ECLI:NL:RBOBR:2023:610

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
01/177673-20, 01/017042-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting, afpersing en openlijke geweldpleging via chatsites

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, afpersing en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft via chatsites, zoals Omegle en Kik, zich voorgedaan als vrouw en slachtoffers benaderd met het aanbod van seks en erotisch beeldmateriaal. Na betaling van een aanbetaling werden de slachtoffers vaak bedreigd en gedwongen om meer geld te betalen, soms onder dreiging van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in vereniging met anderen heeft gehandeld en dat hij een significante rol heeft gespeeld in de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot een matiging van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01.177673.20 en 01.017042.22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd te: P.I. Nieuwegein.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2023.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 21 september 2022. Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 februari 2023 – in de zaak met parketnummer 01.177673.20 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 100 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of de vluchtweg voor die [slachtoffer 1] te blokkeren en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee moest werken anders zou hij worden neergeschoten en/of dat hij anders in de kofferbak zou verdwijnen;[zaak 2]
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Eindhoven openlijk, te weten op de openbare weg [slachtoffer 1] en/of een direct daaraan gelegen veld, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door dreigend achter die (vluchtende) [slachtoffer 1] aan te rennen en/of die [slachtoffer 1] te schoppen en/of die [slachtoffer 1] in een wurggreep vast te houden en/of dreigend te roepen dat die [slachtoffer 1] achterover getrokken moest worden;[zaak 2]
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2020 tot en met 12 mei 2020 te Nuth, gemeente Beekdaelen en/of Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer hoeveelheden geld, door
- op de website Omegle en/of het chatprogramma KIK zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 1] en/of [alias van verdachte 2] , en/of
- via chatprogramma Kik tegen betaling foto's van die [alias van verdachte 2] aan te bieden, en/of
- aan die [slachtoffer 1] daartoe een of meer tikkies te sturen, en/of
- na betaling foto's aan die [slachtoffer 1] te verstrekken die niet van [alias van verdachte 2] waren, (maar via internet vrij beschikbaar waren), en/of
- aan die [slachtoffer 1] te berichten dat hij een afspraak kon maken met [alias van verdachte 2] en/of daartoe een bedrag van 75 euro moest betalen, en/of
- aan die [slachtoffer 1] daartoe eveneens een tikkie te sturen;[zaak 2]

4.

hij op of omstreeks 25 april 2020 te Someren en/of Eindhoven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (ten bedrage van 35 euro), door

- op de website Omegle zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 3] , en/of
- aan die [slachtoffer 2] te berichten dat hij een seksafspraak kon maken met [alias van verdachte 3] en daarvoor een bedrag van 35 euro als aanbetaling moest betalen, en/of
- aan die [slachtoffer 2] daartoe een tikkie te sturen;[zaak 1]

5.

hij in of omstreeks de periode 18 mei 2020 tot en met 19 mei 2020 te Eindhoven en/of Assendelft, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte een of meer hoeveelheden geld, in ieder geval van enig goed, door:

