ECLI:NL:RBOBR:2023:6103

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
9471546 21-5951
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies en schadevergoeding voor verbouwing chalet op vakantiepark

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Oostappen Vakantiepark Elfenmeer B.V. over de vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie. [eiser] had een bindend advies aangevochten dat zijn vordering tot schadevergoeding wegens verbouwingen aan zijn chalet op het vakantiepark had afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het bindend advies vernietigd moest worden omdat het niet voldeed aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. De Geschillencommissie had niet adequaat ingegaan op de informatieplicht van Oostappen en de gevolgen van de beëindiging van de erfpachtovereenkomst. De kantonrechter stelde vast dat Oostappen de op haar rustende informatieplicht had geschonden door [eiser] niet tijdig te informeren over het einde van de erfpacht, wat leidde tot schade voor [eiser] door investeringen die hij had gedaan. De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld om facturen en betalingsbewijzen in te brengen ter onderbouwing van zijn schadeclaim, en heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het kader van informatieplicht en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 9471546
Rolnummer : 21-5951
Uitspraak : 9 maart 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: N.M. Benschop (ARAG),
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oostappen Vakantiepark Elfenmeer B.V.,
gevestigd te Asten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.A.S. de Jong.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Oostappen’.
Samenvatting van de beslissing.
De kantonrechter beslist dat het aangevochten bindend advies van de Geschillencommissie voor vernietiging in aanmerking komt omdat de beslissing daarin niet past bij het voorafgaande bindend advies tussen partijen en niet op alle klachtpunten is ingegaan. Verder wordt ten onrechte een verschil met andere vergelijkbare gevallen als beslissend aangemerkt. Er moet van uitgegaan worden dat na het bericht van de gemeente dat de erfpacht niet verlengd zou worden in 2015 een mededelingsplicht bestond voor Oostappen. Door daaraan niet te hebben voldaan kan schade zijn ontstaan als [eiser] in die periode investeringen heeft gedaan die normaal onderhoud te boven gaan. [eiser] mag facturen en betalingsbewijzen inbrengen.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het vonnis van 16 december 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling op 26 september 2022 en
  • het bericht van ieder van partijen dat niet alsnog een minnelijke regeling tot stand is gekomen.
1.2.
Daarna is een datum voor de uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is in juli 2014 huurder geworden van een vaste jaarplaats met daarop een niet-verplaatsbaar chalet gelegen op Vakantiepark Elfenmeer (verder: het vakantiepark). Op de huurovereenkomst zijn de Recron-voorwaarden voor vaste jaarplaatsen van toepassing.
2.2.
Oostappen is toenmalig eigenaar en toenmalig exploitant van het vakantiepark.
Het vakantiepark bestond oorspronkelijk uit door de gemeente Roerdalen in erfpacht uitgegeven grond (ongeveer 27 hectare) en circa 9 hectare grond welke Oostappen in volle eigendom toebehoren. Alle gemeenschappelijke voorzieningen bevinden zich op de erfpachtgronden.
2.3.
Bij brief van 21 november 2018 heeft Oostappen aan [eiser] meegedeeld de huurovereenkomst op te zeggen tegen 31 december 2019 in verband met het feit dat de erfpachtovereenkomst tussen de gemeente Roerdalen en Oostappen per 9 juli 2015 geëindigd was en Oostappen haar activiteiten ter plaatse zou staken.
2.4.
Bij brief van 12 september 2019 heeft [eiser] de opzegging betwist omdat Oostappen niet bevoegd was de huurovereenkomst op te zeggen nu de erfpacht per
9 juli 2015 beëindigd was.
2.5.
Bij brief van 26 mei 2020 heeft de gemeente Roerdalen de overeenkomst met [eiser] opgezegd tegen uiterlijk 31 december 2020.
2.6.
[eiser] heeft ook aan deze opzegging geen gehoor gegeven. Hij heeft zijn huurovereenkomst voortgezet met de gemeente Roerdalen en is gebruik blijven maken van de vaste jaarplaats. Daarop is de gemeente Roerdalen een procedure tegen [eiser] gestart die uiteindelijk heeft geleid tot het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg van 15 december 2020 waarin is geoordeeld dat de huurovereenkomst door opzegging zijdens de gemeente Roerdalen is geëindigd per 1 januari 2021. [eiser] heeft vervolgens zijn chalet en toebehoren verwijderd.
