Op 4 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekster, die twijfels had over de onafhankelijkheid van de rechter, mr. H.T.J.F. Verhappen, omdat deze eerder een zaak tussen dezelfde partijen had behandeld. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. In dit geval was het enkele feit dat de rechter eerder een zaak tussen dezelfde partijen had behandeld onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan. De wrakingskamer concludeerde dat er geen grond was voor wraking en wees het verzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.