ECLI:NL:RBOBR:2023:6072

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
01-330526-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring OM in vordering tot inbewaringstelling na toezegging ZSM

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die op 15 december 2023 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 18 december 2023 in hoger beroep is gekomen tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de relevante stukken bekeken, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie. Tijdens de zitting in raadkamer zijn de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, mr. W.R. Smeets, gehoord.

De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een afwijzende beslissing van de rechter-commissaris en heeft verzocht om het hoger beroep van het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep wel degelijk mogelijk is, omdat de vordering tot inbewaringstelling niet is toegewezen. De rechter-commissaris had vastgesteld dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had gekregen dat hij na zijn verhoor zou worden heengezonden, een mededeling die door ZSM aan de verdachte was gedaan. De rechtbank heeft deze mededeling als een aan het Openbaar Ministerie toe te schrijven mededeling beschouwd, die niet zomaar ten nadele van de verdachte kan worden afgeweken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de rechter-commissaris in stand is gebleven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet in voorarrest had moeten worden genomen, gezien de toezegging die aan hem was gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
parketnummer : 01-330526-23
beslissing op hoger beroep tegen beschikking van de rechter-commissaris van de raadkamer d.d. 28 december 2023
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [1966] te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [woonplaats] .
Raadsman mr. W.R. Smeets.

Procedure

De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 15 december 2023 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot inbewaringstelling en de onmiddellijke in vrijheid stelling van de verdachte bevolen. De officier van justitie is op 18 december 2023 in hoger beroep gekomen tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft de stukken gezien, waaronder de beschikking van de rechter-commissaris en de appelmemorie van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in raadkamer van heden de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, mr. Smeets gehoord.

Beoordeling

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De raadsman doet een beroep op artikel 446, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en stelt dat er geen sprake is van een afwijzende beslissing van de rechter-commissaris. De raadsman verzoekt daarom primair dat het hoger beroep van het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
De aan het primaire verzoek ten grondslag liggende stelling van de raadsman vindt geen steun in het recht. Hoger beroep is mogelijk indien de door het Openbaar Ministerie gedane vordering niet wordt toegewezen, zoals bepaald in artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering. Met een niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie is de vordering tot inbewaringstelling niet toegewezen en is er hoger beroep mogelijk. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.
Inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep
De rechter-commissaris heeft het volgende overwogen.
“Uit pagina 8 van het proces-verbaal blijkt dat vanuit ZSM (aan verdachte) is medegedeeld dat hij na het verhoor zou worden heengezonden, en dat dit later door het OM werd heroverwogen. Verdachte geeft aan dat op 12 december, kort na zijn verhoor is gezegd dat hij zou worden heengezonden. De rechter-commissaris heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Pas rond 15:30 uur die middag is verdachte in verzekering gesteld. Zonder verder verhoor of ander onderzoek is hij pas vandaag voorgeleid op het kabinet. Het dossier geeft niet aan op welke gronden het OM, ondanks de eerdere mededeling inzake heenzending, toch heeft besloten tot een vordering inbewaringstelling. De rechter-commissaris is van oordeel dat verdachte aan bedoelde mededeling het vertrouwen mocht ontlenen dat hij die dag in vrijheid zou worden gesteld.”
De rechtbank is met de rechter-commissaris van oordeel dat bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is opgewekt dat er geen voorarrest zal worden toegepast.
De ZSM-methode is een aanpak van veel voorkomende criminaliteit, waarbij onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie zorgvuldig, snel maatwerk kan leveren.
Nu aan verdachte een mededeling is gedaan die kennelijk het gevolg is van overleg bij ZSM, beschouwt de rechtbank deze mededeling als een aan het Openbaar Ministerie toe te schrijven mededeling, waarvan bij ongewijzigde omstandigheden niet zomaar ten nadele van verdachte kan worden afgeweken.
Dat betekent dat de rechtbank kan instemmen met de beslissing van de rechter-commissaris.
De rechtbank zal daarom het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 28 december 2023 door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. M.J.C. van der Vegte, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Surewaard, griffier.