- op de website Omegle en/of het chatprogramma KIK zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 4] , en/of
- via chatprogramma Kik tegen betaling foto's van die [alias van verdachte 4] aan te bieden, en/of
- aan die [slachtoffer 3] daartoe een of meer tikkies te sturen, en/of
- een bericht en/of advertentie online te plaatsen met daarin het telefoonnummer van die [slachtoffer 3] met de mededeling dat die [slachtoffer 3] naaktfoto’s aanbood, en/of
- aan die [slachtoffer 3] aan te geven, zich daarbij voordoend als [alias van verdachte 4] ,dat de advertentie en/of het telefoonnummer van die [slachtoffer 3] zou worden verwijderd als [slachtoffer 3] daarvoor zou betalen, en/of
- aan die [slachtoffer 3] daartoe een of meer tikkies te sturen; [zaak 4]
6
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Reusel en/of Eindhoven, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer hoeveelheden geld, door
-
- via Instagram aan die [slachtoffer 4] een bericht te sturen dat hij moest betalen om te voorkomen dat een naaktfoto van die [slachtoffer 4] op internet zou worden gezet, en/of
- aan die [slachtoffer 4] daartoe een of meer tikkies te sturen;[zaak 5]
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Reusel en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer hoeveelheden geld, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of aan een derde toebehoorde, door
- via Instagram aan die [slachtoffer 4] een bericht te sturen dat hij moest betalen om te voorkomen dat een naaktfoto van die [slachtoffer 4] op internet zou worden gezet, en/of- aan die [slachtoffer 4] daartoe een of meer tikkies te sturen; [zaak 5]
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.017042.22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2020 te Eindhoven en/of Doornenburg, gemeente Lingewaard,, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer hoeveelheden geld, in ieder geval van enig goed, door:
- via chatprogramma Kik naaktfoto's en/of een erotisch filmpje van een meisje aan te bieden, en/of
- nadat die [slachtoffer 5] had gereageerd op dat chatbericht naar die [slachtoffer 5] naaktfoto's te sturen, en/of
- nadat die [slachtoffer 5] 15 euro had betaald voor dat filmpje, via whatsapp-berichten naar die [slachtoffer 5] zich voor te doen als politieambtenaar [alias van verdachte 5] , en/of
- aan die [slachtoffer 5] een foto te sturen van een (vals) politielegitimatiebewijs, en/of
- aan die [slachtoffer 5] aan te geven dat [slachtoffer 5] naaktfoto's had gehad en/of betaald had voor beeldmateriaal van een minderjarig meisje, en/of
- aan die [slachtoffer 5] aan te geven dat de zaak geseponeerd zou worden als [slachtoffer 5] geld (350 euro) zou betalen, en/of
- aan die [slachtoffer 5] daartoe een of meer tikkies te sturen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing

Inleiding.
Op de verdachte rust de verdenking dat hij in de periode van 13 maart 2020 tot en met 15 mei 2020 op verschillende plaatsen in Nederland zich (al dan niet met ander) schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, bestaande uit:
een afpersing van [slachtoffer 1] op 15 mei 2020 in [gemeente] ;
een openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 15 mei 2020 in [gemeente] ;
een oplichting van [slachtoffer 1] in de periode van 15 april 2020 tot en met 12 mei 2020 in Nuth en/of Eindhoven;
een oplichting van [slachtoffer 2] op 25 april 2020 in Someren en/of Eindhoven;
een oplichting van [slachtoffer 3] in de periode van 18 mei 2020 tot en met 19 mei 2020 in Eindhoven en/of Assendelft;
een oplichting (primair) dan wel afdreiging (subsidiair) van [slachtoffer 4] op 13 maart 2020 in Reusel en/of Eindhoven;
een oplichting van [slachtoffer 5] op 8 april 2020 in Eindhoven en/of Doornenburg.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van de procesdossiers wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – behoudens de onder feit 6 primair tenlastegelegde oplichting van [slachtoffer 4] – zich schuldig heeft gemaakt aan de hiervoor genoemde tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1, feit 2, feit 4 en feit 6 primair is tenlastegelegd. Met betrekking tot de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen uitgewerkt in de bijlage (hierna: de bewijsmiddelenbijlage) bij dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank zal bij de bespreking van de feiten 3, 5, 6 subsidiair en feit 7 kort zijn, omdat de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de rechtbank tot dezelfde conclusie komt als de officier van justitie. Daarentegen zal de rechtbank wat uitvoeriger stilstaan bij de bespreking van feit 1, feit 2 en feit 4 en daarbij ingaan op de gevoerde verweren van de verdediging.

