ECLI:NL:RBOBR:2023:6387

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
96.121308.21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens niet ontvangen vertaling van processtukken in strafzaak

In de zaak voor de Rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, heeft de politierechter op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het rijden onder invloed van cannabis. De verdachte was niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. D.A. Souisa. De officier van justitie, mr. G.L.F. de Groot, eiste een geldboete van €800,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De raadsman voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was gesteld van zijn recht op tegenonderzoek, omdat hij geen vertaling had ontvangen van de brief met de uitslag van het bloedonderzoek. De politierechter oordeelde dat het niet verzenden van een vertaling van deze essentiële processtukken in strijd was met de strikte waarborgen zoals vastgelegd in de Richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures. Aangezien niet was gebleken dat de verdachte de vertaling had ontvangen en hij het Nederlands niet verstond, concludeerde de politierechter dat er geen sprake was van een 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8, lid 5 van de Wegenverkeerswet. Hierdoor sprak de politierechter de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 96.121308.21
Datum uitspraak: 21 december 2023
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank, locatie ’s-Hertogenbosch op 21 december 2023.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. T. Kraniotis, politierechter,
E.A.D. Wagemakers, griffier.
Als officier van justitie fungeert mr. G.L.F. de Groot.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende aan de [adres], [woonplaats],
is niet verschenen.
Als raadsman is ter terechtzitting verschenen mr. D.A. Souisa, advocaat te Breda, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. De politierechter stemt daarmee in.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
Voor zover op deze terechtzitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De politierechter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
1. een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, Basisteam Meierij, met proces-verbaalnummer 2021066345, afgesloten op 19 april 2021, aantal doorgenummerde bladzijden: 26.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
2. een uittreksel uit het documentatieregister van 16 augustus 2023 betreffende verdachte.
De raadsman deelt mede:
Ik ben gemachtigd, ik heb mijn cliënt vanmorgen met behulp van een tolk telefonisch gesproken. Hij woont weer in Polen. Hij is daar fietsenhandelaar, hij heeft kleine kinderen en heeft het financieel niet breed. Hij richt zich vooral op zijn gezin.
Hij heeft het liefst een voorwaardelijke gevangenisstraf en hij kan hooguit € 50,- in de maand missen.
De officier van justitie voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan de politierechter over (kopie van de vordering is in het digitale dossier gevoegd).
De officier van justitie:
Ik acht het feit wettig en overtuigend bewijsbaar. Het is een oud feit en een taakstraf is niet uitvoerbaar.
Ik eis een geldboete van € 800,-, subsidiair 16 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar.
Aan de raadsman wordt de gelegenheid gegeven te reageren op hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd.
De raadsman voert aan:
Ik vraag me af of er een vertaling gestuurd. Dat staat namelijk wel in de brief die hij heeft ontvangen, maar mijn cliënt heeft de brief nooit ontvangen.
Er staat in de brief dat hij zo spoedig mogelijk een vertaling ontvangt, maar is dat gebeurd en binnen welke termijn?
Als we dat niet kunnen vaststellen, dan is er aan een strenge eis van strikte waarborgen niet voldaan en dient er vrijspraak te volgen.
Indien er toch spoedig een vertaling is verzonden, dan verzoek ik u rekening te houden met het tijdsverloop van de zaak, met het feit dat mijn cliënt inmiddels een ander leven heeft en veel kosten aan het gezin heeft.
Een voorwaardelijk rijontzegging is passend, maar ik vind de geëiste geldboete te hoog. Tevens verzoek ik u om een eventuele geldboete in termijnen van € 50,- op te leggen.
Aan de officier van justitie wordt de gelegenheid gegeven te reageren op hetgeen door de verdediging is aangevoerd.
De officier van justitie voert aan:
Ik kan niet achterhalen of er een vertaling is gestuurd, maar dat is ook geen strikte waarborg. Het is slechts een extra service. Het recht op tegenonderzoek is aan verdachte medegedeeld bij zijn verhoor op het politiebureau. Het niet sturen van een vertaling leidt niet tot vrijspraak.
De raadsman voert aan:
Ik persisteer.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten om namens verdachte het laatst te spreken.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 september 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2021 te Veghel, gemeente Meierijstad een voertuig, te weten een bedrijfsauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,9 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

De raadsman stelt dat er niet voldaan is aan een strike waarborg nu niet is gebleken dat verdachte een vertaling heeft ontvangen waarin hij is gewezen op zijn recht van tegenonderzoek.
De politierechter overweegt als volgt.
De Hoge Raad merkt het voorschrift dat de verdachte in kennis wordt gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek aan als strikte waarborg.
In artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (
PbEU2010, L 280/5) is bepaald dat ‘[d]e lidstaten [ervoor] zorgen (…) dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet verstaat, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling ontvangt van alle processtukken die essentieel zijn om te garanderen dat hij zijn recht van verdediging kan uitoefenen en om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen’.
In het derde lid van genoemd artikel is bepaald dat ‘[d]e bevoegde autoriteiten (…) per geval [besluiten] of andere [dan de in het tweede lid genoemde] processtukken [te weten beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen] essentieel zijn’.
Nu in het Nederlandse stelsel het voorschrift dat de verdachte in kennis wordt gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek als strikte waarborg geldt, is de politierechter van oordeel dat het om een essentieel processtuk gaat als bedoeld in de richtlijn. De politierechter trekt de huidige lijn van de Hoge Raad daarom door naar de vertaling van de brief met de uitslag van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek en ziet ook het toezenden van zo’n vertaling als strikte waarborg. Nu niet is gebleken dat een vertaling van die brief aan de verdachte is verzonden en onbetwist is dat de verdachte het Nederlands niet verstaat, is niet voldaan aan deze strikte waarborg, zodat geen sprake is van een ‘onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet en vrijspraak dient te volgen.

DE UITSPRAAK

De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.