ECLI:NL:RBOBR:2023:6099

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/01/395103 / JE RK 23-997
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de beslissing van de gecertificeerde instelling (GI) tot wijziging van de verblijfplaats van haar minderjarige kind [X] te vernietigen. De kinderrechter oordeelt dat de GI het besluit om de verblijfplaats van [X] te wijzigen op onvolledige en onjuiste gronden heeft genomen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [X] en heeft eerder een machtiging tot uithuisplaatsing gekregen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI de beslissing tot wijziging van de verblijfplaats te gehaast heeft genomen, zonder rekening te houden met de recente positieve ontwikkelingen in de behandeling van de moeder en de goede situatie van [X] bij zijn grootmoeder. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing gedeeltelijk ingetrokken en de duur ervan bekort tot drie maanden, waarbij [X] alleen nog in het netwerkpleeggezin van grootmoeder mag worden geplaatst. De kinderrechter benadrukt het belang van een zorgvuldige herbeoordeling van de situatie door de GI binnen deze termijn.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/395103 / JE RK 23-997
Datum uitspraak: 11 september 2023

beschikking conflictbehandeling uithuisplaatsing

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.J.M. Jansen,
over

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [X] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam grootmoeder] ,

hierna te noemen de grootmoeder (moederzijde),
wonende in [woonplaats] .

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 juli 2023;
  • het bericht van de advocaat van moeder met bijlagen van 31 juli 2023;
  • het bericht van de advocaat van moeder met bijlagen van 13 augustus 2023;
  • twee berichten van de advocaat van moeder met bijlagen van 15 augustus 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op
17 augustus 2023.
De mondelinge behandeling was aanvankelijk gepland op 16 augustus 2023. De kinderrechter heeft besloten de beslissing op het verzoek aan te houden, omdat het verweerschrift van de GI niet was binnengekomen bij de rechtbank.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de grootmoeder;
- mevrouw [naam] , namens de GI.
De kinderrechter heeft aan de ambulante begeleider van de moeder toegang verleend om als toehoorder bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [X] .
Bij beschikking van 20 mei 2022 is [X] onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, zijnde tot 20 mei 2023.
Bij beschikking van 22 maart 2023 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [X] verleend in een pleeggezin dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 20 mei 2023.
Bij beschikking van 19 mei 2023 is de ondertoezichtstelling van [X] verlengd tot 20 mei 2024 en is een machtiging verleend om [X] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dan wel in een pleeggezin tot 20 mei 2024.
[X] verblijft bij zijn grootmoeder (moederzijde).
De [instelling] heeft op [datum] , na een onderzoek, grootmoeder geaccepteerd als pleegouder voor de duur van maximaal anderhalf jaar. Daarbij is aangegeven dat binnen een jaar er duidelijkheid dient te zijn of terugplaatsing bij moeder mogelijk is dan wel dat er gezocht dient te worden naar een ander perspectief. Wanneer eerder blijkt dat een terugplaatsing bij moeder niet binnen anderhalf jaar mogelijk is, zal vanaf dat moment zo snel mogelijk doorgeplaatst moeten worden naar een pleeggezin. Verder blijkt uit dit stuk dat na het delen van deze conclusie met de gezinsvoogd er onduidelijkheid is ontstaan of moeder de verdere behandeling bij [instelling 4] aangaat. En dat de kans door de gezinsvoogd dat moeder binnen een jaar niet klaar zal zijn met haar traject als groot wordt gezien, waardoor niet wordt voldaan aan de voorwaarde.
De GI heeft op [datum] het schriftelijke besluit genomen tot wijziging van de verblijfplaats van [X] naar een pleeggezin of accommodatie zorgaanbieder met ingang van [datum] tot en met [datum] 2024. In dit besluit heeft de GI de volgende clausule opgenomen: “Bent u het niet eens met de overplaatsing? U kunt op grond van artikel 1:265d BW en 1:326 BW de kinderrechter verzoeken af te zien van een krachtens de maatregel toegestane wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige.”
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI nog geen geschikte verblijfplaats voor [X] heeft gevonden, waardoor hij nog steeds bij zijn grootmoeder verblijft.

