ECLI:NL:RBOBR:2023:5841

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
23/2832
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schorsing omgevingsvergunning voor verbouwing basisschool en kinderdagverblijf

Op 14 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant het verzoek van een omwonende om schorsing van de omgevingsvergunning voor de verbouwing en uitbreiding van een basisschool en de realisering van een kinderdagverblijf afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er een tekortkoming was in de toetsing aan redelijke eisen van welstand, deze tekortkoming in de bezwaarprocedure kan worden hersteld. De omgevingsvergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best op 13 oktober 2023, en de voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 december 2023 behandeld. De omwonende vreesde voor een toename van geluidsoverlast door de uitbreiding van het aantal leerlingen, maar het onderzoek van de gemeente wees uit dat de geluidsoverlast aanvaardbaar is. Ook de bezwaren over vermindering van zon- en daglichttoetreding werden door de voorzieningenrechter afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de geconstateerde tekortkomingen in de vergunningprocedure niet leidden tot een onaanvaardbare situatie en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom werd afgewezen. De uitspraak benadrukt dat het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig is en geen bindende werking heeft voor een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2832

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.J.A. Rollé),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best

(gemachtigden: B. van der Vleuten en H. Janssen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Best uit Best

(gemachtigden: [naam] en [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan derde-partij.
1.1.
Het college heeft deze vergunning voor de verbouw en uitbreiding van een school met het besluit van 13 oktober 2023 verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van derde-partij.
1.3.
Omdat de verzoeker en de voorzieningenrechter ten tijde van de zitting nog niet de beschikking hadden over het verweerschrift van het college, gedateerd op
27 november 2023, heeft hij verzoeker in de gelegenheid gesteld om na de zitting op dat verweerschrift te reageren.
1.4.
Met de brief van 6 december 2023 heeft verzoeker op het verweerschrift gereageerd.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft daarop het onderzoek gesloten omdat verzoeker in de reactie heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een nieuwe zitting. Het college en de gemeente hadden dat al tijdens de zitting van 1 december 2023 laten weten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Vooraf
3. Derde-partij heeft op 16 april 2023 een aanvraag ingediend voor verbouw en uitbreidende nieuwbouw van de aan de [adres] te [woonplaats] gevestigde basisschool [naam] . Het bouwplan voorziet in het renoveren van de bestaande school en het realiseren van een nieuwbouwvleugel van twee bouwlagen. Verzoeker woont schuin tegenover de school aan het adres [adres] te [woonplaats] en kijkt vanuit zijn woning uit op de nieuwbouwvleugel van de school.
3.1.
Het college heeft ten behoeve van de bouw van de school een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan.
3.2 Verzoeker heeft tijdens de zitting laten weten dat hij de gronden over het parkeren en de verkeersveiligheid in te trekken.
Het welstandsadvies
4. Verzoeker voert aan dat het college heeft volstaan met het verwijzen naar het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van 29 augustus 2023. Op grond van dat advies wordt door het college geconcludeerd dat het bouwplan voldoet aan het vereiste dat het geen afbreuk doet aan karakteristiek van de wijk, maar dat wordt verder niet toegelicht.
De CRK heeft getoetst aan hoofdstuk 3 van de nota ‘Welstand met beleid’ terwijl op grond van artikel 5.3 van het “Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerink 2018”
de nota ‘Welstand met beleid’ niet van toepassing is op het omgevingsplan. Bij de bouw van nieuwe gebouwen moet getoetst worden aan artikel 4 van de planregels.
Er is volgens verzoeker niet getoetst aan het artikel 4 van het omgevingsplan en uit advies van de CRK blijkt ook niet dat het bouwplan past binnen de algemene karakteristieken van de wijk en die van wijk Speelheide in het bijzonder. Het college kon het advies van de CRK niet zonder nadere toelichting aan de omgevingsvergunning ten grondslag leggen.
4.1.
Het college erkent dat er ten onrechte aan de nota ‘Welstand met beleid’ is getoetst. De school is gelegen in het “Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018” (het omgevingsplan) waarin in artikel 5.3, onder a, staat dat de nota ‘Welstand met beleid’ niet van toepassing en dat in artikel 5.3. onder b staat dat bij de bouw van nieuwe gebouwen moet worden getoetst aan artikel 4 van het omgevingsplan, het karakter van de wijken.
