In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 december 2023 een verzoek tot wraking van mr. J. Woestenburg afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij een procedure tegen het UWV over de intrekking van zijn Ziektewetuitkering, stelde dat de rechter vooringenomen was. Hij voerde aan dat er stukken ontbraken in het dossier en dat de rechter niet adequaat had gereageerd op zijn verzoek om bepaalde stukken buiten beschouwing te laten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2023 heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, maar de rechter was verhinderd om aanwezig te zijn.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van concrete feiten die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingsgronden van verzoeker werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet had gehandeld in strijd met de vereisten van onpartijdigheid. De procedure rondom het vragen van toestemming voor het delen van medische informatie met de oud-werkgever werd als een standaardprocedure beschouwd, en de rechter had geen blijk gegeven van partijdigheid door niet zelf stukken op te vragen bij andere partijen.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was aangetoond. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.