2.7.
Omdat [eiser] het niet eens was met de handelwijze van Oostappen heeft hij een klacht ingediend bij de Geschillencommissie recreatie (verder: de Geschillencommissie) en een vergoeding gevorderd.
2.8.
In een eerste bindend advies van 11 maart 2020 heeft de Geschillencommissie een vergoeding aan [eiser] toegewezen wegens het vanaf 1 oktober 2018 geen gebruik meer kunnen maken van de faciliteiten op het terrein. Wat betreft de schade die ontstaat op het moment dat de gemeente Roerdalen over zou gaan tot opzegging van de huurovereenkomst heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat dit door [eiser] bekend gemaakt moest worden aan Oostappen nadat hij bekend zou zijn met deze schade.
2.9.
Omdat door de rechtbank Limburg de opzegging was uitgesproken en Oostappen zich niet bereid toonde de door [eiser] geleden schade te vergoeden heeft [eiser] zich opnieuw tot de Geschillencommissie gewend met het verzoek tot vergoeding van de schade door Oostappen.
2.10.
Op 1 juli 2021 heeft de Geschillencommissie bij wege van bindend advies geoordeeld dat Oostappen de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden wat haar in beginsel kan worden toegerekend. De Geschillencommissie heeft verder geoordeeld dat gelet op het feit dat [eiser] ervoor gekozen heeft om te blijven huren van de gemeente Roerdalen die de huurovereenkomst met hem uiteindelijk heeft opgezegd, het de gemeente is die aansprakelijk gesteld dient te worden voor de schade die [eiser] geleden meent te hebben als gevolg van de opzegging. Oostappen is daarbij geen partij meer, aldus de Geschillencommissie.

3.Het geschil

3.1.
Tussen partijen is in geschil het bindend advies van de Geschillencommissie Recreatie van 1 juli 2021 en verzonden op 4 augustus 2021 zaaknummer 69315/89034 (verder: “het bindend advies”) waarin de Geschillencommissie de klacht wat betreft de schadevergoeding heeft afgewezen.
3.2.
[eiser] vordert dat het bindend advies bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt vernietigd en dat bepaald wordt dat Oostappen binnen twee weken na dit vonnis een schadevergoeding van € 47.688,45 aan hem moet betalen, met veroordeling van Oostappen in de kosten van het geding.
3.3.
[eiser] geeft een uitvoerige onderbouwing van zijn standpunt. Daarbij voert hij bij dagvaarding (samengevat) het volgende aan:
- het bindend advies kan in de gegeven omstandigheden naar normen van redelijkheid en billijkheid niet in stand blijven. De afwijzing van de schadevergoeding is juridisch slecht en onvoldoende gemotiveerd;
- de Geschillencommissie gaat er in haar bindend advies volledig aan voorbij dat Oostappen de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden. Had hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst geweten dat de erfpachtovereenkomst mogelijk per 9 juli 2015 zou eindigen was hij de overeenkomst met Oostappen niet aangegaan;
- het standpunt van de Geschillencommissie is onjuist dat deze zaak op een essentieel punt verschilt van andere zaken omdat hij ervoor heeft gekozen niet te vertrekken na de niet-rechtsgeldige opzegging door Oostappen is onnavolgbaar en in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Ook in de zaak [eiser] heeft Oostappen immers haar informatieplicht geschonden. Voor beide zaken geldt dat de erfpachtovereenkomst geëindigd is per 9 juli 2015, en dat vanaf dat moment de gemeente Roerdalen als verhuurder aangemerkt diende te worden. De zaken verschillen op dat zogenoemde essentiële punt dan ook niet. De schadevergoeding [eiser] is dan ook ten onrechte afgewezen.
3.4.
Wordt de beslissing gedeeltelijk vernietigd dan verzoekt hij de kantonrechter op basis van artikel 7:904 BW een beslissing over de zaak te geven en voert in dat kader samengevat aan dat sprake is van dwaling omdat Oostappen bij het aangaan van de overeenkomst de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden door hem niet mede te delen dat de erfpachtovereenkomst per 9 juli 2015 zou eindigen. Oostappen heeft tevens gehandeld in strijd met artikel 11 lid 1 sub c van de Recron-voorwaarden door hem niet te informeren over de overheidsmaatregel die haar noodzaakte de overeenkomst te beëindigen. Door de schending van de informatieplicht heeft Oostappen onrechtmatig jegens hem gehandeld en is zij gehouden de door hem geleden schade, van in totaal € 47.688,45, te vergoeden.