Algemene inleidende overwegingen
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens het verhoor bij de politie op 25 mei 2020 in de zaak tegen aangever [slachtoffer 5] (feit 7) heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het Kik-account “ [alias van verdachte 2] ”, dat hij beschikt over het telefoonnummer [telefoonnnummer verdachte] en een bankrekening heeft lopen bij de BUNQ -bank. Uit het dossier volgt dat het BUNQ-rekeningnummer van verdachte [bankrekeningnummer verdachte] betreft.
Op grond van (onder meer) de hiervoor genoemde accountnaam, het hiervoor genoemde telefoonnummer en het hiervoor bedoelde rekeningnummer bij de BUNQ-bank is verdachte op een later moment in beeld gekomen in de zaken van aangevers [slachtoffer 1] (feit 3), [slachtoffer 2] (feit 4) en [slachtoffer 4] (feit 6). Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer contact gehad met de gebruiker van het Kik-account “ [alias van verdachte 2] ” en heeft geldbedragen voor erotisch getinte foto’s overgemaakt naar de BUNQ-rekening van verdachte. Aangever [slachtoffer 2] heeft onder meer contact gehad met de gebruiker van het Omegle-account “ [alias van verdachte 3] ” en heeft een geldbedrag overgemaakt naar het BUNQ-rekening van verdachte voor een seksdate. Aangever [slachtoffer 4] heeft onder meer contact gehad met de gebruiker van het Instagram-account “ [alias van verdachte 6] ” en heeft geldbedragen overgemaakt naar de BUNQ-rekening van de verdachte om te voorkomen dat er naaktfoto’s van hem op het internet zouden worden geplaatst.
In juli 2020 is verdachte onderworpen aan meerdere verhoren, waarin hij betrokkenheid bij deze zaken heeft ontkend en heeft verklaard dat de medeverdachte wel eens gebruik maakte van zijn telefoon, de toegangscode van zijn telefoon wist, ook bij zijn bankrekeningen kon, dat hij zijn pinpas aan de medeverdachte uitleende en dat de medeverdachte ook de pincode van zijn pinpas wist. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus dat de medeverdachte verantwoordelijk zou zijn voor de gesprekken die gevoerd zijn met voornoemde aangevers en dat de geldbedragen ten gunste zouden zijn gekomen van de medeverdachte.
De rechtbank acht die verklaring van de verdachte niet aannemelijk. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte er tijdens zijn verhoor in mei 2020 met geen woord over heeft gerept dat anderen de beschikking hadden over zijn telefoon en zijn rekeningnummers. Daar komt bij dat de medeverdachte ten stelligste heeft ontkend dat hij gebruik heeft gemaakt van de telefoon en rekeningnummers van de verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de ontkennende verklaring van de medeverdachte te twijfelen, mede omdat de medeverdachte in die verklaringen ook belastend jegens zichzelf heeft verklaard. Tot slot betrekt de rechtbank dat de ex-vriendin van verdachte heeft verklaard dat niemand in de telefoon van verdachte mocht kijken, dat verdachte zijn telefoon, ook als hij een klein stukje weg was, altijd meenam en dat anderen nooit gebruik hebben gemaakt van de bankrekening en pinpas van de verdachte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het er voor gehouden dient te worden dat communicatie gevoerd met aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] (met accountnamen die tot de verdachte te herleiden zijn) door de verdachte zijn gevoerd en dat verdachte wetenschap had van de herkomst van de op zijn bankrekening overgemaakte geldbedragen door de aangevers en de beschikking daarover had.

ten aanzien van feit 6 primair: vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 4] , zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

ten aanzien van feit 3, feit 5, feit 6 subsidiair en ten aanzien van het tenlastegelegde onder 01.017042.22
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de door haar gebezigde bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor onder het kopje “algemene inleidende overwegingen” heeft overwogen – tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting (in vereniging) van
[slachtoffer 1] (feit 3), de oplichting van [slachtoffer 3] (feit 5), de afdreiging (in vereniging) van [slachtoffer 4] (feit 6 subsidiair) en de oplichting (in vereniging) van [slachtoffer 5] (tenlastegelegd onder 01.017042.22).

