In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Gecertificeerde Instelling (GI), vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, had verzocht om de kinderen uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter moest beoordelen of de ouders, met name de moeder, in staat waren om 'goed genoeg ouderschap' te bieden en of een uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat een uithuisplaatsing noodzakelijk was. De moeder had haar ouderschap 'goed genoeg' ingevuld en bood een veilige en stabiele opvoedomgeving. De kinderrechter wees op de bereidheid van de moeder om hulp te accepteren en de positieve ontwikkeling van de kinderen, die geen ernstige zorgen meer vertoonden vanuit de school of andere bronnen. De kinderrechter concludeerde dat de voordelen van een uithuisplaatsing niet opwogen tegen de nadelen voor de kinderen, die bij onbekenden zouden worden geplaatst.
De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen en benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de GI. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de ouders aanspoorde om coöperatief te blijven in het belang van hun kinderen.