ECLI:NL:RBOBR:2023:6341

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C-01-394237 - KG ZA 23-301
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting omgangsregeling tussen vader en minderjarig kind met ondersteuning van BOR-Humanitas

In deze zaak heeft de man, de eiser, een kort geding aangespannen tegen de vrouw, de gedaagde, met als doel de hervatting van de omgangsregeling met hun minderjarige kind. De man heeft op 30 juni 2023 de inleidende dagvaarding uitgebracht, waarna verschillende zittingen hebben plaatsgevonden. De vrouw heeft zich in eerste instantie laten bijstaan door een advocaat, maar deze trok zich terug. De mondelinge behandeling vond uiteindelijk plaats op 15 november 2023, waarbij de vrouw zonder advocaat verscheen. De voorzieningenrechter heeft de vrouw erop gewezen dat zij geen eis in reconventie kan instellen zonder advocaat.

De partijen hebben een affectieve relatie gehad en uit deze relatie is in 2018 een kind geboren. De omgang tussen de man en het kind is sinds mei 2021 gestopt, waarna de man de vrouw in kort geding heeft gedagvaard. In een eerdere procedure is een omgangsregeling getroffen, maar de vrouw heeft haar medewerking aan deze regeling stopgezet. De man vordert nu dat de vrouw wordt veroordeeld tot medewerking aan de omgangsregeling, met een dwangsom voor elke keer dat zij in gebreke blijft.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw geen gegronde reden heeft om haar medewerking aan de omgangsregeling te weigeren. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de omgang schadelijk is voor het kind. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man toe en legt een dwangsom op aan de vrouw voor het geval zij niet voldoet aan de hoofdveroordeling. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

ECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/394237 / KG ZA 23-301
Vonnis in kort geding van 30 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaten: mr. S.O. Zengin en mr. H. Yuce te Den Haag
tegen
[gedaagde],
wonende te ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
De man heeft op 30 juni 2023 de inleidende dagvaarding met 10 producties uitgebracht.
1.2.
De mondelinge behandeling zou aanvankelijk plaatsvinden op 1 september 2023.
1.3.
Namens de vrouw had zich mr. R. Aboukir uit Eindhoven als advocaat gesteld. Door mr. Aboukir is op 31 augustus 2023 een conclusie van antwoord met aankondiging van een eis in reconventie en 4 producties ingediend.
1.4.
De mondelinge behandeling op 1 september 2023 heeft geen doorgang gevonden in verband met ziekte van de behandelend voorzieningenrechter.
1.5.
Vervolgens is een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling bepaald op 13 oktober 2023.
1.6.
Nadat mr. Zengin had aangegeven dat zij op die datum verhinderd was, zijn bij de advocaten van partijen nieuwe verhinderdata opgevraagd.
1.7.
Bij e-mail van 11 oktober 2023 heeft mr. Aboukir aan de rechtbank bericht dat hij niet meer optreedt als advocaat voor de vrouw.
1.8.
Vervolgens is een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling bepaald op 8 november 2023.
1.9.
De rechtbank heeft die nieuwe datum bij brief van 12 oktober 2023 aan mr. Zengin en mr. Aboukir gecommuniceerd.
1.10.
De vrouw is niet verschenen bij de mondelinge behandeling op 8 november 2023. De man en zijn advocaten zijn wel verschenen.
1.11.
Omdat de brief van 12 oktober 2023 met daarin de datum voor de mondelinge behandeling door de rechtbank abusievelijk was gestuurd naar mr. Aboukir die de dag daarvoor had bericht niet meer voor de vrouw op te treden, heeft de voorzieningenrechter geen verstek verleend tegen de vrouw maar is een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 15 november 2023.
1.12.
Op 15 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De man is verschenen door middel van een videobelverbinding (MS Teams). Zijn advocaten zijn fysiek verschenen. Ook de vrouw is fysiek verschenen, zonder advocaat.
1.13.
De voorzieningenrechter heeft de vrouw er op gewezen dat zij de door mr. Aboukir destijds aangekondigde eis in reconventie niet kan instellen omdat zij niet langer wordt bijgestaan door een advocaat.
1.14.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit de relatie is op [geboortedatum] 2018 het thans nog minderjarige kind [kind] (hierna te noemen: [kind] ) geboren. oeH
2.3.
De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over [kind] .
2.4.
De relatie van partijen is in 2019 geëindigd.
2.5.
Partijen hebben destijds geen omgangsregeling voor [kind] opgesteld.
2.6.
De man heeft aanvankelijk wel regelmatig omgang gehad met [kind] . De frequentie daarvan is in de loop der tijd geleidelijk afgenomen.
2.7.
Vanaf mei 2021 is de omgang tussen de man en [kind] helemaal gestopt.
2.8.
De man heeft naar aanleiding daarvan de vrouw in kort geding gedagvaard .
2.9.
Partijen hebben in het kader van dat kort geding een minnelijke regeling getroffen die is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van 2 juni 2022. De regeling luidt als volgt:
1.
Partijen zullen zich binnen een week na heden aanmelden bij Bor/Humanitas te Eindhoven met het verzoek om de te hervatten omgangsregeling tussen vader en [kind] te begeleiden. Het is de bedoeling dat vader omgang zal hebben met [kind] op een nog nader te bepalen plaats in [plaats] op 1 woensdagmiddag per maand vanaf 13.30 waarbij de volgende opbouwregeling zal gelden:

