ECLI:NL:RBOBR:2023:6096

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/01/393537 / FA RK 23-2237
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omgangsregeling in een familiezaken met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een familiekwestie betreffende de wijziging van een omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.T.M. Sengers, verzocht om wijziging van de omgangsregeling die in 2021 was vastgesteld, omdat zij meende dat haar omstandigheden waren verbeterd. De pleegmoeder, bijgestaan door advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken, voerde verweer en betwistte de door de moeder gestelde verbeteringen. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 31 mei 2023, en een verweerschrift van de pleegmoeder, ontvangen op 25 september 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2023 waren beide partijen aanwezig, evenals de pleegvader en de pleegzorgwerker. De rechtbank heeft ook de mening van de minderjarigen in overweging genomen, waarbij [minderjarige 2] aangaf geen behoefte te hebben aan contact met de moeder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is die een herbeoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt. De moeder heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar situatie ten opzichte van 2021 is verbeterd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de behoeften van de kinderen, die momenteel bij de pleegmoeder en pleegvader wonen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeken van de moeder om de omgangsregeling te wijzigen moeten worden afgewezen, en dat er geen noodzaak is voor een raadsonderzoek. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/393537 / FA RK 23-2237
Uitspraak : 26 oktober 2023
Beschikking betreffende wijziging van de omgangsregeling in de zaak van
[naam moeder],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.T.M. Sengers,
tegen
[naam pleegmoeder] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de moeder en de pleegmoeder,
als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam pleegvader] ,
hierna te noemen: de pleegvader,
als informant wordt aangemerkt:
[naam pleegzorgwerker] ,
pleegzorgwerker bij [instelling] ,
hierna te noemen: de pleegzorgwerker.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de moeder, ontvangen ter griffie op 31 mei 2023;
  • het verweerschrift van de pleegmoeder, ontvangen op 25 september 2023.
- de correspondentie, waaronder met name:
  • een F9-formulier (met bijlage) van mr. Sengers van 19 juni 2023.
  • een F9-formulier (met productie 5) van mr. Sengers van 21 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2023. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door mr. Sengers en de pleegmoeder, bijgestaan door mr. Dorhout-Tielken. Daarnaast waren aanwezig: de pleegvader, de pleegzorgwerker en mevrouw [naam 1] , namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
1.3.
De griffier heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek aan de rechter kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Zij heeft een brief geschreven aan de rechter. Op 16 oktober 2023 heeft de rechter ook nog met [minderjarige 2] gesproken.

