verkeer van rechts. Voordat ik afsloeg naar rechts, heb ik in mijn spiegels gekeken en keek ik naar rechts en vooruit. Ik heb op dat moment geen andere maatregelen getroffen om beter zicht te hebben op het verkeer aan de rechter(voor)zijde van mijn cabine. Ik heb de fietser toen niet meer gezien en ik heb letterlijk over hem heen gekeken. Hij bevond zich in een hoek waardoor hij uit mijn zicht was verdwenen.
2.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 23 november 2021, p. 9-46, voor zover inhoudende:
Wij stelden op dinsdag 5 oktober 2021 omstreeks 16:15 uur een onderzoek in naar de juiste toedracht van het hierna bedoelde verkeersongeval. Tijdens het onderzoek zagen wij en stelden wij het volgende vast:
Beknopte ongevalsbeschrijving
Op dinsdag 5 oktober 2021, omstreeks 15:39 uur had er op de rotonde van de Esscheweg met de Vijverbosweg een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een vrachtauto en een fietser. Uit onderzoek bleek dat fietser samen met een vriend reed over het fietspad van de Esscheweg, gaande in de richting van de rotonde. Op de rotonde staken zij de Vijverbosweg over, via het fietspad (ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats). Zijn vriend reed hierna rechtdoor. De fietser sloeg linksaf en reed over het fietspad (binnenring) in de richting van de Wolfskamerweg.
De vrachtauto reed over de Vijverbosweg en sloeg op de rotonde rechtsaf de Esscheweg in. Op het fietspad botste de vrachtauto met de voorzijde rechts tegen de linkerzijde van de fietser. De fietser werd overreden door de vrachtauto en overleed ter plaatse aan zijn verwondingen.
Wegsituatie
De Esscheweg, Vijverbosweg en de Wolfskamerweg waren voor het openbaar verkeer openstaande wegen, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde van Vught, binnen de gemeente Vught. Ter plaatse gold een maximum snelheid van 50 km/h.
De Vijverbosweg (rijrichting vrachtauto)
De Vijverbosweg bestond ter plaatse uit een rijbaan, die door middel van een onderbroken asstreep was gescheiden in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in tegengestelde richtingen. De rijbaan werd aan beide zijden begrensd door een grasstrook waarin bomen stonden, een fietspad en struiken. Kort voor de rotonde werden de rijstroken gescheiden door een verhoogde middengeleider. Kort voor de rotonde was een voetgangersoversteekplaats gesitueerd met een fietspad bestemd voor fietsers in tegengestelde richtingen (buitenring). Enkele meters verder was de rotonde gesitueerd met een fietspad (binnenring). Indien men de rotonde wil oprijden, moet men het verkeer op de rotonde voorrang verlenen. Dit werd kenbaar gemaakt door middel van verkeersbord B06, van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en haaientanden op het
wegdek.
Het fietspad van de Esscheweg (rijrichting fietser / vriend)
Uit het tactisch onderzoek bleek dat de fietser samen met een vriend over het fietspad van de Esscheweg fietste, gaande in de richting van de rotonde. Ter hoogte van de rotonde namen beiden fietsers het fietspad van de buitenring om vervolgens de Vijverbosweg over te steken.
Zicht
Het zicht voor beide bestuurders ten opzichte van elkaar werd enigszins belemmerd door een boom die in de berm stond. Het zicht vanuit de cabine van de vrachtauto naar rechts werd deels belemmerd door de rechter A-stijl en deels door de rechter buitenspiegels.
Aangetroffen sporen
Op de Esscheweg troffen wij ter hoogte van het fietspad recente krassporen aan in de betonnen klinkers (botsplaats vrachtauto met de fietser). De krassporen waren afgetekend door de rechterzijde van de fiets. Wij zagen dat de rechtertrapper van de fiets was afgebroken. Delen van de kunststof trapper en reflector troffen we aan, ter hoogte van de krassporen. Wij zagen dat de fiets zwaar beschadigd was. Wij troffen recente beschadigingen aan op de banden van de vrachtauto. Ook troffen wij menselijk weefsel aan op de betonnen klinkers van de Esscheweg en aan de onderzijde- en banden van de vrachtauto. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de vrachtauto over het slachtoffer en zijn fiets was gereden.
Inpassing voertuigen
Bij de berger werden beide voertuigen ingepast. Hieruit bleek dat de vrachtauto met de voorzijde rechts tegen de linkerzijde van de fiets(er) was gebotst.
