ECLI:NL:RBOBR:2023:6072
Rechtbank Oost-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring OM in vordering tot inbewaringstelling na toezegging ZSM
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die op 15 december 2023 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 18 december 2023 in hoger beroep is gekomen tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de relevante stukken bekeken, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie. Tijdens de zitting in raadkamer zijn de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, mr. W.R. Smeets, gehoord.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een afwijzende beslissing van de rechter-commissaris en heeft verzocht om het hoger beroep van het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep wel degelijk mogelijk is, omdat de vordering tot inbewaringstelling niet is toegewezen. De rechter-commissaris had vastgesteld dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had gekregen dat hij na zijn verhoor zou worden heengezonden, een mededeling die door ZSM aan de verdachte was gedaan. De rechtbank heeft deze mededeling als een aan het Openbaar Ministerie toe te schrijven mededeling beschouwd, die niet zomaar ten nadele van de verdachte kan worden afgeweken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de rechter-commissaris in stand is gebleven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet in voorarrest had moeten worden genomen, gezien de toezegging die aan hem was gedaan.