ECLI:NL:RBOBR:2023:6395

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
WR 23/021
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 28 juli 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van mr. V.G.T. van Emstede, rechter in een civiele procedure, ongegrond verklaard. Het verzoeker, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam] B.V., stelde dat hij het idee had dat de rechter al een beslissing had genomen in de zaak met rekestnummer C/01/394675 / FT RK 23/351, en dat hij geen kans had gekregen om zichzelf te verdedigen. Verzoeker vond de rechter partijdig en onderbouwde zijn verzoek onvoldoende.

De wrakingskamer oordeelde dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. Verzoeker had geen concrete omstandigheden aangevoerd die deze vrees rechtvaardigden.

De wrakingskamer verklaarde het verzoek aanstonds ongegrond, omdat de stellingen van verzoeker niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/021
Beslissing van 28 juli 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
van
[verzoeker] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. V.G.T. van Emstede,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 25 juli 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 27 juli 2023.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met rekestnummer C/01/394675 / FT RK 23/351 van [naam] B.V. en [naam] tegen [naam] B.V.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft aangegeven dat hij het idee heeft dat de beslissing in voornoemde zaak al is genomen, hij geen kans heeft gekregen om zichzelf te verdedigen en het heel erg partijdig vindt.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter heeft aangevoerd dat verzoeker zijn wrakingsverzoek onvoldoende heeft onderbouwd.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 36 Rv kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit artikel 37 Rv volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek niet is gemotiveerd. Dit volgt uit artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker zijn wrakingsverzoek onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit de enkele, niet nader onderbouwde stellingen dat verzoeker het idee heeft dat de rechter al een beslissing heeft genomen, verzoeker de kans niet heeft gekregen om zich te verdedigen en het heel erg partijdig is, blijkt niet dat de rechter vooringenomen is. Evenmin kan hieruit de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bij de rechter worden afgeleid. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom aanstonds ongegrond verklaren. Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking aanstonds ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. N. Flikkenschild en mr. F. Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.L. van Huijkelom en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.