Snelheid vrachtauto
Uit onderzoek met betrekking tot de data gegevens uit de digitale tachograaf, bleek dat de vrachtauto op dinsdag 5 oktober 2021, omstreeks 15:38-15:39 uur;
- kort voor de genoemde rotonde reed met een gemiddelde snelheid van ongeveer 45 km/h,
- zijn snelheid in ongeveer 11 seconden vertraagde naar 0 km/h,
- ongeveer 1 seconde stilstond,
- uit stilstand wegreed (accelereerde) en in 9 seconden reed met een snelheid van 20 km/h,
- hierna zijn snelheid in 7 seconden vertraagde (remde) van 20 km/h naar 0 km/h,
- stilstond en hierna niet meer verplaatst was (aantreffen vrachtauto).
Uit analyse bleek dat de bestuurder van de vrachtauto ongeveer 1 seconde stilstond ter hoogte van de oversteekplaats voor voetgangers / fietspad (buitenring) van de Vijverbosweg. Uit tactisch onderzoek bleek dat de bestuurder van de vrachtauto de fietser en zijn vriend voor liet gaan, welke over het fietspad reden (van de buitenring) en de Vijverbosweg overstaken. Hierna reed de bestuurder van de vrachtauto de rotonde op en sloeg rechtsaf de Esscheweg in. Tijdens het
afslaan, botste de vrachtauto met de rechter voorzijde tegen de fietser, welke op dat moment alléén over de het fietspad reed (binnenring) in de richting van de Wolfskamerweg.
Na de botsing bracht de bestuurder van de vrachtauto zijn voertuig tot stilstand. Uit analyse bleek dat de vrachtauto na 8,5 seconden in botsing kwam met de fietser. Dit is de tijd tussen het wegrijden en de botsing met de fietser, gezien de afgelegde afstand. Ten tijde van de botsing had de vrachtauto een snelheid van 19-20 km/h.
Spiegelvelden / zicht vrachtauto
Om te kijken of de vrachtauto voldeed aan de wettelijk gestelde eisen met betrekking tot de spiegelvelden, hebben wij de vrachtauto geplaatst op een spiegelafstelplaats, bij de [firma] te Veghel. We zagen dat de spiegels correct waren afgesteld met betrekking tot de wettelijke spiegelvelden.
Opmerking:
Het zicht vanuit de zitplaats van de bestuurder van de vrachtauto werd deels belemmerd door de rechter A-stijl, rechterbuitenspiegels en de B-stijl.
Toedracht
De fietser reed samen met een vriend over het fietspad van de Esscheweg, gaande in de richting van de rotonde. Op de rotonde staken ze de Vijverbosweg over, via het fietspad (ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats). Zijn vriend reed hierna rechtdoor. De fietser sloeg linksaf en reed over het fietspad (binnenring) in de richting van de Wolfskamerweg. De vrachtauto reed over de Vijverbosweg en sloeg op de rotonde rechtsaf de Esscheweg in. Op het fietspad botste de vrachtauto met de voorzijde rechts tegen de linkerzijde van de fietser.
Gevolgen
De bestuurder van de fiets overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. De fiets raakte zwaar beschadigd.
3.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 8 oktober 2021, p. 69, voor zover inhoudende:
Op 5 oktober 2021 was ik samen met een vriend, [slachtoffer] , beide op de fiets. Ter hoogte van de rotonde reden wij nog over het fietspad. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats aan de Vijverbosweg, op het ‘buitenstefietspad’, namen wij afscheid van elkaar. Volgens mij liet een vrachtauto ons daar nog passeren of voorgaan op de oversteekplaats. Ik vervolgde mijn weg rechtdoor over de Esscheweg en [slachtoffer] nam de afslag, links, om zo de rotonde op te rijden.
4.
Het schouwverslag aanwijzing voor een niet natuurlijke dood betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door forensisch (GGD-)arts [arts] d.d. 5 oktober 2021, voor zover – zakelijk en verkort weergegeven – inhoudende:Betrokkene is op de rotonde van de kruising Esscheweg en Wolfskamerweg in Vught door een afslaande vrachtwagen overreden. De vrachtwagen is daarbij waarschijnlijk met zijn wielen over het hoofd van de jongen gereden, waardoor de schedel volledig verbrijzeld is. Het is duidelijk dat het ernstige hoofdletsel door de aanrijding met de vrachtwagen ogenblikkelijk tot de dood heeft geleid.