ten aanzien van feit 1 en feit 2
Gelet op de verwevenheid van de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank deze feiten hierna gezamenlijk bespreken.
De verdediging heeft aan het verweer tot vrijspraak van de onder feit 1 tenlastegelegde afpersing van aangever [slachtoffer 1] ten grondslag gelegd dat verdachte geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, niet degene is geweest die beslissingen nam en direct contact had met aangever, geen opzet heeft gehad op het toepassen van geweld of bedreiging met geweld en geen sprake is van medeplegen. Met betrekking tot de onder feit 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging berust het verweer tot vrijspraak op de stelling dat de rol van verdachte van onvoldoende gewicht is geweest om tot een bewezenverklaring van het ‘in vereniging’ plegen van geweld te komen.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte is geweest die via een chatgroep in Kik in contact is gekomen met aangever en zich daarbij heeft voorgedaan als een meisje met de naam [alias van verdachte 2] . Hij heeft verder een serie erotisch getinte foto’s verkocht aan aangever en afgesproken om elkaar fysiek te ontmoeten en bij die ontmoeting seks te hebben. Hiervoor heeft verdachte een aanbetaling ontvangen en er is afgesproken dat bij die fysieke ontmoeting nog € 100,00 contant zou worden betaald door aangever.
Op 15 mei 2020 hebben verdachte en aangever (die nog in de veronderstelling verkeerde dat hij in gesprek was met [alias van verdachte 2] ) afgesproken om elkaar op [adres 2] in [gemeente] te ontmoeten. Verdachte is met zijn medeverdachte en getuige [getuige] naar die locatie gereden. [getuige] is op verzoek van verdachte en de medeverdachte naar de auto van aangever gelopen. Toen aangever in contact kwam met [getuige] zijn verdachten tevoorschijn gekomen en intimiderend bij hem blijven staan. Als daarna aangever aanstalten maakte om in de richting van zijn auto te lopen, wordt de weg daarnaartoe door verdachten geblokkeerd en toen aangever trachtte hen te passeren, werd hij geschopt en geslagen. Toen het aangever lukte om naar zijn auto te lopen, volgden zij hem. Aangekomen bij de auto werd aangever opnieuw geschopt en geslagen door de medeverdachte. Die stak vervolgens zijn hand in een tasje dat hij bij zich droeg en zei tegen aangever dat hij aangever zou neerschieten als aangever niet deed wat hij zei. Ook zou hij zijn vrienden bellen, die nog erger zijn en zou aangever in de kofferbak verdwijnen. De medeverdachte gaf aan dat hij geld wilde. Hierop zijn aangever en de verdachten in de auto van aangever gestapt en heeft aangever € 100,00 aan hen overhandigd en zijn ze vervolgens naar een pinautomaat gereden.
Gedurende de rit werden door verdachten instructies gegeven over welke route aangever moest rijden. Verdachte heeft tijdens de rit tegen aangever gezegd dat hij nu nog rustig is, maar als hij echt boos wordt, dat hij dan nog erger is. Aangever werd geïnstrueerd om naar een industrieterrein te rijden. Aldaar zag aangever kans om uit zijn auto te stappen en te vluchten, waarna hij achtervolgd werd door de medeverdachte, die hem trapte waardoor hij viel. Toen de medeverdachte zijn arm om de hals van aangever deed en zijn keel dichtkneep riep de verdachte dat hij aangever achterover moest trekken. Toen het aangever lukte om zich los te rukken, is hij in de richting van zijn auto gelopen. Hij zag echter dat verdachte de sleutels van zijn auto had en deze aan hem toonde, waarop aangever in een op dat moment toevallig passerend busje is gestapt en is ontkomen. Aldus staat vast dat verdachte wel uitvoeringshandelingen heeft verricht, contact had met aangever en nauw met de medeverdachte samenwerkte.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank verder dat voor een bewezenverklaring van ‘in vereniging’ als bedoeld in artikel 141 Sr moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het geweld. Zijn bijdrage moet significant en wezenlijk zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet alleen een getalsmatig versterking vormde van de medeverdachte, maar dat hij ook is meegaan in de aanvalsgolf van de medeverdachte, dat hij aangever naar de plaats waar ze hem ontmoet hebben heeft gelokt, dat hij de medeverdachte heeft aangespoord om aangever naar achter te trekken en dat hij zich bovendien op geen enkel moment van het geweld heeft gedistantieerd. Daarmee heeft verdachte het geweld bevorderd en de mededader in de gelegenheid gesteld om aangever te schoppen en te slaan. Hij heeft aangever belet om zich aan het geweld te ontvluchten door niet alleen in de weg te gaan staan, maar door ook de autosleutels van aangever van hem af te nemen. Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een significante, wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd, zodat sprake is van het ‘in vereniging’ plegen.

