ECLI:NL:RBOBR:2023:5886

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
23/2991
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening tegen een gebiedsverbod opgelegd door de burgemeester

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegd gebiedsverbod. Dit gebiedsverbod, opgelegd door de burgemeester van Vught, is gebaseerd op artikel 172a van de Gemeentewet en geldt voor een periode van drie maanden, ingaande op 8 november 2023. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, evenals tegen eerdere gebiedsverboden die aan verzoeker zijn opgelegd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 december 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren.

De burgemeester heeft het gebiedsverbod opgelegd vanwege herhaaldelijke overlast en verstoring van de openbare orde, met meldingen van geluidsoverlast, intimidatie van omwonenden en andere ongewenste gedragingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster, de bewindvoerder van verzoeker, geen belanghebbende is bij de besluiten, omdat de gebiedsverboden aan verzoeker zijn opgelegd. Het bezwaar van verzoeker tegen de eerdere besluiten is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze besluiten op de juiste wijze aan verzoeker zijn bekendgemaakt.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft psychische problemen, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat hij de gevolgen van zijn beslissingen kan overzien. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de werking van het gebiedsverbod met last onder dwangsom blijft van kracht. De uitspraak is gedaan op 18 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2991

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

Stichting Eswee Inkomensbeheer, verzoekster,
hierna ook wel: verzoekers
(gemachtigde: mr. R.J. Laatsman),
en