Op de 1e woensdagmiddag 1 uur;

Op de tweede woensdagmiddag 2 uur;

Vanaf de derde woensdag en alle woensdagen daarna 3 uur;
2.
Deze regeling zal aanvangen op de 1e woensdag waarop Bor/Humanitas in staat is om de gevraagde begeleiding aan te bieden. Indien Bor/Humanitas wel begeleiding kan aanbieden maar niet op de gevraagde dagen en tijdstippen zullen partijen daarover aangepaste afspraken maken uitgaande van 1 omgangsmoment per maand gedurende de hierboven genoemde uren;
3.
Met ingang van de 1e maandag nadat de omgangsregeling van start is gegaan zal vader iedere maandag om 16.00 uur via whatsapp videobelcontact hebben met [kind] . Dit whatsapp beeldbelcontact zal plaatsvinden via de telefoons van vader en moeder; moeder zal daartoe vader bellen;
4.
De begeleiding door Bor/Humanitas zal worden voortgezet zolang dit – mede op advies van Bor/Humanitas - wenselijk wordt geacht;
5.
Moeder zal vader met ingang van week 29 om de week op maandagavond per e-mail informeren over alle relevante gebeurtenissen en ontwikkelingen in het leven van [kind] . Moeder zal tegelijkertijd telkens een foto of filmpje met [kind] meesturen. Partijen spreken af dat dit materiaal niet via social media zal worden gedeeld;
6.
Partijen spreken af om deze regeling 6 maanden na hervatting van de omgang tussen vader en [kind] te evalueren, bij voorkeur onder leiding van een medewerker van Bor/Humanitas. Partijen zullen dan bezien of de regeling aangepast of uitgebreid dient te worden;
7.
De vorderingen in kort geding worden ingetrokken met compensatie van kosten.
2.10.
Onder begeleiding van BOR-Humanitas is vervolgens de omgang tussen de man en [kind] opgestart.
2.11.
Ten minste één omgangsmoment heeft geen doorgang gevonden omdat de man zich op het laatste moment ziek heeft gemeld. Ook is de man een keer 40 minuten te laat verschenen bij één van de omgangsmomenten.
2.12.
Op 18 april 2023 heeft BOR-Humanitas aan partijen laten weten dat zij bereid is de ondersteuning nog een half jaar voort te zetten met inachtneming van de volgende kaders:

Ouders houden zich, behoudens overmacht, aan de hierboven genoemde afspraken en richtlijnen van de rechter. Ze komen de afspraken na en doen dit op tijd. Behoudens overmacht laten ze tijdig weten of er wijzigingen of onmogelijkheden zijn.

De komende zes maanden bouwen we op naar onbegeleide omgang van 3 uur op woensdag, eenmaal per maand.

Na zes maanden bespreken we wederzijdse wensen en mogelijkheden met betrekking tot de omgang.