ten aanzien van feit 4
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit, omdat niet is komen vast te staan dat verdachte een strafrechtelijk relevante rol heeft gehad bij de oplichting van aangever [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangever op Omegle in contact is gekomen met een persoon die zich [alias van verdachte 3] noemde en tegen betaling seks aanbood. Aangever is ingegaan op dit aanbod en heeft met deze [alias van verdachte 3] een seksafspraak gemaakt voor 25 april 2020 in [gemeente] en ten behoeve daarvan middels een betaalverzoek via Tikkie € 35,00 aanbetaald. Op 25 april 2020 werd aangever in [gemeente] , toen hij met zijn auto stilstond voor een rood uitstralend verkeerslicht, omsingeld door meerdere jongens, waaronder medeverdachte [medeverdachte] . Hij stapte in de auto van aangever, waarna aangever onder bedreiging van een mes door die medeverdachte gedwongen werd om een geldbedrag van
€ 800,00 te pinnen. Aan verdachte wordt enkel de oplichting van [slachtoffer 2] verweten, waarbij [slachtoffer 2] € 35,00 heeft betaald voor een seksdate met [alias van verdachte 3] .
De medeverdachte heeft in dit omvangrijke onderzoek reeds eerder in het algemeen verklaard dat hij met de verdachte gedurende enige tijd op Kik en/of Omegle mannen heeft benaderd, waarbij zij zich hebben voorgedaan als een meisje en door toepassing van verschillende methoden geld van hen afhandig hebben gemaakt. In zijn verhoor op 7 juli 2020 heeft de medeverdachte over dit feit specifiek verklaard “
wehebben via Kik mensen benaderd” en “toen hadden
weeen afspraak gemaakt voor een seksdate”. Uit onderzoek is gebleken dat de door aangever betaalde € 35,00 als aanbetaling voor een seksafspraak overgemaakt is op het rekeningnummer van de BUNQ-bank van verdachte. Gelet op deze feiten en omstandigheden, bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor onder het kopje “algemene inleidende overwegingen” heeft overwogen, is de betrokkenheid van verdachte bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage – bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
ten aanzien van 01.177673.20
1.
op 15 mei 2020 te [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 100 euro, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1] te slaan en te schoppen en de vluchtweg voor die [slachtoffer 1] te blokkeren en dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee moest werken anders zou hij worden neergeschoten en dat hij anders in de kofferbak zou verdwijnen;
2.
op 15 mei 2020 te Eindhoven openlijk, te weten op een direct aan de openbare weg, te weten [slachtoffer 1] , gelegen veld, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] immers is hij en/of zijn mededader dreigend achter die vluchtende [slachtoffer 1] aan gerend en is die [slachtoffer 1] geschopt en die [slachtoffer 1] in een wurggreep vast gehouden en is dreigend geroepen dat die [slachtoffer 1] achterover getrokken moest worden;
3.
in de periode van 15 april 2020 tot en met 12 mei 2020 te Nuth, gemeente Beekdaelen en/of Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld, door
- op de website Omegle en het chatprogramma Kik zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 1] en [alias van verdachte 2] en
- via chatprogramma Kik tegen betaling foto's van die [alias van verdachte 2] aan te bieden en
- aan die [slachtoffer 1] daartoe tikkies te sturen en
- na betaling foto's aan die [slachtoffer 1] te verstrekken die niet van [alias van verdachte 2] waren en
- aan die [slachtoffer 1] te berichten dat hij een afspraak kon maken met [alias van verdachte 2] en daartoe een bedrag van 75 euro moest betalen en
- aan die [slachtoffer 1] daartoe eveneens een tikkie te sturen;

4.

op 25 april 2020 te Someren en/of Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geld ( 35 euro), door

- op de website Omegle zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 3] en
- aan die [slachtoffer 2] te berichten dat hij een seksafspraak kon maken met [alias van verdachte 3] en daarvoor een bedrag van 35 euro als aanbetaling moest betalen en
- aan die [slachtoffer 2] daartoe een tikkie te sturen;

5.

in de periode 18 mei 2020 tot en met 19 mei 2020 te Eindhoven en/of Assendelft, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van geld, door:

- op de website Omegle en het chatprogramma Kik zich voor te doen als vrouw/meisje genaamd [alias van verdachte 4] en
- via chatprogramma Kik tegen betaling foto's van die [alias van verdachte 4] aan te bieden en
- aan die [slachtoffer 3] daartoe tikkies te sturen en
- een advertentie online te plaatsen met daarin het telefoonnummer van die [slachtoffer 3] met de mededeling dat die [slachtoffer 3] naaktfoto’s aanbood en
- aan die [slachtoffer 3] aan te geven, zich daarbij voordoend als [alias van verdachte 4] , dat het telefoonnummer van die [slachtoffer 3] zou worden verwijderd als [slachtoffer 3] daarvoor zou betalen en
- aan die [slachtoffer 3] daartoe tikkies te sturen;