de burgemeester van de gemeente Vught, de burgemeester

(gemachtigden: mr. J. Geers en J. Leijtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde gebiedsverbod met een last onder dwangsom.
1.1.
Met het besluit van 7 november 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd op grond van artikel 172a van de Gemeentewet voor een periode van drie maanden ingaande op 8 november 2023 om 09:00 en eindigend op 8 februari 2024 om 09:00 uur. Het gebied waarop het verbod ziet bestaat uit de [adres] en de bijbehorende brandgangen. Aan overtreding van het opgelegde gebiedsverbod heeft de burgemeester een last onder dwangsom verbonden van € 2.000,- per keer met een maximum van € 6.000,-.
1.2.
Verzoekers hebben tegen dat besluit op 15 november 2023 bezwaar gemaakt. Dat bezwaar richt zich ook tegen de aan verzoeker opgelegde gebiedsverboden van 11 april 2023, 26 mei 2023 en 12 september 2023. Verder hebben verzoekers onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek strekt ertoe dat het besluit van 7 november 2023 wordt geschorst totdat op het bezwaar is beslist.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde, S.C. van der Werken, werkzaam bij verzoekster, en de gemachtigden van de burgemeester.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Feiten en omstandigheden
2.1
Bij besluiten van 11 april 2023, 26 mei 2023 en 12 september 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker op grond van artikel 2:1a van de APV Vught een gebiedsverbod voor bepaalde duur opgelegd vanwege het terugkerend en regelmatig verstoren van de openbare orde in de [adres] en [adres] . Het gebiedsverbod van 12 september 2023 is opgelegd voor de duur van 8 weken. Deze besluiten zijn destijds aan verzoeker uitgereikt.
2.2
Op 19 september 2023 is bij de politie een melding van overlast binnengekomen met betrekking tot de woning aan de [adres] . Verzoeker was op dat moment in of om deze woning aanwezig terwijl de straat binnen het gebiedsverbod valt dat aan verzoeker is opgelegd. Verzoeker heeft op 28 september 2023 aan de politie bekend het gebiedsverbod overtreden te hebben. Gelet hierop heeft de burgemeester heeft bij besluit van 16 oktober 2023 het besluit van 12 september 2023 gewijzigd door aan de resterende tijd van het gebiedsverbod een last onder dwangsom te verbinden van
€ 1.000,- per keer dat de last wordt overtreden met een maximum van € 5.000,-.
2.3
In een proces-verbaal van de politie van 4 november 2023 staat dat verzoeker op de avond van 4 november 2023 door de politie opnieuw is aangetroffen in de woning aan de [adres] terwijl de straat binnen het gebiedsverbod valt dat op dat moment nog van kracht was.
Het bestreden besluit
3. De burgemeester heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. Daarin zegt de burgemeester dat hij naar aanleiding van nieuwe signalen heeft besloten om een nieuw gebiedsverbod aan verzoeker op te leggen met daaraan verbonden een hogere last onder dwangsom. Concrete aanleiding voor het opleggen van het gebiedsverbod zijn signalen die de burgemeester hebben bereikt, namelijk geluidsoverlast door ruzies en scheldpartijen, overlast op straat door openbare dronkenschap, geluidsoverlast door zware bastonen, geluidsoverlast door hondengeblaf in de nacht en het lastig vallen, bedreigen en intimideren van omwonenden. Het laatste signaal dat de burgemeester heeft bereikt dateert van 4 november 2023 waarbij verzoeker is aangetroffen door de politie in de woning aan de [adres] terwijl deze straat binnen het gebiedsverbod valt. De burgemeester vindt dat verzoeker gelet op de vele meldingen en signalen van politie, omwonenden en hulpverleners de openbare orde ernstig verstoort en dat zijn gedrag een gevoel van onveiligheid bij de omwonenden veroorzaakt. Uit de meldingen volgt dat buurtbewoners en hulpverlening bang zijn dat de situatie gaat escaleren en er mogelijk slachtoffers vallen. Uit de signalen en meldingen leid de burgemeester verder af dat de verstoring van de openbare orde voornamelijk plaatsvindt binnen de [adres] en dat de incidenten nauw verband houden met de (ex)vriendin van verzoeker, mevrouw [naam] wonende aan de [adres] . Gelet op de hoeveelheid signalen bestaat er bij de burgemeester een ernstige vrees dat verzoeker wederom zal overgaan tot ongewenst gedrag. De ernst en frequentie van de gedragingen van verzoeker en de aannemelijke vrees voor herhaling hiervan maken dat de burgemeester opnieuw een gebiedsverbod oplegt met daaraan gekoppeld een last onder dwangsom. Daarbij weegt de burgemeester mee dat verzoeker in het verleden al vaker een gebiedsverbod heeft overtreden en dat vanuit (de hoogte van) de last onder dwangsom een voldoende prikkel moet uitgaan om herhaling te voorkomen. Hoewel de burgemeester begrijpt dat het gebiedsverbod en de daaraan gekoppelde last onder dwangsom ingrijpend zijn voor verzoeker acht de burgemeester de maatregelen noodzakelijk om de voor verzoeker veroorzaakte overlast en ordeverstoring aan te pakken ter bescherming van de openbare orde en veiligheid alsook het woon- en leefklimaat van de andere inwoners te garanderen.
Beoordeling
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is verzoekster belanghebbende?
5. Verzoekster is bewindvoerder van verzoeker. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster geen belanghebbende is bij de besluiten van 11 april 2023, 26 mei 2023, 12 september 2023 en 7 november 2023. De gebiedsverboden en de last onder dwangsom zijn immers opgelegd aan verzoeker. Het bezwaar, voor zover dat door verzoekster is gemaakt, is dan ook niet-ontvankelijk. De toelichtingen/verklaringen die de bewindvoerder tijdens de zitting heeft gegeven/afgelegd worden geacht namens verzoeker te zijn gedaan.
Is het bezwaarschrift ontvankelijk ten aanzien van alle opgelegde besluiten?
6. Verzoeker voert aan dat zijn bezwaarschrift ook is gericht tegen de eerdere gebiedsverboden die aan hem zijn opgelegd gedateerd op 11 april 2023, 26 mei 2023 en 12 september 2023. Omdat deze besluiten in persoon aan verzoeker zijn uitgereikt en niet per post zijn verzonden heeft zijn bewindvoerder geen kennis kunnen nemen van de besluiten en daartegen kunnen ageren. De bezwaartermijn van de besluiten is daardoor verstreken. De besluiten hebben echter wel verstrekkende gevolgen en kunnen vermogensrechtelijke belangen aantasten. De burgemeester had de besluiten daarom ook naar de bewindvoerder moeten toezenden, aldus verzoeker.
7. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de besluiten van 11 april 2023, 26 mei 2023 en 12 september 2023 aan verzoeker zijn uitgereikt en daarmee op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Het bezwaar voor zover gericht tegen die besluiten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de burgemeester.
8. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het bezwaarschrift op 15 november 2023 is ingediend en dat het bezwaar, voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 7 november 2023, tijdig en dus ontvankelijk is. De vraag is of dit ook zo is voor zover het bezwaarschrift is gericht tegen de besluiten van 11 april 2023, 26 mei 2023, 12 september 2023.
9. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat op de burgemeester de verplichting rust om besluiten die betrekking hebben op de vermogensrechtelijke belangen van een betrokkene ook aan de bewindvoerder toe te zenden. Het beheer van het vermogen komt namelijk op grond van een ter bescherming van het vermogen van betrokkene getroffen rechterlijke maatregel niet toe aan betrokkene maar aan de bewindvoerder, waarbij de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak betrokkene in en buiten rechte vertegenwoordigt. Dat betekent dat dergelijke besluiten niet enkel aan betrokkene maar ook aan diens bewindvoerder dienen te worden bekend gemaakt als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid van de Awb.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de besluiten van 11 april 2023, van 26 mei 2023 en van 12 september 2023 enkel een gebiedsverbod aan verzoeker is opgelegd en dat deze besluiten niet de vermogensrechtelijke belangen van verzoeker raken. De burgemeester heeft deze besluiten op juiste wijze bekend gemaakt door deze enkel aan verzoeker toe te zenden. Omdat verzoeker buiten de bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft ingediend tegen deze besluiten en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, is het bezwaar, voor zover het is gericht tegen de besluiten van 11 april 2023, van 26 mei 2023 en van 12 september 2023, niet-ontvankelijk. Overigens zijn de gebiedsverboden uitgewerkt en valt in zoverre niet in te zien welk belang verzoeker nog heeft bij een beoordeling van het bezwaar daartegen.
11. De voorzieningenrechter stelt ook vast dat de burgemeester met een besluit van 16 oktober 2023 aan het op 12 september 2023 opgelegde gebiedsverbod een last onder dwangsom heeft verbonden, inhoudende dat verzoeker een dwangsom van € 1.000,- verbeurt voor elke keer dat hij het gebiedsverbod overtreedt met een maximum van
€ 5.000,-. Het bezwaarschrift, voor dat is gericht tegen het besluit van 12 september 2023, wordt op grond van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege geacht mede betrekking te hebben op het wijzigingsbesluit van 16 oktober 2023. Omdat dat bezwaarschrift op 15 november 2023 is ingediend, is tijdig bezwaar gemaakt tegen dat wijzigingsbesluit. Voor zover het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 16 oktober 2023 is dit wel ontvankelijk. Tijdens de zitting heeft de burgemeester verklaard dat verzoeker op 4 november 2023 het vorige gebiedsverbod heeft overtreden en dat in dat verband aan verzoeker een voornemen bekend is gemaakt om tot invordering over te gaan van een verbeurde dwangsom van € 1.000,-.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
12. Over het spoedeisend belang brengt verzoeker het volgende naar voren. Het gebiedsverbod van 7 november 2023 is op 8 november 2023 ingegaan en duurt tot 8 februari 2024. Aan het gebiedsverbod is een last onder dwangsom verbonden. Gelet op zijn geestesgesteldheid is de kans groot dat hij het gebiedsverbod weer zal overtreden. Het is van groot belang dat hij niet verder in de financiële problemen raakt. Indien hij de last overtreedt wordt hij geconfronteerd met hoge dwangsommen terwijl hij in een schuldsaneringstraject zit en geen nieuwe schulden mag maken. Zijn schuldsaneringstraject zal om die reden worden beëindigd. Tijdens de zitting heeft verzoeker ook gewezen op het voornemen van de burgemeester om tot invordering over te gaan van een verbeurde dwangsom van € 1.000,-.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Uit de overgelegde stukken blijkt weliswaar dat verzoeker psychische problemen, waaronder een alcoholverslaving, heeft en dat hij op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert, maar de stukken dwingen niet tot de conclusie dat verzoeker niet de gevolgen van zijn beslissingen kan overzien. Niet kan worden aangenomen dat verzoeker niet beseft dat hem weer een gebiedsverbod is opgelegd en dat zijn schuldsaneringstraject op het spel staat als hij weer het gebiedsverbod overtreedt. Verzoeker houdt zich kennelijk tot nu toe wél aan het huidige, op 8 november 2023 ingegane, gebiedsverbod. Het is een toekomstige onzekere gebeurtenis dat verzoeker het gebiedsverbod zal overtreden. Bovendien: mocht de burgemeester vaststellen dat verzoeker het gebiedsverbod heeft overtreden en dwangsommen heeft verbeurd en op grond hiervan overgaan tot invordering, dan kan verzoeker tegen de invordering(en) bezwaar maken en (opnieuw) een verzoek om een voorlopige voorziening indienen en (opnieuw) aan de orde stellen dat zijn schuldsaneringstraject op het spel staat. De burgemeester heeft tot nu toe geen invorderingsbesluit genomen en ten aanzien van de – door hem gestelde en door verzoeker bestreden – overtreding van het vorige gebiedsverbod op 4 november 2023 alleen een voornemen daartoe bekend gemaakt. Gesteld noch gebleken is van andere feiten en omstandigheden op grond waarvan nu een spoedeisend belang moet worden aangenomen. Zo woont en werkt verzoeker niet in het gebied waarvoor het gebiedsverbod geldt.
Is er sprake van een evident onrechtmatig besluit?
14. Bij het ontbreken van voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien – ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht – zeer ernstig dient te worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en het besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit ten aanzien van verzoeker.
15. De voorzieningenrechter is, voorshands en terughoudend toetsend, van oordeel dat er geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Gelet op de dossierstukken bestaan bij de voorzieningenrechter geen ernstige twijfels dat verzoeker herhaaldelijk overlast heeft veroorzaakt in het gebied waarvoor het huidige gebiedsverbod geldt. De voorzieningenrechter heeft (dus) geen ernstige twijfels over de rechtmatigheid van het gebiedsverbod en de daaraan verbonden last onder dwangsom. Zo kan de last onder dwangsom als geschikt middel worden beschouwd om toekomstige overtredingen te voorkomen ongeacht of een betrokkene geen of weinig financiële draagkracht heeft. De voorzieningenrechter wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022. [2]

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De werking van het huidige gebiedsverbod met last onder dwangsom wordt dus niet geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. van der Wijngaart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
de griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1831.