Het verzoek

De moeder verzoekt de beslissing van de GI tot overplaatsing van [X] te vernietigen (art. 1:265d, tweede lid sub c van het Burgerlijk Wetboek).
De gronden die aan dit verzoek ten grondslag liggen, zijn opgenomen in het verzoekschrift en dienen als hier vermeld en ingelast te worden beschouwd.

De standpunten

Door en namens moeder wordt gesteld dat de beslissing van de GI op basis van onvolledige informatie en onjuiste gronden is genomen. De beslissing is vóór de eindevaluatie van het behandeltraject van moeder bij [instelling 2] genomen. Wat [instelling 3] zegt op [datum] (dat moeder zich niet aan de behandeling zou gaan houden) is onjuist. De GI gaat er vanuit dat moeder gaat terugvallen in haar middelengebruik. De behandeling van moeder wordt echter als zeer succesvol beschreven. Een succesvolle behandeling was de voorwaarde voor een kortdurende plaatsing van [X] bij grootmoeder, waarbij er binnen één jaar wordt gewerkt naar eventuele terugplaatsing bij moeder. Verder staat in de beslissing dat moeder na de behandeling bij grootmoeder zal gaan wonen, maar dat is volgens moeder niet waar. Ze heeft een eigen woning, waar ze ambulante thuisbegeleiding krijgt. Moeder wilde graag naar [instelling 4] gaan, maar ze is buiten haar eigen toedoen daarvoor afgewezen. Moeder houdt zich verder goed aan de afspraken uit het veiligheidsplan. Het gaat heel goed met [X] bij grootmoeder. Hij ontwikkelt zich goed en is heel erg gehecht aan grootmoeder. Moeder stelt dat een wisseling in zijn verblijfplaats niet in het belang van [X] is.
De GI stelt dat het in het belang van [X] is om naar een pleeggezin overgeplaatst te worden. Moeder heeft sinds 2013 alcoholproblematiek. Ze heeft meerdere keren gereden onder invloed en ze heeft een poging suïcide gedaan. Ze heeft zelfs in coma gelegen door middelengebruik. Ze is meermaals opgenomen geweest, maar omdat ze snel overvraagd wordt valt ze steeds weer terug in haar middelenverslaving. Het advies van [instelling 2] was 24 uurs begeleiding en hulp, maar moeder weigert dit. De ambulante hulp die moeder nu krijgt is volgens de GI niet toereikend. Het is niet de vraag of maar wanneer moeder een terugval krijgt. Verder geeft de GI aan dat het verblijf van [X] bij grootmoeder tijdelijk is. De grootmoeder is erg loyaal aan moeder, wat maakt dat zij geen beslissingen kan nemen in het belang van [X] . Zij heeft bijvoorbeeld moeder twintig minuten eerder binnengelaten, zodat moeder zonder begeleiding omgang kon hebben met [X] . [X] komt daardoor klem te zitten tussen grootmoeder en moeder.