[eiser] heeft de volgende kostenopstelling gemaakt.
- Schade opruimkosten jaarplaats ad € 4.174.25;
- Afschrijving chalet ad € 38.000,-; - Taxatierapport ad € 169,-
- Verhuizing, overkapping, terras, tuinhuis en inboedel ad € 750,20
- Afschrijving opberghok ad € 125,-
- Arbeid ad € 7.220,-
3.5.
Oostappen heeft zich uitvoerig tegen de vordering verweerd. Oostappen concludeert tot afwijzing van de vordering, waarbij zij zich onder meer beroept op aard en strekking van artikel 7:904 BW. Zij stelt daartoe, verkort weergegeven, dat [eiser] de grondslag van de door hem gevorderde vernietiging van het bindend advies niet stelt en niet bewijst en direct ingaat op de inhoudelijke beoordeling. Oostappen voert verder samengevat het volgende aan:
- Oostappen heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst de informatieplicht niet geschonden omdat zij op dat moment in het bezit was van een schriftelijke intentieverklaring van de gemeente Roerdalen aangaande de erfpachtverlenging;
- het beroep op dwaling kan niet slagen omdat Oostappen niet ongeoorloofd heeft gezwegen of onjuiste informatie heeft gegeven;
- van een overheidsmaatregel in de zin van artikel 11 lid 1 sub c van de Recron-voorwaarden is geen sprake. De gemeente handelt enkel als erfpachtgever zodat van een bestuursrechtelijk besluit geen sprake is;
- het is de gemeente Roerdalen geweest die de huurovereenkomst heeft beëindigd. Oostappen is daarbij op geen enkele manier betrokken zodat de gevolgen van de huurbeëindiging door de gemeente Roerdalen niet voor rekening en risico van Oostappen kunnen komen;
- een grondslag voor de beweerde schade ontbreekt en de hoogte van de schade wordt betwist.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat het advies van de Geschillencommissie als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW gekwalificeerd kan worden en dat de vordering van [eiser] daarom kan worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 7:904 lid 1 BW.
4.2.
Een bindend advies kan volgens het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW worden vernietigd als gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit criterium vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Het gaat er niet om dat de rechter zijn oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseur maar of gebondenheid aan het oordeel van de bindend adviseur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies slechts ruimte is als de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies ernstige gebreken vertoont. Voor vernietiging is geen ruimte als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
4.3.
Onderhavig geschil spitst zich toe op het oordeel van de Geschillencommissie in haar bindend advies dat Oostappen de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden wat haar kan worden toegerekend, terwijl vervolgens wordt geoordeeld dat aan [eiser] geen schadevergoeding kan worden toegekend omdat het niet Oostappen maar de gemeente Roerdalen is geweest die de huurovereenkomst heeft beëindigd.
4.4.
Wat de wijze van totstandkoming betreft moet worden opgemerkt dat het eerste bindend advies is gegeven op een vraag van [eiser] tot aanhouding wat betreft de schadevergoeding maar hij heeft de termijn willen bewaken en zodoende een - voor een beslissing van de Geschillencommisie - tijdige klacht willen indienen. Indien de Geschillencommissie van oordeel was dat er in het geheel geen recht op schadevergoeding zou hebben bestaan als niet op de opzegging van Oostappen werd ingegaan, had zij niet deze aanhoudingsbeslissing moeten nemen of althans [eiser] daarop hebben moeten wijzen om hem niet voor een vermijdbare verrassing te plaatsen. In zijn klacht had hij immers de investeringen ook apart benoemd: “Uit de uitspraak van de zaak [A] (zie bijlage S.4) leid ik af dat Oostappen direct nadat zij op de hoogte zijn gebracht door de gemeente Roerdalen over niet verlengen van de erfpacht en willen herstructureren van het park (bijlage G.1 en G.2), mij had moeten informeren over dit besluit; dit was dus op 22 oktober 2014. Als dat zou zijn gebeurd, had ik natuurlijk toen direct afgezien van mijn renovatie en verbouwingsplannen en afgewacht tot de herstructureringsplannen van de gemeente bekend waren.”
De geschillencommissie is daarop niet expliciet ingegaan.
