ECLI:NL:RBOBR:2023:6091

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
23/321
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en de noodzaak van aanvullende beperkingen voor afleiding door anderen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering per 25 januari 2022. Eiseres had op 19 oktober 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV wees deze aanvraag af op 9 februari 2022, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 14 december 2022. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres, met name op het aspect van afleiding door anderen. De verzekeringsarts B&B had in zijn rapportage van 29 augustus 2023 erkend dat eiseres afgeleid kan worden door auditieve prikkels en lawaai, maar deze beperkingen werden niet opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een aanvullende beperking voor afleiding door langslopende mensen niet noodzakelijk is. Eiseres heeft met rapportages van verzekeringsarts Sheikkariem aangetoond dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuwe FML op te stellen, inclusief de noodzakelijke beperkingen. Tevens moet het UWV de proceskosten van eiseres vergoeden, die in totaal € 2.883,09 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong en is openbaar uitgesproken op 29 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.E. Crone),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. C.J.G. Oom-Roumen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 25 januari 2022. Eiseres heeft op 19 oktober 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 9 februari 2022 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 december 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV de WIA-aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. De rechtbank doet dit aan de hand van de beroepsgronden eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De standpunten van partijen
3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres met haar beperkingen in staat moet worden geacht de functies van medewerker backoffice (SBC-code 532040), monteur (SBC-code 267053) en productiemedewerker industrie (functienaam: medior soldering operator) (SBC-code 111180) te verrichten. Als het loon dat eiseres met deze functies kan verdienen, wordt afgezet tegen het loon dat eiseres in haar werk als project administrator verdiende, dan leidt dat tot een inkomensverlies van 27,32%. Dat is dan ook de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 35%, heeft eiseres volgens het UWV geen recht op een WIA-uitkering.
3.1.
Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en zij stelt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Daarnaast vindt zij dat het UWV haar beperkingen onjuist heeft vastgesteld en zij onderbouwt dat standpunt met verzekeringsgeneeskundige rapporten van verzekeringsarts
F. Sheikkariem van 30 maart 2023 en 9 november 2023. Ten slotte betoogt eiseres dat de functies van medewerker backoffice en productiemedewerker industrie niet passend zijn, omdat de belastbaarheid van eiseres op het aspect 1.8.1 (afleiding door activiteiten van anderen) in die functies wordt overschreden.
De medisch inhoudelijke beoordeling
4. De verzekeringsgeneeskundige rapportage van F. Sheikkariem van 30 maart 2023 heeft de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) aanleiding gegeven zijn standpunt te wijzigen. Daarom heeft hij de functionele mogelijkhedenlijst (FML) tijdens de beroepsprocedure aangepast. De rechtbank stelt echter vast dat de verzekeringsarts B&B in zijn rapportage van 29 augustus 2023 schrijft dat hij kan volgen dat eiseres afgeleid kan worden door geregeld sterke auditieve prikkels en lawaai en dat sterk wisselende diensten zijn af te raden, maar dat hij die beperkingen (de aspecten 1.8.1 en 6.4) vervolgens niet opneemt in de FML. Tijdens de zitting heeft het UWV erkend dat dit per abuis is en dat deze beperkingen alsnog in de FML moeten worden opgenomen. Het UWV heeft erop gewezen dat dit geen gevolgen heeft voor de arbeidsdeskundige beoordeling, omdat enerzijds op 6.4 geen (kenmerkende) belasting voorkomt in de functies en anderzijds de arbeidsdeskundige B&B de beperking op 1.8.1 wel bij zijn beoordeling heeft betrokken. De rechtbank constateert dat dit inderdaad het geval is.
4.1.
Door het gewijzigde standpunt van de verzekeringsarts B&B richt het geschil over de medisch inhoudelijke beoordeling zich alleen nog op de vraag of eiseres benutbare mogelijkheden heeft en of er een verdergaande beperking moet worden aangenomen op het aspect 1.8.1. (afleiding door anderen). De verzekeringsarts B&B neemt aan dat eiseres afgeleid kan worden door geregeld auditieve prikkels en lawaai, terwijl verzekeringsarts Sheikkariem zich op het standpunt stelt dat eiseres ook wordt afgeleid door bewegende mensen. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat daarmee afleiding door langslopende mensen wordt bedoeld.
Benutbare mogelijkheden
4.2.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts B&B dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. Benutbare mogelijkheden zijn namelijk volgens artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) alleen dan niet aanwezig als iemand is opgenomen, bedlegerig is, lichamelijk niet zelfredzaam is of psychisch niet zelfredzaam is. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd dat in het geval van eiseres geen sprake is van een van deze situaties. Dat eiseres zichzelf niet in staat acht om te werken en dat haar psycholoog aangeeft dat zij rust nodig heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres geen benutbare mogelijkheden in de zin van het Sb heeft. Het is daarom terecht dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres in een FML hebben vastgesteld.
De beperking op het aspect 1.8.1 (afleiding door anderen)
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd dat een aanvullende beperking voor afleiding door langslopende mensen niet noodzakelijk is. Hij vindt die beperking te ver gaan, omdat eiseres ook auto rijdt en daarin wordt geconfronteerd met bewegend verkeer en mensen. Die motivering vindt de rechtbank niet overtuigend. Verzekeringsarts Sheikkariem heeft namelijk uitgelegd dat eiseres concentratieproblemen ervaart en wordt afgeleid als er continu mensen langs haar lopen en zij een tekst zou moeten lezen. Dit is volgens verzekeringsarts Sheikkariem een ander soort belasting dan in het verkeer wordt gevraagd. De rechtbank kan dit standpunt goed volgen. Bij autorijden ligt de focus immers op dat wat zich in het verkeer afspeelt en wat andere verkeersdeelnemers doen, terwijl tijdens het werk wordt gefocust op de werkzaamheden en de afleiding juist zit in dat wat van daarbuiten komt. Daarom volgt de rechtbank het standpunt van eiseres dat een aanvullende beperking voor langslopende mensen noodzakelijk is. Eiseres heeft met de rapportages van verzekeringsarts Sheikkariem dus aannemelijk gemaakt dat de beperkingen op het aspect 1.8.1 niet juist zijn vastgesteld.
De arbeidsdeskundige beoordeling
Monteur
5. De passendheid van deze functie is niet in geschil.
Medewerker backoffice
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft gemotiveerd dat deze functie passend is. Dat wat eiseres heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Het enkele gegeven dat wordt gewerkt in een kantoortuin met 20 tot 30 collega’s is namelijk onvoldoende om aan te nemen dat de belastbaarheid van eiseres door lawaai of langslopende mensen wordt overschreden. De gebruikelijke geluiden en prikkelingen die bij een kantoortuin horen, hoeven namelijk niet zodanig aanwezig te zijn dat die niet passen binnen dat wat eiseres aankan. Als in deze functie wel sprake zou zijn van geluiden en prikkelingen waarvan de belasting op of boven de grenswaarde ligt, dan mag worden verwacht dat dit als kenmerkende belasting op het aspect 1.8.1 (afleiding door anderen) zou zijn opgenomen in het ‘Resultaat functiebeoordeling’. Maar dat is niet het geval.
Productiemedewerker industrie
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B niet voldoende heeft gemotiveerd dat deze functie passend is. Hij licht op het aspect 1.8.1 (afleiding door anderen) onder andere toe dat medewerkers van een groep elkaar wel kunnen zien maar op hun eigen werk zijn gefocust en dat er niet echt heen en weer wordt gelopen en dat de sfeer rustig is. Dat komt echter niet overeen met het ‘Resultaat functiebeoordeling’, waarin een kenmerkende belasting wordt gegeven op het aspect 1.8.1 (afleiding door anderen). Die belasting houdt in dat de medewerker in een grote productiehal werkt die door schotten van circa 140 cm van het gangpad en andere collega’s wordt afgescheiden en dat dagelijks collega’s langs lopen, blijven staan en praten. Daardoor heeft de arbeidsdeskundige B&B de rechtbank er niet van overtuigd dat deze functie past binnen de belastbaarheid van eiseres.