De beoordeling

OntvankelijkheidDe moeder verzoekt de beslissing van de GI tot overplaatsing van [X] te vernietigen. De kinderrechter stelt vast dat op grond van artikel 1:265d, vierde lid Burgerlijk Wetboek (BW), geen vernietiging kan worden verzocht van de beslissing van de GI. De kinderrechter begrijpt het verzoek van moeder aldus dat zij de kinderrechter verzoekt de bij beschikking van 19 mei 2023 verleende machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dan wel in een pleeggezin geheel of gedeeltelijk in te trekken of de duur ervan bekorten, zoals bepaald in artikel 1:265d, vierde lid BW.
De kinderrechter stelt vast dat de moeder met het gezag over [X] is belast, waardoor zij een dergelijk verzoek bij de kinderrechter kan indienen. In zoverre is moeder ontvankelijk in het verzoek.
Op grond van artikel 1:265d, vierde lid juncto artikel 1:264, eerste tot en met het derde lid, BW moet de ouder onder meer het verzoek bij de kinderrechter indienen binnen twee weken na verzending of uitreiking van de beslissing van de GI.
De kinderrechter stelt vast dat de moeder geen schriftelijk verzoek aan de GI heeft gedaan op grond artikel 1:265d, lid 2, sub c van het Burgerlijk Wetboek, alvorens een verzoek te doen aan de kinderrechter.
De advocaat van moeder heeft in het verzoekschrift aangegeven dat het besluit om de verblijfplaats van [X] te wijzigen door de GI op [datum] is besproken met moeder en dat moeder toen direct heeft aangegeven het niet eens te zijn met dat besluit. Vervolgens heeft de GI het besluit van [datum] genomen om over te gaan tot wijziging van de verblijfplaats van [X] . In dit besluit is een beroepsclausule opgenomen. Gelet hierop heeft moeder naar het oordeel van de kinderrechter voldaan aan artikel 1:265d, tweede lid aanhef en onder c BW omdat moeder aan de GI duidelijk heeft gemaakt dat zij het niet eens is met een wijziging van de verblijfplaats van [X] en de GI dit kennelijk ook zo heeft opgevat, omdat in de beslissing van [datum] een beroepsclausule is opgenomen.
De kinderrechter vindt dat de moeder om die reden ontvankelijk is in haar verzoek en zal het verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordelingDe kinderrechter moet ex nunc en volledig toetsen. Dat betekent dat alle een rol spelende belangen ten volle worden afgewogen. Dat zijn zowel de belangen van de moeder als ook de belangen van [X] zelf. Daarnaast wordt er gekeken of de beslissing van de GI zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De GI geeft in het verweerschrift van 20 juli 2023 aan dat er vanaf de start al zorgen zijn uitgesproken over het verblijf van [X] bij oma. Dit omdat de zus van [X] eerder bij grootmoeder woonde en onvoldoende door grootmoeder tegen moeder is beschermd. Vanuit [instelling 2] is aan moeder geadviseerd om 24-uurs begeleid te gaan wonen, maar moeder accepteerde dat niet. Onder de druk die de GI op moeder heeft gelegd door aan te geven dat [X] op [datum] zou worden overgeplaatst accepteerde moeder het om naar [instelling 4] te gaan, maar toen bleek er geen plaats voor haar te zijn. De GI ziet een patroon tussen moeder en grootmoeder van strijd opzoeken, anderen betichten van liegen, zaken stilhouden en niet werken volgens afspraak. Bovendien is er bij moeder geen zelfinzicht. Als voorbeeld geeft de GI dat grootmoeder direct voor moeder gaat strijden en moeder al 20 minuten voorafgaand aan het bezoek bij grootmoeder en [X] binnenliet zonder dat begeleiding aanwezig was.
Uit een door moeder overgelegde brief van [datum] van [naam] , Gz-psycholoog en [naam] , psycholoog, beiden werkzaam bij [instelling 2] verslavingszorg, blijkt dat moeder een individuele en groepsgerichte verslavingsbehandeling heeft gehad. Zij heeft cognitieve gedragstherapie gevolgd en gewerkt aan schematherapeutische technieken. Daarnaast heeft zij een sociale vaardigheidstraining en een emotieregulatietraining gevolgd en intensieve psychoeducatie gehad over verslaving. Deze behandeling heeft zij succesvol doorlopen en is op [datum] beëindigd.