Het verweer van Oostappen daarop was :
4.5.
De wijze van handelen van [eiser] met de aanhouding is bedoeld geweest om schade te beperken, enerzijds voor zichzelf maar ook voor Oostappen. Als onverhoopt de huurovereenkomst niet zou zijn beëindigd door de gemeente dan zou de schade voor Oostappen immers niet zijn ontstaan omdat [eiser] niet had hoeven ontruimen.
Het was bekend dat deze kans gering was omdat het nu juist de bedoeling van de gemeente was dat tot herstructurering zou worden overgegaan, wat inhield dat de bestaande chalets zouden moeten verdwijnen. Verder was bekend dat de gemeente niet uit eigen verkiezing tot huurder is geworden maar dat zij ingevolge een wettelijke verplichting de bestaande huurovereenkomst moest respecteren. De rechtbank heeft de gemeente in een procedure tegen Oostappen bij vonnis in reconventie nog eens uitdrukkelijk veroordeeld daartoe.
4.6.
Ook de tweede klacht is gemotiveerd met het - speciaal voor Oostappen geldend - verwijt dat [eiser] uitgebreide investeringen heeft gedaan in een periode dat Oostappen als verhuurster wist of kon weten dat de erfpacht zou eindigen. Ten onrechte is in het bindend advies daarop niet ingegaan en is alleen afgewezen op grond van de uiteindelijke beëindiging van de huurovereenkomst. Echter, zoals de kantonrechter in zijn vonnis van 15 december 2020 in de procedure van [eiser] tegen de gemeente onder overweging 3.15 al had overwogen, kan er sprake zijn van verwijtbaar schadetoebrengend handelen door Oostappen hierbuiten om. De kantonrechter overwoog dat de gemeente niet voor die tekortkomingen kon worden aangesproken en heeft alleen een vergoeding vastgesteld die past bij de beëindiging van de huurovereenkomst als zodanig, ingevolge de Recronvoorwaarden. Daaraan is de commissie geheel voorbijgegaan. Ook is met de verwijzing van [eiser] naar de gemeente niet overwogen of gemotiveerd dat tussen die partijen al een rechterlijke uitspraak was gedaan waarin de gevolgen voor de beëindiging voor [eiser] waren vastgesteld. [eiser] had in de klachtomschrijving kenbaar gemaakt dat door de uitspraak van de rechter op 15 december 2020 de schade definitief is.
4.7.
Wat de inhoudelijke kant van de beslissing betreft kan worden opgemerkt dat de opzegging door Oostappen juridisch gezien niet tot het einde van de huurovereenkomst kon leiden omdat – zoals door de rechtbank en daarna het Gerechtshof ook in rechte is vastgesteld – al in 2015 het recht om te verhuren was geëindigd door het geëindigd zijn van de erfpacht. Zoals hiervoor overwogen was er al in 2015 een wettelijke verplichting van de gemeente om de huur over te nemen. In die zin was er dus geen verschil in rechtstoestand van deze zaak met die van andere huurders die door de Geschillencommissie een schadevergoeding toegewezen hebben gekregen. De opzegging door Oostappen is daarmee ten onrechte als kenmerkend verschil aangemerkt.
4.8.
Op bovenstaande gronden is de kantonrechter van oordeel dat de beslissing van de Geschillencommissie voor vernietiging in aanmerking komt en dat er reden is met toepassing van artikel 7:904 BW een beslissing over de zaak te geven op de vordering van [eiser] .
4.9.
In dit geding heeft [eiser] zich primair gebaseerd op dwaling. Dat wordt van de hand gewezen. Er moet van uitgegaan moet worden dat Oostappen op de hoogte was van het oorspronkelijke einde van de erfpacht in 2015 maar gerechtvaardigd uit kon gaan van verlenging in 2015, gelet op de brief houdende de intentie daartoe van de gemeente. Tot dat tijdstip hoefde Oostappen niet ongevraagd aan te geven dat de erfpacht in 2015 zou eindigen. [eiser] heeft daarnaar tevoren ook niet geïnformeerd terwijl hij al kon weten dat zijn contract in principe telkens voor een jaar gold. Hij heeft in dat opzicht geen enkele vraag gesteld aan Oostappen. Op het moment dat de Oostappen dat wel kon weten door de mededeling van de gemeente bij brief van 22 oktober 2014, was de huurovereenkomst met [eiser] al gesloten.