Nadere bewijsoverweging.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank de volgende feitelijke toedracht van het ongeval vast:
- verdachte reed met zijn vrachtwagen over de Vijverbosweg richting de rotonde en heeft zijn voertuig één seconde tot stilstand gebracht om, voordat hij deze rotonde opreed, voorrang te verlenen aan twee fietsers, zijnde het slachtoffer ( [slachtoffer] ) en zijn vriend ( [getuige] ), die over de buitenring van het fietspad reden en op de rotonde de Vijverbosweg overstaken;
- het slachtoffer is vervolgens linksaf geslagen en reed, na het passeren van de haaientanden, op de rotonde over de binnenring van het fietspad in de richting van de Wolfskamerweg;
- verdachte is de rotonde opgereden en heeft zich aanvankelijk geconcentreerd op het van links komende verkeer waardoor hij een aantal seconden geen zicht heeft gehouden op het verkeer dat van rechts kwam;
- verdachte heeft, voordat hij met zijn vrachtwagen rechtsaf sloeg, naar voren, naar rechts en in zijn spiegels gekeken;
- verdachte heeft daarbij geen (extra) (voorzorgs)maatregelen genomen om uit te sluiten dat er zich een persoon in de dode hoek aan de rechter(voor)zijde van zijn cabine bevond;
- verdachte heeft het slachtoffer toen niet gezien;
- verdachte is in een vloeiende beweging, met zo’n 20 km/h, naar rechts afgeslagen;
- verdachte heeft daarbij het slachtoffer overreden, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Bij de vraag of sprake is van ‘schuld’ aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In dat kader overweegt de rechtbank dat de verdachte een ervaren beroepsvrachtwagenchauffeur is die ervan op de hoogte was dat zich aan de rechter(voor)zijde van de cabine van zijn vrachtwagen een zogenoemde dode hoek bevindt. Dit vraagt in het algemeen al een bijzondere oplettendheid, met name met het oog op kwetsbare andere verkeersdeelnemers.
Verdachte naderde een ‘lastige’ rotonde, waarvan hij wist dat er van verschillende kanten verkeersdeelnemers, waaronder kwetsbare verkeersdeelnemers konden komen. Die situatie vraagt om extra oplettendheid en voorzichtigheid.
Verdachte wist dat de combinatie van de boom die in de berm stond, de rechter A-stijl, B-stijl en de rechterbuitenspiegels, gezien vanuit zijn positie als bestuurder, een deel van de omgeving aan de rechterzijde aan het zicht onttrekt en was zich bewust van het gevaar dat verkeersdeelnemers daardoor aan zijn zicht onttrokken zouden kunnen zijn.
Ook wist verdachte dat er zich daadwerkelijk kwetsbare verkeersdeelnemers op of in de nabijheid van de rotonde aanwezig waren. Hij had immers het slachtoffer en diens vriend net voor het oprijden van de rotonde voor laten gaan.
Hoewel verdachte zich bij het oprijden van de rotonde ook moest vergewissen dat er van links geen verkeersdeelnemers aankwamen die hij voorrang had moeten verlenen, brachten de hiervoor genoemde bijzondere en extra eisen van oplettendheid en voorzichtigheid met zich dat verdachte zich ervan had moeten vergewissen waar beide fietsers gebleven waren.
Van belang daarbij is dat de verdachte op relatief eenvoudige wijze had kunnen controleren of er zich een verkeersdeelnemer in de dode hoek bevond, hetzij door zich in de cabine omhoog en/of opzij te bewegen en zo om de zichtbelemmerende obstakels van zijn vrachtwagen en de boom in de berm heen te kijken, al dan niet in combinatie met het volledig tot stilstand brengen van de vrachtwagen, zodat een bewegende verkeersdeelnemer in de dode hoek zichtbaar zou worden. Blijkens voormelde bewijsmiddelen heeft verdachte evenwel nagelaten dergelijke voorzorgsmaatregelen te treffen en is hij zonder snelheid te verminderen rechtsaf geslagen.
Door te handelen zoals hierboven beschreven heeft de verdachte onzorgvuldig en daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld.
Ter terechtzitting is namens verdachte aangevoerd dat het slachtoffer bij het opkomen op de (zo begrijpt de rechtbank: binnenring van de) rotonde voorrang had moeten verlenen aan verdachte omdat hij haaientanden had en verdachte daarom geen schuld kan worden verweten. De verdediging heeft – daarnaar gevraagd – niet bedoeld een eigen schuld-verweer in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek te voeren.