Uit een door moeder overgelegde brief van psychiater [naam] van [datum] blijkt dat moeder na een zeer succesvolle behandeling bij [instelling 2] zich heeft aangemeld voor een aansluitende deeltijdbehandeling bij [instelling 5] . Daar waar zij voor haar behandeling bij [instelling 2] eerst extrinsiek gemotiveerd was, is zij nu een meer krachtige, zelfbewuste vrouw in herstel die vanuit herwonnen zelfvertrouwen zichzelf en haar kind een veel meer gezond leven gunt. Zij heeft veel geleerd over de ziekte verslaving en kan haar functioneren meer loskoppelen hiervan en andere, meer gezonde coping mechanismen inzetten. Mede dankzij het adequate gebruik van bupropion, welke haar stemming verbetert en zucht remt, en quetiapine welke haar nachtrust bevordert en overdenken afremt, is er na ontslag nauwelijks sprake van zucht geweest ondanks voortgezette stressfactoren in de vorm van onduidelijkheden rondom de zorg voor haar zoontje.
De kinderrechter stelt vast dat het besluit van [datum] van de GI is genomen voordat de rapporten van [instelling 2] en [instelling 5] bekend waren. Gebleken is dat moeder haar behandeling bij [instelling 2] goed heeft afgerond. Daarnaast blijkt dat moeder nieuwe medicatie heeft, wat goede resultaten in haar herstel heeft gebracht. Een goede afronding van de behandeling van moeder was een voorwaarde voor voortzetting van de plaatsing van [X] bij grootmoeder. Dat moeder geen behandeling bij [instelling 4] is aangegaan is niet haar schuld. De kinderrechter begrijpt wel de zorgen van de GI over moeder en de kinderrechter is het eens met de GI dat moeder op dit moment onvoldoende zorg kan bieden aan [X] . Verder overweegt de kinderrechter dat [X] het goed doet bij grootmoeder. Gebleken is tijdens de mondelinge behandeling dat [X] op dit moment nog bij grootmoeder verblijft, omdat er nog geen geschikte plek voor hem is gevonden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de kinderrechter dat de GI het besluit van [datum] te gehaast heeft genomen, op basis van onvolledige en onjuiste gronden.
Zoals hiervoor al is overwogen kan de beslissing van de GI op grond van artikel 1:265d, vierde lid BW niet worden vernietigd.
Evenmin kan in dit geval de bij beschikking van 19 mei 2023 verleende machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dan wel in een pleeggezin geheel worden ingetrokken. Dit zou immers leiden tot een terugplaatsing van [X] bij moeder en alle betrokkenen, inclusief moeder, zijn het erover eens dat terugplaatsing bij moeder op dit moment niet in zijn belang is.
De kinderrechter ziet wel aanleiding om de eerder gegeven machtiging gedeeltelijk in te trekken, namelijk voor zover die machtiging is verleend tot plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en tot plaatsing in een voorziening voor pleegzorg algemeen. De kinderrechter zal de gegeven machtiging gedeeltelijk intrekken, in die zin dat [X] alleen nog maar in het specifieke netwerkpleeggezin van grootmoeder mag worden geplaatst. Bovendien ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de machtiging uithuisplaatsing te bekorten tot drie maanden. Gebleken is dat [X] het goed doet bij grootmoeder. De kinderrechter ziet voor de komende drie maanden geen zorgen om dat te continueren. De kinderrechter gaat er wel vanuit dat de moeder en de grootmoeder zich aan de afspraken uit het veiligheidsplan blijven houden. De kinderrechter vindt het van belang dat de GI nogmaals de situatie bij moeder en grootmoeder zorgvuldig onderzoekt, waarbij de informatie van de [instelling] en [instelling 5] -verslavingszorg wordt meegenomen. De kinderrechter vindt een resterende termijn van de machtiging uithuisplaatsing van drie maanden, voor welke termijn [X] bij grootmoeder verblijft passend. Binnen die drie maanden kan de GI zonodig een nieuw verzoek tot machtiging uithuisplaatsing indienen.
Dit betekent dat het verzoek gedeeltelijk zal worden toegewezen.
De beslissing
De kinderrechter:
trekt de machtiging uithuisplaatsing gedeeltelijk in, namelijk voor zover deze ziet op een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en een algemene voorziening voor pleegzorg en bepaalt dat [X] alleen nog maar in het netwerkpleeggezin van grootmoeder mag worden geplaatst;
bekort de duur van de machtiging uithuisplaatsing bij grootmoeder voor de duur van drie maanden, met ingang van 11 september 2023 tot 11 december 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.H. de Heer-Schotman, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 11 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: -door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; -door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.