2.De feiten

2.1.
De moeder is gehuwd geweest met [naam 2] , hierna te noemen ‘de vader’. De vader is in 2017 overleden.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn de navolgende minderjarigen geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] (roepnaam [minderjarige 1] ),
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] (roepnaam [minderjarige 2] ).
2.3.
De minderjarigen hebben in de periode van 2010 tot en met 2014 onder toezicht gestaan van Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel, locatie Almelo (hierna: de GI).
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 10 januari 2014 is het gezag van de ouders over de minderjarigen beëindigd en is de GI benoemd tot voogdes over de minderjarigen. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2020 is pleegmoeder benoemd tot voogd over de minderjarigen.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. De beschikking uit 2021 waarin de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen is vastgelegd te wijzigen en de onder randnummer 24 genoemde opbouwende omgangsregeling tussen de minderjarigen en de moeder vast te stellen, althans een andere omgangsregeling te bepalen die de rechtbank in het belang van de minderjarigen acht;
Subsidiair:
II. Een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te gelasten naar welke mogelijkheden er zijn voor omgang tussen moeder en de minderjarigen en op welke wijze aan deze omgang het beste vorm kan worden gegeven.
3.2.
De pleegmoeder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de moeder.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank kan op verzoek van een ouder een beslissing over de omgang of een door de ouders onderling afgesproken omgangsregeling wijzigen als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of als bij het nemen van de beslissing van verkeerde of onvolledige gegevens is uitgegaan (art. 1:377e Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.2.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW.
4.3.
De moeder onderbouwt haar verzoek – samengevat – als volgt. De moeder stelt dat de omgangsregeling bij beschikking in 2021 is beperkt, omdat het in die periode minder goed ging met haar. Sindsdien ziet de moeder de kinderen slechts eenmaal per drie maanden. Inmiddels gaat het goed met haar. Zij heeft een goed sociaal netwerk en gaat binnenkort weer aan het werk in de zorg. De moeder meent dat daarom gekeken dient te worden naar een nieuwe regeling die aansluit bij de huidige (verbeterde) situatie. Zij acht het in het belang van de kinderen dat de huidige omgangsregeling wordt gewijzigd, zodat de kinderen en moeder elkaar op meer frequente basis kunnen zien en dit ten goede zal komen aan hun gehechtheidsrelatie.
4.4.
De pleegmoeder voert verweer en voert – samengevat – het volgende aan. De pleegmoeder betwist de door de moeder gestelde gewijzigde omstandigheden. Er is volgens de pleegmoeder sinds de mondelinge behandeling in 2021 niets veranderd. De moeder heeft in de afgelopen jaren geen stabiel patroon laten zien en heeft in de loop van de jaren meerdere terugvallen gehad, waarin zij niet betrouwbaar was in de omgang. Volgens de pleegmoeder komen er nog steeds situaties voor waaruit blijkt dat de moeder niet stabiel is. De pleegmoeder laat in de bezoekregeling ook niet een voor de kinderen betrouwbaar beeld zien. Het verzoek van de moeder moet daarom worden afgewezen.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar de rechtbank begrijpt, verzoekt de moeder om wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2021. De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van de inhoud van deze beschikking, nu deze door de moeder niet in de procedure is overgelegd. In deze beschikking is – anders dan de moeder lijkt te stellen – geen omgangsregeling vastgesteld. De rechtbank overwoog toen dat het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] was om de door de moeder verzochte omgangsregeling vast te stellen. Gebleken is destijds dat het contact, met name voor [minderjarige 2] , belastend was. De rechtbank overwoog daarnaast dat er signalen waren dat de psychische toestand van de moeder op dat moment niet stabiel was. De rechtbank achtte het verder van belang dat in de toekomst rekening zou worden gehouden met de behoeften van de kinderen en de toestand van de moeder, omdat daarmee kan worden voorkomen dat de omgang een te grote belasting vormt voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank zag in 2021 evenmin aanleiding om de regeling die toen gold, waarbij de moeder eens per drie maanden contact had met [minderjarige 1] en eens per zes maanden contact had met [minderjarige 2] , vast te leggen in een beschikking omdat niet gebleken was dat de pleegmoeder de regeling niet nakwam. De rechtbank heeft daarom in 2021 geen omgangsregeling vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sinds de beschikking van 23 juli 2021 niets relevants gewijzigd in de omstandigheden, die een herbeoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt. Allereerst heeft de moeder, gelet op de gemotiveerde betwisting van de pleegmoeder, onvoldoende met stukken onderbouwd dat haar situatie ten opzichte van 2021 is verbeterd. De moeder heeft weliswaar als productie 5 een brief van haar psychiater overgelegd, maar heeft hierover geen stellingen ingenomen. Het is niet aan de rechtbank om uit de door de moeder overgelegde stukken stellingen af te leiden. Bovendien kan de rechtbank uit deze brief niet zondermeer afleiden dat de situatie van de moeder ten opzichte van 2021 is verbeterd. Ook in de situatie van de kinderen is niets relevants gewijzigd. De kinderen groeien op bij de pleegmoeder en de pleegvader. De pleegmoeder heeft onweersproken verklaard dat de bezoekmomenten voor [minderjarige 2] nog steeds belastend zijn. [minderjarige 2] heeft bovendien zelf in het gesprek met de rechter aangegeven dat zij nu geen omgang wil met haar moeder, omdat zij vindt dat haar moeder niet naar haar behoeften luistert. De rechtbank acht het, net als in 2021, nog steeds van belang dat rekening moet worden gehouden met de behoeften van de kinderen en de toestand van de moeder, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee kwetsbare kinderen zijn en daarmee kan worden voorkomen dat de omgang een te grote belasting vormt voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de moeder geschetste omstandigheden geen wijziging van omstandigheden opleveren als bedoeld in artikel 1:377e BW. Het voorgaande betekent dat de rechtbank geen omgangsregeling zal vastleggen en dat het verzoek van de moeder door de rechtbank zal worden afgewezen.
4.6.
Het subsidiaire verzoek van de moeder, om een raadsonderzoek te gelasten, wordt eveneens afgewezen. De rechtbank acht een raadsonderzoek niet noodzakelijk, nu zij zich voldoende geïnformeerd acht om een beslissing te nemen.
Uitleg voor [minderjarige 2]
4.7.
[minderjarige 2] heeft tijdens het gesprek met de rechter aangegeven dat zij graag zelf van de rechter via een brief verneemt, wat de uitspraak is. De rechter heeft daarom onderstaande brief aan [minderjarige 2] verstuurd:
Een tijdje geleden, op 16 oktober 2023, hebben wij met elkaar gesproken omdat [naam moeder] bij de rechtbank heeft aangegeven dat zij graag meer omgang wil met jou en jouw zusje, [minderjarige 1] . Ik heb besloten dat ik het verzoek van [naam moeder] afwijs en dat er dus geen omgangsregeling op papier wordt vastgelegd. Dat betekent dat er niks verandert voor jou. Ik zal uitleggen waarom ik dit zo heb besloten.
Jij hebt mij verteld dat je op dit moment geen behoefte hebt aan contact met [naam moeder] en dat je niet bij haar op bezoek wil en/of bij haar wil logeren. Jij hebt mij verteld dat jij het niet fijn vindt dat [naam moeder] niet naar jouw behoeften luistert. Je zou het fijn vinden als je zelf mag bepalen of en wanneer jij haar ziet.
Ik heb goed naar iedereen geluisterd. Twee jaar geleden heeft de rechter beslist dat er geen omgangsregeling tussen jou en [naam moeder] op papier vastgelegd zou worden. De rechter vond het belangrijk dat rekening kon worden gehouden met jouw behoeften.
Ik vind dat nog steeds belangrijk. Dat betekent natuurlijk niet dat je nooit meer contact kan of mag hebben met [naam moeder] . Dat mag altijd. Als jij daar behoefte aan hebt, kun je dat altijd bij jouw ouders aangeven. Zij zullen er dan voor zorgen dat je contact kan hebben met [naam moeder] .
Proceskosten
4.8.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de verzoeken van de moeder af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.M. Smits, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 oktober 2023.
Conc: SBr
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.