We hebben elke 2 maanden (video}overleg over de voortgang, waarin we de voortgang bespreken.

Als er knelpunten of problemen zijn, dan worden deze besproken en wordt er gekeken naar mogelijke oplossingen.

Bij de evaluatie wordt ook gekeken naar de mogelijkheden voor verdere uitbreiding van de omgangsregeling.

Concreet voor nu wat betreft de omgang: voortzetting van de basisafspraak, met omgang op de laatste of eerste woensdag van de maand van 13:00u tot 17:00u.

Mijn voorstel voor nu 2 keer omgang; 26 april en 31 mei. Daarna evalueren op 7 juni om 10:00u (online), de voortgang en een mogelijke volgende stap.

Videobellen en info verschaffen, weer na de eerste fysieke omgang, dus vanaf maandag 1 mei.
Tot slot: Ik hoop dat jullie kunnen instemmen met dit voorstel en dat we samen kunnen werken aan een goede omgangsregeling voor [kind] . Ik wil jullie er nogmaals op wijzen dat het belangrijk is om de afspraken na te komen en met respect met elkaar om te gaan. Dit is niet alleen in het belang van jullie kind, maar ook voor jullie eigen relatie als ouders. Mochten jullie vragen of opmerkingen hebben, dan hoor ik het graag.
2.13.
Bij e-mail van 25 mei 2023 heeft BOR-Humanitas aan de man bericht dat de vrouw heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in het verdere verloop van de door BOR-Humanitas begeleide omgang en dat de begeleiding daarom wordt beëindigd. BOR-Humanitas geeft aan dat als er in de toekomst toch behoefte is aan haar inzet, partijen contact kunnen opnemen.
2.14.
Partijen hebben vervolgens met elkaar contact gehad via WhatsApp maar zijn er niet in geslaagd om afspraken te maken over de omgang.
2.15.
De man heeft sinds mei 2023 geen omgang meer gehad met [kind] . Ook is er sindsdien geen videobelcontact meer geweest. De vrouw heeft de man ook geen updates meer gestuurd over [kind] .
2.16.
De man heeft inmiddels een bodemprocedure aanhangig gemaakt tot het vaststellen van een omgangsregeling.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert - samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen tot onmiddellijke nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 2 juni 2022;
II. de vrouw te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 voor elke keer dat zij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft in de nakoming van het onder I. gevorderde;
III. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Partijen zijn een omgangsregeling overeengekomen die is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van 2 juni 2022. De vrouw dient die regeling na te komen. Zij heeft echter zonder geldige reden haar medewerking aan de omgangsregeling stopgezet.
Het is in het belang van de man en [kind] dat de omgang zo spoedig mogelijk wordt hervat.
3.3.
De vrouw voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
De vrouw betwist dat zij de afspraken in het proces-verbaal niet nakomt. Zij heeft altijd meegewerkt aan de omgang. Conform de afspraken heeft na zes maanden een evaluatie plaatsgevonden. Dat heeft niet geleid tot nieuwe afspraken over omgang.
De man is zelf de afspraken niet nagekomen. Hij heeft drie van de zes omgangsafspraken op het laatste moment afgezegd en is op een andere afspraak 40 minuten te laat verschenen.
De man heeft [kind] daarmee erg teleurgesteld. [kind] is daar erg van overstuur en vertoont gedragsproblemen waarvoor hij in therapie is. [kind] geeft ook zelf aan dat hij geen omgang wil met de man.
Hervatting van de omgang is daarom nu niet in het belang van [kind] .
Voor zover de vordering van de man al zou worden toegewezen dan is het opleggen van een dwangsom aan de vrouw niet gerechtvaardigd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de man ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Het spoedeisend belang aan de zijde van de man is evident. De man stelt dat de vrouw in strijd met de gemaakte afspraken niet meewerkt aan omgang tussen de man en [kind] . De man heeft [kind] inmiddels al een half jaar niet gezien. Van de man kan dan niet worden gevergd dat hij de uitkomst van de -inmiddels opgestarte - bodemprocedure afwacht.
4.3.