Hoe het verweer dan ook wel precies begrepen moet worden, de rechtbank volgt het verweer van de raadsman niet. Wat er ook zij van de voorrangsregels ingevolge artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de rechtbank heeft de voorrangssituatie te beoordelen zoals deze bestond op het moment van de aanrijding, te weten toen het slachtoffer de haaientanden reeds was gepasseerd en verdachte en het slachtoffer zich gelijktijdig op de rotonde bevonden. In deze situatie moest verdachte voorrang verlenen aan het slachtoffer omdat hij met zijn vrachtwagen afsloeg en het slachtoffer rechtdoor reed op dezelfde weg.
Ook is ter terechtzitting namens verdachte aangevoerd dat het slachtoffer geen constante snelheid heeft gehad van 12 kilometer per uur, waar de politie in de analyse wel van is uitgegaan. Voor het nemen van de bocht moet hij snelheid hebben geminderd en na de bocht moet hij weer vaart hebben gemaakt, aldus de verdediging. Het slachtoffer moet in werkelijkheid verder zijn geweest dan de fietser in de reconstructie op het vermoedelijke moment van impact. Verdachte heeft hem op dat moment niet kunnen zien omdat het zicht van verdachte op het moment van de aanrijding volledig werd ontnomen door de A-stijl waar het slachtoffer zich achter bevond.
Ook dit verweer volgt de rechtbank niet. Hoewel de rechtbank met de verdediging eens is dat niet vast staat dat het slachtoffer een constante snelheid van 12 kilometer per uur heeft gereden en het niet is uit te sluiten dat verdachte, toen hij naar rechts keek voordat hij rechtsaf wilde slaan, het slachtoffer door de zichtbeperkende omstandigheden niet kon zien, is het verwijt dat verdachte gemaakt wordt juist dat hij onvoldoende heeft gedaan om de voor hem kenbare belemmeringen op te heffen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de door de rechtbank gebezigde, hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen en hetgeen daarover is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 5 oktober 2021 te Vught als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de rotonde Vijverbosweg-Esscheweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, op genoemde rotonde, komende vanuit de richting van de Vijverbosweg, naar rechts af te slaan (in de richting van de Esscheweg) op het moment dat een fietser ( [slachtoffer] ) zich op de fietsstrook van die rotonde geheel of ten dele dicht voor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig bevond en tegen die fietser te rijden en over die vallende/gevallen fietser te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen – verzocht rekening te houden met alle omstandigheden van het geval en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. Mocht de rechtbank toch een straf passend vinden, heeft hij verzocht deze te beperken tot een geldboete van € 250,00.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is tekortgeschoten in de zorgvuldigheid die hij als ervaren vrachtwagenchauffeur in het verkeer en in het bijzonder op een onoverzichtelijke, ingewikkelde rotonde in acht had moeten nemen. Door zijn schuld is een 17-jarige jongen plotseling en op een gruwelijke manier komen te overlijden. Het gemis van [slachtoffer] is voor zijn ouders en zussen zwaar. Het gezin voelt niet meer compleet en zal ook nooit meer compleet zijn. Geen enkele straf kan en zal daaraan rechtdoen.
Verdachte leeft en zal moeten leven met het besef dat hij betrokken is geweest bij de dood van een middelbare scholier die midden in het leven stond en nog een heel leven voor zich had. Het is de rechtbank ook gebleken dat het ongeval verdachte aanzienlijk heeft geraakt en dat hij zich bewuster is geworden van de zorgvuldigheidsnormen die hij als vrachtwagenchauffeur moet naleven. Gelet daarop acht de rechtbank de kans op recidive zeer gering. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte voor het uitoefenen van zijn beroep, afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten ontwikkeld om in vergelijkbare zaken, vergelijkbare straffen op te leggen. In geval van schuld aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeluk, waarbij aan de zijde van verdachte sprake was van de lichtste mate van schuld en de verdachte niet onder invloed verkeerde van alcohol, is het uitgangspunt een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.
Gelet op al het vorenstaande, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en het oriëntatiepunt van de rechtspraak. De rechtbank zal de op te leggen taakstraf in duur beperken en de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw dat verdachte heeft meegewerkt aan een mediation traject met de nabestaanden van [slachtoffer] en het feit dat verdachte ook zelf zal moeten leven met deze gebeurtenis. De rechtbank acht bovendien de kans op recidive zeer gering en ziet geen toegevoegde waarde om na het verloop in de tijd waarbij verdachte als beroepschauffeur werkzaam is gebleven, thans een onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
T.a.v. feit 1 primair:
Een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
T.a.v. feit 1 primair:
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en mr. T.J. Roest-Crollius, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 22 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2021222113.