6. (subsidiair)

op 13 maart 2020 te Reusel en/of Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, dat geheel aan die [slachtoffer 4] toebehoorde, door

- via Instagram aan die [slachtoffer 4] een bericht te sturen dat hij moest betalen om te voorkomen dat een naaktfoto van die [slachtoffer 4] op internet zou worden gezet en- aan die [slachtoffer 4] daartoe een of meer tikkies te sturen;
ten aanzien van 01.017042.22
op 8 april 2020 te Eindhoven en/of Doornenburg, gemeente Lingewaard, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van geld, door:
- via chatprogramma Kik naaktfoto's en een erotisch filmpje van een meisje aan te bieden en
- nadat die [slachtoffer 5] had gereageerd op dat chatbericht naar die [slachtoffer 5] naaktfoto's te sturen en
- nadat die [slachtoffer 5] 15 euro had betaald voor dat filmpje, via Whatsapp berichten naar die [slachtoffer 5] te sturen en zich voor te doen als politieambtenaar [alias van verdachte 5] en
- aan die [slachtoffer 5] een foto te sturen van een (vals) politielegitimatiebewijs en
- aan die [slachtoffer 5] aan te geven dat [slachtoffer 5] naaktfoto's had gehad en betaald had voor beeldmateriaal van een minderjarig meisje en
- aan die [slachtoffer 5] aan te geven dat de zaak geseponeerd zou worden als [slachtoffer 5] geld (350 euro) zou betalen en
- aan die [slachtoffer 5] daartoe tikkies te sturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 e.v. van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen hangen niet zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt en de strekking van de desbetreffende strafbepalingen loopt meer dan enigszins uiteen.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair bepleit dat volstaan dient te worden met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de reeds door verdachte ondergane voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich (in enkele gevallen met zijn medeverdachte) gedurende een tijdsbestek van drie maanden schuldig gemaakt aan een serie strafbare feiten bestaande uit vier oplichtingen, een afpersing, een afdreiging en een openlijke geweldpleging.
Op verschillende chatsites hebben verdachte en zijn medeverdachte zich voorgedaan als een meisje/vrouw en hebben seks en erotisch getint beeldmateriaal aangeboden. Daarvoor moest een (aan)betaling worden gedaan. Als er eenmaal was betaald, werden de kopers in enkele gevallen door verdachte en/of zijn medeverdachte in de hoedanigheid van politieagent benaderd. De kopers werd voorgehouden dat zij kinderpornografisch materiaal hadden gekocht en dat zij een boete konden betalen om strafvervolging te voorkomen. Door de kopers werd hier aan voldaan. In een ander geval werd een koper “afgestraft”, omdat hij niet inging op het aanbod om meer beeldmateriaal te kopen. Zijn telefoonnummer werd onder een advertentie geplaatst als gevolg waarvan het slachtoffer veelvuldig door onbekende personen om naaktfoto’s werd benaderd. Het telefoonnummer zou verwijderd worden als het slachtoffer zou betalen, hetgeen het slachtoffer heeft gedaan. Een ander slachtoffer is door verdachte en zijn medeverdachte gedwongen om geld te betalen, omdat gedreigd werd dat naaktfoto’s van hem op internet geplaatst zouden worden. In weer een ander geval werd door verdachte en/of zijn medeverdachte in de hoedanigheid van een meisje/vrouw een seksafspraak gemaakt. Bij de fysieke ontmoeting werd het slachtoffer vervolgens gedwongen om geld af te staan, waarbij geweld en bedreiging met geweld niet werd geschuwd.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben op deze doortrapte en slinkse wijze in een kort tijdsbestek veel slachtoffers gemaakt. Het procesdossier bevat aanwijzingen dat honderden mensen op deze wijze zijn benaderd. Een groot deel daarvan is in deze werkwijze van verdachte en zijn medeverdachte getrapt. Velen van hen zijn door de politie benaderd, maar hebben om uiteenlopende redenen geen aangifte willen doen.
De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij op bovengenoemde wijze inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en doelbewust mensen financieel heeft benadeeld. Verdachte en zijn medeverdachte hebben bovendien een zeer bedreigende en angstige situatie gecreëerd voor slachtoffer [slachtoffer 1] . Door ook geweld tegen hem te gebruiken, als gevolg waarvan hij letsel heeft bekomen, hebben verdachte en zijn medeverdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich ten opzichte van aangever [slachtoffer 5] heeft voorgedaan als politieagent en daarmee het vertrouwen dat mensen in politieambtenaren moeten hebben, heeft misbruikt en geschaad. Met zijn handelen heeft verdachte laten zien dat hij alleen maar uit is geweest op zijn eigen financieel gewin. Op geen enkel moment heeft verdachte stilgestaan of willen staan bij de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers heeft gehad. Hij heeft ook op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Ook rekent de rechtbank het de verdachte(n) aan dat zij kennelijk kwetsbare slachtoffers hebben uitgezocht, waarbij de kans dat deze slachtoffers aangifte zouden doen zeer klein geacht kon worden.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte waaruit volgt dat verdachte, ten tijde van het begaan van de onderhavige bewezenverklaarde feiten, niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor feiten als de bewezenverklaarde. In het strafblad van verdachte zijn dan ook geen strafverzwarende omstandigheden gelegen.
Over de persoon van verdachte zijn verschillende rapportages uitgebracht, onder meer de Pro Justitia rapportage van psycholoog Koornstra van 2 oktober 2020 en het reclasseringsrapport van 12 oktober 2022.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat niet tot een concrete diagnose gekomen kon worden. Mogelijk is er (nog) sprake is van ADD. ASS kon niet geheel worden uitgesloten. Wel is er sprake van een duidelijke antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Vanwege de ontkenning van verdachte heeft de psycholoog geen verband kunnen leggen tussen de beschreven pathologie en de doorwerking daarvan ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De kans op herhaling wordt laag ingeschat en lijkt afhankelijk te zijn van de kwetsbaarheid van verdachte in de zin van dat hij wel erg weinig reflectief blijkt te zijn als hij beslissingen neemt, zijn onverschilligheid en de beperkte empathische vermogens, waarbij hij geneigd is eigen gedrag goed te praten, te bagatelliseren en rationaliseren. De psycholoog heeft zich onthouden van advies voor interventies die het kans op herhaling kunnen beperken, omdat er geen zicht is op de mogelijke doorwerking van de problematiek van verdachte en hij sluit het rapport af met de opmerking dat een reclasseringstoezicht een bijdrage zou kunnen leveren aan een betere structurering van het leven van verdachte.