Conclusie en gevolgen

6. Het komt er dus op neer dat de beperkingen op de aspecten 1.8.1 (afleiding door anderen) en 6.4. (beperkingen ten aanzien van werktijd: geen sterk wisselende diensten) ten onrechte niet in de FML zijn vastgelegd, de beperking op het aspect 1.8.1 niet juist is vastgesteld en de functie van productiemedewerker industrie niet geschikt is. Doordat deze functie vervalt, blijven onvoldoende functies over om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vast te stellen. Dat betekent ook dat de berekende mate van arbeidsongeschiktheid niet juist is.
6.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het UWV een aangepaste FML moet opstellen (dus inclusief de in rechtsoverweging 4 en 4.3 geformuleerde beperking op aspect 1.8.1., en daarnaast de ontbrekende beperking op 6.4), nader arbeidsdeskundig onderzoek moet verrichten en de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw moet berekenen. Het UWV zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. Omdat de zaak een gemiddeld gewicht heeft, is op deze waarde de factor 1 toegepast. De vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand komt in totaal uit op € 1.674. Daarnaast krijgt eiseres een vergoeding voor de kosten van de deskundige die aan haar verslag heeft uitgebracht. De maatstaf voor vergoeding van een deskundige wordt op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt een gemaximeerd tarief. Uit artikel 6 van het Bts volgt dat de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, vergoed worden tot een maximum tarief van € 142,75 per uur (2023). Uit de urenspecificatie die eiseres heeft ingediend, blijkt dat de deskundige 7 uur aan de zaak heeft besteed. Dit geeft een vergoeding van 7 x € 142,75 = € 999,25. Dit bedrag wordt op grond van artikel 15 van het Bts verhoogd met de omzetbelasting (btw) die daarover is verschuldigd. De totale vergoeding voor deskundige kosten komt daardoor uit op € 1.209,09.Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
6.3.
De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.883,09.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 december 2022;
- draagt het UWV op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.883,09;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.