Uitgangspunt in dit kort geding is dat [kind] recht heeft op omgang met de man. De vrouw heeft ter zitting ook verklaard dat zij begrijpt dat er omgang moet komen tussen de man en [kind] . Er heeft na het eindigen van de relatie van partijen aanvankelijk ook enige tijd omgang plaatsgevonden. Die omgang is op enig moment getopt. Partijen hebben in het kader van een eerdere kort-gedingprocedure in juli 2022 afspraken gemaakt om de omgang onder begeleiding van BOR-Humanitas te hervatten. Die afspraken zijn destijds door de voorzieningenrechter vastgelegd in een proces-verbaal. Vast staat dat de omgangsregeling ook daadwerkelijk is hervat onder begeleiding van BOR-Humanitas. Eén van de afspraken die partijen hebben gemaakt is dat de omgang na zes maanden door partijen zou worden geëvalueerd bij voorkeur onder begeleiding van een medewerker van BOR-Humanitas. Uit de door de man als productie 5 overgelegde e-mail van 18 april 2023 blijkt dat de begeleider van BOR-Humanitas na afloop van de zesmaandentermijn heeft aangegeven de ondersteuning te willen voortzetten voor nog eens zes maanden, waarbij wordt opgebouwd naar een onbegeleide omgang van drie uur per maand. In de e-mail wordt ook aangegeven binnen welke kaders dat zou moeten gebeuren. De vrouw heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in de begeleide omgang zo volgt uit de als productie 6 door de man overgelegde e-mail van de begeleider van BOR-Humanitas van 25 mei 2023.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw geen gegronde reden naar voren gebracht om haar medewerking aan verdere begeleiding van de omgang te weigeren. De vrouw stelt dat de omgang een schadelijke invloed heeft op [kind] omdat de man structureel de gemaakte afspraken niet zou nakomen en [kind] daarmee telkens ernstig teleur zou stellen. De vrouw heeft dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zij stelt dat de man drie van de zes omgangsafspraken op het laatste moment heeft afgezegd en dat hij op een andere afspraak 40 minuten te laat is verschenen. De man erkent dat hij een keer te laat is geweest. Dat zou te maken hebben met bijzondere omstandigheden. Daarnaast stelt de man dat hij slechts één afspraak heeft afgezegd omdat hij op dat moment ziek was. De vrouw heeft haar stelling dat de man daarnaast nog twee andere afspraken heeft afgezegd verder niet onderbouwd. De vrouw heeft ook haar stelling dat de teleurstelling over het afzeggen van omgangsmomenten gedragsproblemen bij [kind] veroorzaakt niet onderbouwd. De vrouw heeft enkel een doorverwijzing van de huisarts overgelegd voor hulp/therapie in verband met gedragsproblematiek. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat [kind] inmiddels speltherapie krijgt. Dat de gedragsproblemen worden veroorzaakt door het niet doorgaan van de omgang met de man blijkt nergens uit. Concrete aanwijzingen daarvoor ontbreken.
De vrouw stelt daarnaast dat [kind] zelf geen omgang met de man zou willen. Nog daargelaten dat de vrouw ook die stelling verder niet heeft onderbouwd geldt dat het niet aan [kind] is om te bepalen of hij omgang heeft met de man. [kind] is pas vijf jaar oud. Het is aan de vrouw om ervoor te zorgen dat [kind] omgang heeft met de man. Zeker nu de frequentie van de omgang zeer beperkt is: slechts eenmaal per maand gedurende een korte tijd.
4.5.
Slotsom is dat de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de uitvoering van de omgangsregeling met ondersteuning door BOR-Humanitas zoals voorgesteld door de begeleider van BOR-Humanitas in de eerdergenoemde e-mail van 18 april 2023 kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet voldoende aanleiding om daar een dwangsom aan te verbinden zoals vermeld in de beslissing.
4.6.
Omdat partijen een affectieve relatie hebben gehad zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van hen de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw om medewerking te verlenen aan voortzetting van de omgangsregeling tussen de man en [kind] met ondersteuning door BOR-Humanitas binnen de kaders zoals vermeld in de door de man als productie 5 overgelegde e-mail van BOR-Humanitas van 18 april 2023.
5.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.