De reclasseringswerker heeft problemen geconstateerd op de verschillende leefgebieden van de verdachte. Een stabiele dagbesteding en het toezicht van de ouders van verdachte lijken risicoverlagend te zijn. Opgemerkt wordt evenwel dat verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak is gerecidiveerd en zich niet altijd aan de voorwaarden verbonden aan deze schorsing heeft gehouden. Als verdachte aangesproken wordt op zijn verantwoordelijkheden, lijkt hij echter open te staan voor gedragsverandering. Door de reclasseringswerker wordt het recidiverisico op hoog ingeschat en geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met enkele in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde rapporten inmiddels zijn gedateerd en dat verdachte er niet voor schroomt opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank Gelderland heeft verdachte daarvoor reeds onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 110 dagen. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat een (deels) voorwaardelijke straf, zoals geadviseerd door de reclasseringswerker en daar bijbehorende bijzondere voorwaarden, inmiddels niet langer passend is.
Gelet op al het voorgaande en gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende en gerechtvaardigde sanctie is voor deze verdachte.
Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank in acht genomen dat het recht van verdachte op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen (in casu op 25 mei 2020), tenzij er bijzondere omstandigheden deze overschrijding rechtvaardigen. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Omdat de rechtbank vandaag (16 februari 2023) vonnis zal wijzen, is de redelijke termijn met ruim 9 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf. Een gevangenisstraf van kortere duur, als verzocht door de verdediging, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst en de gevolgen van de bewezenverklaarde feiten.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 835,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de posten “geldbedrag ten gevolge van oplichting (€ 35,00)” en “geldbedrag ten gevolge van diefstal met geweld
(€ 800,00)”.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 35,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit van het tenlastegelegde feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het gevorderde geldbedrag van € 35,00 en bepleit dat de vordering voor het overige afgewezen moet worden wegens het ontbreken van causaal verband tussen het tenlastegelegde feit en de gestelde schade. Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit om een aanzienlijk gematigde bedrag toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank.
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen van het tenlastegelegde feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft, kan de benadeelde partij worden ontvangen in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezenverklaarde (feit 4 in de zaak met parketnummer 01.177673.20) rechtstreekse schade heeft geleden. Daarom kan aan de benadeelde partij in beginsel een geldelijke vergoeding voor de geleden schade toekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 35,00 als gevolg van de ten laste van verdachte bewezenverklaarde oplichting voldoende is onderbouwd, haar niet onredelijk voorkomt en niet is betwist door de verdediging, zodat die post voor toewijzing in aanmerking komt.
Dit geldt echter niet ten aanzien van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van
€ 800,00. Op grond van het procesdossier stelt de rechtbank immers vast dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van de afpersing welke is begaan door de medeverdachte. Deze afpersing van de benadeelde partij is niet aan verdachte tenlastegelegd. Gelet hierop ontbreekt het causaal verband tussen het ten laste van verdachte bewezenverklaarde en de door de benadeelde partij gestelde schade. Dit geldt ook ten aanzien van het gevorderde aan immateriële schade. Uit de onderbouwing van die schade volgt immers dat dit het gevolg is geweest van de afpersing en niet zozeer van de oplichting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 35,00 als materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 25 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de te zijnen laste bewezenverklaarde oplichting met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij ten gevolge daarvan heeft geleden.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 25 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 230,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de post “tikkie betalingen”.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste van verdachte bewezenverklaarde onder feit 5 in de zaak met parketnummer 01.177673.20 rechtstreekse schade heeft geleden. Daarom kan aan de benadeelde partij in beginsel een geldelijke vergoeding voor de geleden schade toekomen.
Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, zoals gebleken uit het procesdossier en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding redelijk is en voor toewijzing in aanmerking komt.
Hetzelfde geldt voor het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag voldoende is onderbouwd, haar niet onredelijk voorkomt en niet is betwist door de verdediging, zodat die post voor toewijzing in aanmerking komt.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 230,00 als materiële schadevergoeding en een bedrag van € 500,00 als immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Het beslag.

