ECLI:NL:RBOBR:2023:6396
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond wrakingsverzoek in civiele procedure met misbruik van wrakingsinstrument
Op 11 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, in zijn hoedanigheid als bestuurder van een B.V. Het verzoek was gericht tegen mr. V.G.T. van Emstede, rechter in de betreffende zaak. De verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en dat hij vreesde dat het faillissement van zijn onderneming zou worden uitgesproken, wat niet in het belang van de onderneming of de wederpartij zou zijn. De rechter heeft echter in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat het wrakingsverzoek onvoldoende was onderbouwd.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, en voor een succesvol wrakingsverzoek zijn bijzondere omstandigheden nodig die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker zijn stellingen niet voldoende had onderbouwd en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. Daarom werd het verzoek aanstonds ongegrond verklaard.
Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker eerder al een wrakingsverzoek had ingediend, dat op 28 juli 2023 ongegrond was verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De kamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.