In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 december 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk geacht omdat [minderjarige] opgroeit in een structureel onveilige opvoedsituatie, gekenmerkt door escalaties tussen de ouders en een onveilige omgeving. De ouders zijn sinds juli 2023 uit elkaar en de moeder heeft sindsdien elders gewoond, terwijl [minderjarige] aanvankelijk bij de vader verbleef. Na een periode in een pleeggezin, woont [minderjarige] sinds 3 november 2023 weer bij de moeder.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2023 heeft de kinderrechter de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] besproken. De ouders hebben aangegeven dat ze beter met elkaar willen communiceren, maar de kinderrechter heeft twijfels over de effectiviteit van vrijwillige hulpverlening, gezien eerdere ervaringen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat er een regievoerder nodig is om de situatie te stabiliseren. De ondertoezichtstelling is daarom voor twaalf maanden opgelegd, met de verwachting dat dit voldoende tijd biedt om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter heeft [minderjarige] in een aparte brief uitgelegd wat de ondertoezichtstelling inhoudt en waarom deze noodzakelijk is. De beschikking is mondeling uitgesproken en op schrift gesteld op 29 december 2023.