De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie, de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 63, 141, 312, 317, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte onder
feit 6 primair in de zaak met parketnummer 01.177673.20is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 subsidiair in de zaak met parketnummer 01.177673.20 en hetgeen in de zaak met parketnummer 01.017042.22is ten laste gelegd
bewezenzoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van 01.177673.20, feit 1
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van 01.177673.20, feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van 01.177673.20, feit 3
medeplegen van oplichting
ten aanzien van 01.177673.20, feit 4
medeplegen van oplichting
ten aanzien van 01.177673.20, feit 5
oplichting
ten aanzien van 01.177673.20, feit 6 subsidiair
medeplegen van afdreiging
ten aanzien van 01.017042.22
medeplegen van oplichting
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
 een
gevangenisstrafvoor de duur
van 12 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
ten aanzien van 01.177673.20, feit 4:
 legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer 2], van een bedrag van
35,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van
maximaal 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 25 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], van een bedrag van
35,00 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 25 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering
voor het overige niet ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
ten aanzien van 01.177673.20, feit 5:
 legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer 3], van een bedrag van
730,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van
maximaal 14 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 230,00 euro als vergoeding voor materiële schade en 500,00 euro als vergoeding voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 730,00 euro, bestaande uit 230,00 euro materiële schade en 500,00 euro immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
ten aanzien van het beslag

gelast de teruggavevan de na te noemen inbeslaggenomen goederen
aan verdachte, te weten:
  • 2 sleutels van een brom-/snorfiets;
  • 1 kluissleutel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. M. Kleijn Hesselink, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 16 februari 2023.