ECLI:NL:RBOBR:2023:5853

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
22/1929 RR
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na verkeersongeluk

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om haar Ziektewet (ZW) uitkering per 1 april 2022 te beëindigen. Eiseres, die als zonneconsulent werkte, was sinds 13 april 2021 ziek na een verkeersongeluk. Na een bezwaarprocedure, waarin het UWV bij het besluit op bezwaar van 21 juli 2022 bleef, heeft eiseres beroep aangetekend. De rechtbank heeft op 14 november 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 1 april 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij geschikt wordt geacht voor haar eigen werk. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres juist zijn ingeschat. Eiseres had ongemotiveerd medische informatie ingebracht, die op grond van artikel 8:32a van de Awb buiten beschouwing is gelaten. De rechtbank wijst erop dat herhaling van bezwaargronden en niet onderbouwde verwijzingen naar rechtsbeginselen geen beroepsgronden opleveren waarop gereageerd hoeft te worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1929 RECTIFICATIE
gerectificeerde uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: P.M.W. van der Helm).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 1 april 2022 te beëindigen, omdat zij weer geschikt wordt geacht voor haar eigen werk.
1.2
Eiseres is het niet eens met de beëindiging van haar ZW-uitkering en is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het besluit op bezwaar van 21 juli 2022 (het bestreden besluit) is het UWV bij dat besluit gebleven. Hierop heeft eiseres een beroepschrift ingediend.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Eiseres heeft hierna nog medische stukken overgelegd. Hierop is door het UWV gereageerd.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 1 april 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij geschikt is voor haar eigen werk. De rechtbank doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres per 1 april 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Feiten en omstandigheden
3. Eiseres was werkzaam als zonneconsulent voor 16 uur per week. Door aan verkeersongeluk heeft zij zich per 13 april 2021 ziekgemeld bij haar werkgever. Omdat het dienstverband van eiseres is beëindigd, krijgt zij per 2 september een ZW-uitkering. Op 10 maart 2021 is eiseres op het spreekuur van de verzekeringsarts geweest. Dit onderzoek is aanleiding geweest voor de besluitvorming zoals is vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Het standpunt van eiseres
4. Volgens eiseres is het onjuist dat de psycholoog geen diagnose heeft gesteld. De verzekeringsarts trekt hier een voorbarige conclusie, want hij beschikt alleen over het behandelplan. Dat de verhoogde spierspanning pas klachten zou geven bij grote uitslag van de gewrichten van de nek en de rug, zoals de verzekeringsarts B&B schrijft, is volgens eiseres ook niet juist. Zij was niet in staat om acht uur per dag te staan, zonnebanken te poetsen en andere lichamelijke taken te verrichten. De motivering van de verzekeringsartsen dat zij weer geschikt is voor haar eigen werk per april 2022 is volgens eiseres dan ook onvoldoende en bevat tegenstrijdigheden. Tot slot voert eiseres aan dat de fysiotherapeut heeft bevestigd dat de klachten in februari 2022 zijn verergerd.
Het standpunt van het UWV
5. Het UWV ziet in wat eiseres naar voren heeft gebracht geen reden om een ander standpunt in te nemen.
Het beoordelingskader
6.1
In de wet is beschreven wanneer iemand recht heeft op een ZW-uitkering. Dat is het geval als hij niet langer ‘zijn arbeid’ kan verrichten. Voorwaarde is dan wel dat dit het rechtstreeks gevolg is van een objectief medisch vast te stellen ziekte. Dit is geregeld in artikel 19, eerste lid, van de ZW.
6.2
De Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechter voor dit soort zaken, hierna te noemen CRvB) heeft in zijn uitspraken bepaald wat wordt verstaan onder ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW: de arbeid die iemand het laatst feitelijk heeft verricht voordat hij ziek werd. Eiseres heeft als laatste feitelijk de functie van zonneconsulente voor 16 uur per week verricht. Daarom wordt dit werk aangenomen als ‘zijn arbeid’ zoals bedoeld in artikel 19 van de ZW.
