ECLI:NL:RBOBR:2023:5848
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak en veroordeling in ontuchtzaak met minderjarige dochters
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 15 december 2023, is de verdachte beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochters. De tenlastelegging omvat twee feiten: het plegen van ontucht met zijn dochter geboren in 2006 in de periode van 22 mei 2017 tot 1 september 2019 (feit 1) en met zijn andere dochter geboren in 2005 in de periode van 22 mei 2017 tot 1 juni 2020 (feit 2). De rechtbank sprak de verdachte vrij van feit 1 wegens onvoldoende wettig bewijs, waarbij de verklaring van de dochter niet werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voor feit 2 werd de verdachte echter wel veroordeeld, omdat de verklaring van de dochter over het incident op 1 juni 2020 voldoende werd ondersteund door andere getuigen en bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. De benadeelde partij voor feit 1 werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van de benadeelde partij voor feit 2 tot € 1.000,- werd toegewezen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.