4.10.
Echter had [eiser] beweerdelijk toen nog niet de uitgebreide investeringen tot verbetering en uitbreiding van het chalet gedaan. In de bewoordingen van [eiser] brengt dit met zich mee dat Oostappen verschillende door [eiser] aangevraagde aanpassingen heeft goedgekeurd nadat zij het schrijven van de gemeente Roerdalen had ontvangen. Na dat moment kon Oostappen inderdaad niet meer gerechtvaardigd uitgaan van een verlenging van de erfpacht in 2015 en moest serieus rekening gehouden worden met een einde van de erfpacht en daarmee een naderend einde aan de (reeks van) huurovereenkomsten. Dit bracht in de contractuele verhouding tussen partijen, nog los van concrete bepalingen in de Recronvoorwaarden, een verplichting voor Oostappen met zich mee om de huurders te informeren. In beslissingen van de Gechillencommissie komt dat oordeel ook terug. Dat dit toen niet is gedaan, is inderdaad kwalijk te nemen. Zeker ten opzichte van [eiser] nu kan worden aangenomen dat als Oostappen tijdig aan de op haar rustende informatieplicht had voldaan, [eiser] geen ingrijpende investeringen had gedaan aan het chalet en toebehoren. In die zin is er geen sprake van een ver verwijderd verband zoals Oostappen heeft aangevoerd.
4.11.
Het bovenstaande houdt in dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Oostappen die moet leiden tot toewijzing van de daardoor veroorzaakte schade. Die bestaat uit het maken van kosten van structurele verbetering terwijl daarvan bekend kon zijn dat daarvan niet of zeer kort kon worden genoten/gebruik gemaakt. Deze handelingen of althans dit nalaten heeft plaatsgehad tijdens de duur van de huurovereenkomst met Oostappen en heeft effect gekregen toen de huurovereenkomst in 2015 eindigde aangezien het einde van de huurovereenkomst daarmee was gegeven omdat de gemeente slechts het contract uitdiende en niet wilde verlengen.
4.12.
Oostappen verwijst in haar verweer naar art. 11 lid 1 sub c van de Recronvoorwaarden waarin sprake is van een overheidsmaatregel die de ondernemer noodzaakt tot beëindiging van de overeenkomst. Dat wordt niet van toepassing geacht omdat in dit geval eerder gesproken kan worden van de gemeente als eigenaar die een civielrechtelijke positie heeft ingenomen en als zodanig heeft gehandeld, en niet als overheid die over de partijen heen een bestuursrechtelijke ingreep heeft gepleegd, zoals in de voorwaarden moet worden ingelezen. De Geschillencommissie heeft ook het uitblijven van een mededeling aan de huurders tot 2018 beschouwd als een toerekenbare tekortkoming niet alleen maar mede in het licht van de Recronvoorwaarden. De beëindiging van de huur met Oostappen heeft overigens ook niet plaatsgehad op grond van dit artikel. Van analogische toepassing van lid 1 sub d zoals [eiser] nog oppert, is ook geen sprake.
4.13.
Aldus is reden om tot schadevergoeding te beslissen op basis van investeringen buiten normaal onderhoud, voor zover die door [eiser] na 22 oktober 2014 zijn gedaan. De kosten zoals in de vordering naar voren gebracht zijn echter gebaseerd op de gevolgen van de beëindiging en verplaatsing als gevolg van het einde van de huurovereenkomst. Dat is in de verhouding met de gemeente afgewerkt. De uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Limburg van 15 december 2020 heeft daarin voorzien. Aangegeven is dat de Recron-voorwaarden in artikel 12 een uitputtende regeling bevatten over verplaatsingskosten bij een verplaatsbaar of niet langer verplaatsbaar object.