Redenen voor de beslissing van de rechtbank
Algemeen
7. Het verzoeken om wat er in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder er specifiek op te wijzen wat er onjuist is in en/of aan het bestreden besluit, levert onvoldoende op om van een gemotiveerde beroepsgrond te kunnen spreken. [1] In het beroepschrift is zo’n verzoek niet opgenomen, maar daarin is wel grotendeels een (letterlijke) herhaling van het bezwaarschrift opgenomen. Dit komt op hetzelfde neer als verzoeken om wat er in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Omdat daarmee geen sprake is van een gemotiveerde beroepsgrond zal de rechtbank daarop niet ingaan. Het voorgaande geldt evenzeer voor de niet nader onderbouwde of toegelichte beroepsgrond dat het bestreden besluit in strijd zou zijn met het zorgvuldigheids-, motiverings- en rechtszekerheidsbeginsel. [2]
De stukken die eiseres heeft overgelegd
8.1
In de brief van de rechtbank van 26 augustus 2022, waarin de rechtbank de ontvangst van het beroep van eiseres bevestigt, heeft de rechtbank eiseres gevraagd of zij medische informatie wil overleggen om haar standpunt nader te onderbouwen. Als zij dit inderdaad van plan is, wordt van haar gevraagd aan te geven welk standpunt zij met deze medische informatie wil onderbouwen en waar precies in die medische informatie de onderbouwing van dat standpunt is terug te vinden. Verder is zij in deze brief erop gewezen dat als zij deze onderbouwing niet geeft, de bestuursrechter op grond van artikel 8:32a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) deze informatie buiten beschouwing kan laten.
8.2
Met haar brief van 5 september 2022 heeft eiseres aangegeven dat zij nog nadere medische informatie wil inbrengen.
8.3
Hierop heeft de rechtbank op 5 september 2022 opnieuw en brief naar eiseres gestuurd. Hierin staat vermeld dat zij drie maanden de tijd krijgt om deze medische informatie te overleggen. Eveneens is nogmaals vermeld dat zij bij het overleggen van de medische informatie moet aangeven welke stelling zij hiermee wil onderbouwen of toelichten en welke onderdeel van die informatie daarvoor van belang is. Tot slot is zij er wederom op gewezen dat, wanneer zij deze onderbouwing niet zou geven, de rechtbank de ingebrachte informatie buiten beschouwing kan laten. Daarbij is (wederom) gewezen op artikel 8:32a van de Awb.
8.4
Eiseres heeft op 19 januari 2023 medische informatie overgelegd, bestaande uit een brief van huisarts E.B. Essink van 19 april 2022, met als bijlage twee brieven van GZ-psycholoog S. Arts van 28 maart 2022 en 13 december 2021, en een brief van huisarts dr. I.A. Trask van 30 juli 2021, met als bijlage de behandelovereenkomst met Apanta van 7 juni 2021 en een brief van fysiotherapeut S. Heestermans van 26 mei 2021. Deze informatie is met een begeleidende brief naar de rechtbank gestuurd. In deze brief vraagt eiseres enkel om de informatie aan de gedingstukken toe te voegen. Zij heeft in die brief niet aangegeven welke stelling zij met die medische informatie wil onderbouwen en waar die onderbouwing in de medische informatie is terug te vinden.
8.5
Op de zitting heeft de rechtbank aan eiseres (nogmaals) gevraagd welke stelling zij met die medische informatie wil onderbouwen en waar die onderbouwing in die medische informatie is terug te vinden. Hierop heeft eiseres aangegeven dat zij diverse klachten heeft, zoals rugklachten en mentale klachten. Dat zou uit de stukken blijken, aldus eiseres. Mocht dat niet duidelijk zijn voor de rechtbank, dan dient een verzekeringsarts ingeschakeld te worden.
8.6
In artikel 8:32a van de Awb staat dat de bestuursrechter gegevens die partijen indienen buiten beschouwing kan laten. Voorwaarden hiervoor is dat de partij die de gegevens heeft ingebracht niet heeft aangegeven ter toelichting van welke stelling deze gegevens zijn bedoeld en welke onderdeel van die gegevens daarvoor van belang is. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke situatie hier van toepassing. In de brieven van 26 augustus 2022 en 5 september 2022 heeft de rechtbank eiseres erop gewezen dat zij moet aangeven op welke manier de medische informatie haar stellingen onderbouwt. Bij het overleggen van de medische gegevens heeft zij deze onderbouwing echter niet gegeven. Ook ter zitting heeft eiseres niet geconcretiseerd welke beperkingen blijken uit de overgelegde medische informatie. Op grond van artikel 8:32a van de Awb laat de rechtbank de door eiseres op 19 januari 2023 overgelegde medische informatie dan ook buiten beschouwing bij de beoordeling van haar beroep.
