ECLI:NL:RBOBR:2023:6399

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
WR 23/023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 14 september 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet ontvankelijk verklaard zag in haar verzoek. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. J.L.M. Dohmen, rechter in een aantal bestuursrechtelijke zaken. Verzoekster had haar wrakingsverzoek ingediend op 31 juli 2023, meer dan een maand na de regiezitting op 26 juni 2023, waar zij vond dat de rechter haar onder druk had gezet en niet onpartijdig was. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, waardoor verzoekster niet kon worden ontvangen in haar verzoek. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend zodra de omstandigheden die aanleiding geven tot de wraking bekend zijn. Verzoekster had niet voldoende concrete feiten en omstandigheden aangedragen om haar claim van partijdigheid te onderbouwen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/023
Beslissing van 14 september 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.L.M. Dohmen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de regiezitting van 26 juni 2023 met zaaknummers SHE 23/659, 23/680, 23/675, 23/661, 23/897;
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 31 juli 2023;
  • de aanvulling op het wrakingsverzoek van 1 augustus 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter;
  • de onderliggende dossiers.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023 is verzoekster verschenen. De rechter is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in zaaknummers SHE 23/659, 23/680, 23/675, 23/66 1, 23/897. In deze zaken heeft een regiezitting plaatsgevonden op 26 juni 2023 met verzoekster, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot, de Belastingdienst/Toeslagen en de Uitvoeringsinstantie werknemersverzekering. Verzoekster heeft meerdere zaken aanhangig bij de rechtbank (team Bestuursrecht) en het doel van de regiezitting was, volgens het proces-verbaal, het inventariseren welke zaken er precies zijn, kijken of duidelijk is waar die zaken over gaan, of ze in alle zaken de stukken die verzoekster heeft ingediend nodig zijn en wat de volgende stap is in elk van de zaken.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de aanvulling daarop, zoals nader toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de regiezitting zijn er zaken gebeurd, waardoor verzoekster geen eerlijke rechtszaak meer kan krijgen. De rechter heeft volgens haar:
  • verzoekster onder druk gezet om twee verzoeken (AVG) in te trekken;
  • aangegeven dat het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening niet tijdens de regiezitting zal worden behandeld;
  • de verwachting uitgesproken dat verzoekster geen schadevergoeding van € 8.000.000,00 zal ontvangen maar beduidend minder en de rechter heeft er op aangestuurd dat verzoekster met de diverse partijen tot een minnelijke overeenstemming zou komen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover, nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden (artikel 8:16 lid 1 Awb).
3.2.
In het wrakingsverzoek en in de schriftelijke aanvulling daarop heeft verzoekster de gehele Nederlandse bestuursrechtspraak gewraakt. Uit artikel 8:15 Awb volgt echter dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten en omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Dit betekent dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter. Het verzoek om de gehele Nederlandse bestuursrechtspraak te wraken is dus geen wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoekster is daarom niet-ontvankelijk in dit verzoek.
3.3.
Uit de schriftelijke stukken werd niet zonder meer duidelijk welk verwijt de behandelend rechter werd gemaakt. Verzoekster heeft vervolgens de gelegenheid gekregen haar wrakingsverzoek mondeling ter zitting toe te lichten. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de grondslag voor de wraking ziet op het handelen van de rechter tijdens de regiezitting. Het wrakingsverzoek moet echter worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure namelijk direct geschorst, om zo te voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook wordt daarmee beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekster aangevoerde feiten omstandigheden zijn aan haar bekend geworden op de regiezitting van 26 juni 2023. Het wrakingsverzoek is pas gedaan op 31 juli 2023. Voor het tijdsverloop van ruim een maand is door verzoekster geen verklaring gegeven. Het verzoek is dus te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
3.4.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat er niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Verzoekster heeft haar wrakingsgrond dat zij onder druk is gezet om de verzoeken over de AVG in te trekken niet met voldoende concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Zo heeft verzoekster niet uitgelegd wat de behandelend rechter heeft gezegd of gedaan en waaruit de druk zou bestaan. Die uitleg is wel nodig, omdat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling niet blijkt van het onder druk zetten van verzoekster. In het proces-verbaal is verder te lezen dat de opmerking van de rechter over de hoogte van het verzoek om schadevergoeding van € 8.000.000,00 niet aan verzoekster is gericht, maar aan de op de zitting aanwezige vertegenwoordigers van de bestuursorganen. Bovendien kan een mondelinge behandeling juist worden gebruikt om te kijken of partijen onderling tot een schikking kunnen komen. Dat een verzoek van verzoekster voor een voorlopige voorziening niet tijdens de regiezitting is behandeld, levert ook geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid op, omdat deze zitting geen betrekking had op die zaak/dat zaaknummer. Daar komt bij dat verzoekster volgens het proces-verbaal aan het einde van de regiezitting aangeeft dat zij heel blij is dat er geluisterd is en gekeken naar het probleem en dat ze heel blij is met hoe de rechter het heeft aangepakt. Dat is niet te rijmen met de bezwaren die verzoekster ruim een maand na de regiezitting heeft aangevoerd.

4.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.T.C. Wijsman, voorzitter, mr. E. Boersma en mr. F. Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 14 september 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.