4.14
[eiser] heeft in zijn klacht het volgende overzicht verstrekt:
Overzicht kosten verbouwingen okt 2014 -eind 2016, Jaarplaats [nummer] Elfenmeer,
ONDERWERP BESCHRIJVING KOSTEN (•)
  • extra slaapkamers vervangen serre door 2 slaapkamers, timmerwerk, gipsplaten, isolatie/folie, schilderen en afwerking, E 6.SC0 keuken nieuwe wanden en plafond, isolatie, nieuw keukenblad/achterwand, kraan, afzuigkap, extra kast, vaatwasser, schilderen € 4.000
  • electra nieuw electra, B&1 schakelmaterialen, nieuwe (led) verlichting/dimmers, nieuwe groepskast € 2.500
  • stukadoor/schilderen stukadoren + verf/schilderen woonkamer, keuken, slaapkamer groot, badkamer plafond, glasbehang keuken € 3.500
  • deuren 4 nieuwe binnendeuren (incl deurbeslag en slot € 800
  • badkamer nieuwe badkamer,wc, tegels, incl badmeubel/wastafel en spiegelkast, nieuwe aansluiting wasmachine € 4.500
  • cv en verwarming nieuwe cv installatie, extra warm/koud water aansluitingen, riool/waterafvoer en verwarming (SX) € 4.400
  • aftimmering binnen houttemmer mdf plaat afwerken bij kozijnen binnen + schilderen, nieuwe schuifdeur woonkamer € 1.200
  • vloerbedekking vloerbedekking vinyl alle ruimtes binnen lincl leggen) € 760
  • gevel en isolatie houtwerk, gevel en randbekleding, wand- en vloerisolatie geheel chalet, dampfolie, electrische rolluiken, raamnorren € 12.500
  • tuinbestrating, nieuwe terras (70 ri en looppad bestratingen buiten, grindranden € 3500
  • terrasoverkapping nieuwe terrasoverkapping en oversten afwerking met novicel' panelen,schilderen houten balken,spotjes € 2.800
  • tuinhuis nieuw tuinhuis en metalen opbergruimte, dakbekleding, extra isolatie tuinhuis, waterafvoer, electra € 2.500
  • hekwerk nieuw hekwerk voor en zijkant achter tuinhuis,2 toegangspoorten (zwart en groen), klimop beplantingen € 1.250
  • regenafvoer nieuwe zinken regenafvoer chalet en terrasoverkapping € 750
TOTAAL € 51.460
Hij heeft daarbij aangegeven dat facturen aanwezig zijn.
4.15
De kantonrechter acht eerst van belang dat de betreffende facturen en ook betalingsbewijzen erbij worden gevoegd en zal [eiser] daartoe in de gelegenheid stellen. Daarna kan een verdere beoordeling van de schade volgen. Opgemerkt wordt nog dat een factuur ter zake gevelbekleding van 26 maart 2015 bij de stukken in productie 12 bij de dagvaarding is gevoegd maar daarbij geen betalingsbewijs is geleverd en dit niet als zodanig terugkomt op de staat als hiervoor opgenomen.
4.16.
De onderbouwing is ook van belang voor het verweer van Oostappen dat de investeringen al gedaan zijn in 2013 toen (met het geven van toestemming) Oostappen ervan is uitgegaan dat het met de verlenging goed zat en in 2013 niets aan de hand was met betrekking tot erfpacht zodat er geen reden was om toen al aan te nemen dat recreanten geïnformeerd moesten worden.
De kantonrechter kan zich deels in deze opstelling vinden maar acht wel van belang welke aanschaffen zijn gedaan na 22 oktober 2014. In het verweer voorafgaand aan het bindend advies heeft Oostappen daarover opgemerkt dat [eiser] stelt met zijn werkzaamheden te zijn aangevangen in augustus 2014. Verder wijst zij erop dat niet duidelijk blijkt wanneer de vermeende aanpassingen zijn gedaan en dat de wijziging van de gevel en het aanbrengen van de isolatie eerder is afgewerkt dan de gerechtelijke uitspraak.
4.17
[eiser] heeft gereageerd door te stellen dat het alleen met de vergunning over het berghok niet goed gegaan is maar dat hij voor alle aanpassingen toestemming had tenzij het betrof aanpassingen waarvoor hij geen toestemming nodig had. In september/oktober 2014 zou hij zijn begonnen met de aanpassingen, eerst in het chalet zelf (daarvoor is geen toestemming nodig) tot na de zomer 2015 toen het is afgerond. Langzamerhand stelt hij alle aanpassingen uitgevoerd te hebben. Van belang is nu te achterhalen wanneer de investeringen zijn gedaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 6 april 2023 te 09.00 uur om [eiser] in de gelegenheid te stellen bij akte facturen en betalingsbewijzen in het geding te brengen als in rechtsoverweging 4.14 en 4.15 bedoeld;
bepaalt dat Oostappen daarop bij akte kan reageren;
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2023