De zorgvuldigheid
9.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van het UWV voldoen aan de voorwaarde dat deze zorgvuldig tot stand moeten komen. De rechtbank baseert dit oordeel op de onderzoeksactiviteiten van de verzekeringsartsen van het UWV. Zo heeft de verzekeringsarts dossierstudie verricht en heeft hij eiseres gezien op het spreekuur. Tijdens dit spreekuur heeft een lichamelijk en observerend psychisch onderzoek plaatsgehad. Ook is haar medische voorgeschiedenis met eiseres besproken.
9.2
In bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B de dossiergegevens bestudeerd, waaronder het verslag van de hoorzitting. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten verrichten. De rechtbank kan uit de beschikbare medische gegevens niet afleiden dat de verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
De medisch inhoudelijke beoordeling
10.1
De verzekeringsartsen van het UWV zijn ermee bekend dat bij eiseres sprake is van lichamelijk en psychische klachten als gevolg van een auto-ongeval op 12 april 2021. Dit blijkt uit de diverse rapportages van de verzekeringsartsen. Volgens de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van eiseres onjuist heeft ingeschat. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
10.2
Ten aanzien van de fysieke klachten schrijven de verzekeringsartsen dat bij eiseres sprake is van spanningsgerelateerde rugklachten. Hiervoor is fysiotherapie weer opgestart. Dit wil echter niet zeggen dat eiseres niet in staat is haar eigen werk weer te doen. De verhoogde spierspanning in de rug en in mindere mate de nek geeft namelijk pas klachten bij grote uitslag van de gewrichten van de nek en de rug. Daarom is het belangrijk dat eiseres statische belasting en beweging afwisselt en dat zij fysiek niet te zwaar belast wordt. Hiervan is sprake in het werk van eiseres, zodat dit werk daarom passend is volgens de verzekeringsarts B&B.
10.3
Ook met de psychische klachten van eiseres wordt zij in staat geacht haar eigen werk te verrichten, juist omdat het psychisch weinig belastend werk is voor 16 uur per week en dat geen triggers bevat. Daarnaast zijn er bij het onderzoek door de verzekeringsarts geen ernstige psychische klachten gevonden die leiden tot arbeidsongeschiktheid.
10.4
De rechtbank heeft geen reden om aan deze motivering te twijfelen. De verzekeringsartsen hebben volledig en inzichtelijk gemotiveerd waarom zij eiseres weer geschikt vinden voor haar werk als zonneconsulent. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan die motivering. Eiseres stelt wel dat zij meer beperkt is en haar werk niet kan uitvoeren, maar deze stelling wordt niet nader onderbouwd
10.5
Eiseres heeft aangevoerd dat zij in een arbeidsconflict is geraakt met haar ex-werkgever. De rechtbank merkt op dat dit, hoewel dit een vervelende ervaring voor eiseres moet zijn geweest, geen rol kan spelen bij de beoordeling of eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Eiseres heeft ook niet geconcretiseerd, en de rechtbank is dit ook niet gebleken, dat dit tot beperkingen bij eiseres heeft geleid en welke beperkingen dit dan zouden zijn.
10.6
Eiseres vindt het onterecht dat de verzekeringsarts in zijn rapportage schrijft dat ‘zij zich continue achter een mysterieuze glimlach verbergt’ waardoor ‘haar verhaal als onecht overkomt’. Op de zitting heeft zij duidelijk toegelicht dat dit haar heeft geraakt en dat zij zich hierdoor niet serieus genomen voelt. De rechtbank vindt het belangrijk om te zeggen dat zij geen enkele twijfel heeft aan de oprechtheid van eiseres en vindt deze opmerkingen in de rapportage van de verzekeringsarts dan ook onnodig en niet gepast. De rechtbank kan zich ook goed voorstellen dat eiseres zich hierdoor niet serieus genomen voelt door (de verzekeringsartsen van) het UWV. Maar de rechtbank moet in deze procedure enkel beoordelen of de beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld en niet of (de verzekeringsarts van) het UWV zich in de communicatie naar eiseres handig opstelt. De rechtbank ziet zij geen aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld, ook niet in de genoemde opmerkingen. De verzekeringsartsen van het UWV hebben aan die opmerkingen namelijk geen consequenties verbonden met betrekking tot de belastbaarheid van eiseres.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op voorgaande overwegingen heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht beëindigd per 1 april 2022. Dat houdt in dat eiser geen gelijk krijgt en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2023.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 20 juli 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY6019, overweging 4.2.
2.Centrale Raad van Beroep 31 oktober 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB7463, overweging 4.4.