Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, in de zaak WR 24/001, een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, verzocht om wraking van mr. M. van 't Klooster, rechter in deze rechtbank, op basis van vermeende vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting van de voorzieningenrechter op 15 januari 2024, waar verzoekster haar bezwaren tegen de rechter uiteenzette. Verzoekster stelde dat de rechter de belangen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, de verweerder in de onderliggende zaak, onterecht had gevolgd en dat dit leidde tot een schijn van partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter haar beslissing had genomen op basis van de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting. De wrakingskamer benadrukte dat de juistheid van de rechterlijke beslissing niet ter beoordeling stond in de wrakingsprocedure, maar dat enkel de schijn van vooringenomenheid aan de orde was. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de wrakingskamer stelde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.