4.2.
Het college heeft in het verweerschrift en tijdens de zitting erkend dat de CRK ten onrechte aan de welstandsnota in plaats van aan het omgevingsplan (artikel 4 van de planregels) heeft getoetst. Het college heeft de CRK daarom gevraagd op grond van het juiste toetsingskader een nieuw standpunt in te nemen (het nadere advies). De CRK is van mening dat de school geen afbreuk doet aan de karakteristiek van de wijk. De school is geen woning en mag daarom afwijken van gebruikelijk typologieën maar respecteert wel de omliggende woontypologie omdat de school niet meer dan twee bouwlagen heeft, de goothoogte is lijn is met de bestaande bebouwing en de voorgevel in positie niet wordt gewijzigd. De woningen in de wijk bestaat uit een mix van woningtypes van één of twee bouwlagen met een kap. Voor de woningen zijn hoofdzakelijke donkere materialen gebruikt zoals donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd hout. Van de bestaande school wordt een groot deel behouden en de nieuwe vleugel krijgt twee bouwlagen met een plat dak en in het materiaalgebruik, zoals hout, zit een verwijzing naar de architectuur van de wijk.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat artikel 4 van de planregels het toetsingskader is voor de welstandstoets omdat in artikel 5.3 onder a van het omgevingsplan is bepaald dat de nota ‘Welstand met beleid’ niet van toepassing is. Artikel 7c, zevende lid, van de Crisis- en herstelwet (Chw), met toepassing waarvan het omgevingsplan is vastgesteld, geeft de gemeenteraad de mogelijkheid criteria vast te stellen die worden toegepast bij de beoordeling van het uiterlijk van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft. Deze criteria zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden bouwwerken en het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester slechts wordt slechts op die criteria gebaseerd. In het omgevingsplan is de nota ‘Welstand met beleid’ buiten toepassing verklaard (artikel 5 van de planregels) .
4.4. Het nadere advies is opgenomen in het verweerschrift van het college. In het nadere advies wordt geconcludeerd dat de school na de verbouwing voldoet aan de regels die in artikel 4 van het omgevingsplan zijn opgenomen. Samengevat weergegeven komt het advies er op dat de regels betrekking hebben op woningen (woningtypologieën), wat de school niet is, en de school een afwijkend type gebouw is dat door plaats in en functie voor de wijk mag afwijken van de omliggende bebouwing. Voor de motivering van dat advies verwijst de voorzieningenrechter naar het verweerschrift.
4.5.
Wat betreft het advies van de CRK, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich op het nadere advies van deze commissie heeft mogen baseren. In wat verzoeker aanvoert, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college aan dat nadere advies geen doorslaggevende betekenis kon toekennen. Het nadere advies van de CRK vertoont naar inhoud of wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken dat het college dit advies niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft kunnen leggen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de CRK in het nadere advies wel aan artikel 4 van de planregels heeft getoetst. Artikel 4 van de planregels richt zich voornamelijk op woningen en woningtypologie. Het college heeft in navolging van de CRK zich op het standpunt kunnen stellen dat – kort weergegeven – de school als afwijkende typologie en beeldbepalend element in de wijk niet dissonant maar juist passend en versterkend in de wijk kan werken.
4.6.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening (schorsing omgevingsvergunning) omdat het geconstateerde gebrek in bezwaar naar behoren kan worden hersteld.
Het betoog van verzoeker slaagt daarom niet.
Karakteristiek van de wijk
5. Verzoeker betoogt verder dat zowel de verbouw als de nieuwbouw voor wat betreft de hoogte in strijd zijn met het omgevingsplan. De bouwhoogte van het verbouwde deel mag niet hoger zijn dan de bestaande bouw maar is bijna dubbel zo hoog. Aan de voorwaarden die worden verbonden aan afwijking van het omgevingsplan, wordt niet voldaan omdat niet getoetst is of het nieuwe hoofdgebouw geen afbreuk doet aan de karakteristiek van de wijk. Verder stelt verzoeker dat in strijd met de voorwaarden er onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.1. Op grond van het omgevingsplan (artikel 6.1.1 van de planregels) mag de bouwhoogte van het nieuwe deel niet hoger zijn dan de bestaande bouwhoogte. Van de hoogte mag maximaal 15% worden afgeweken. Het grootse deel van de bestaande school is tussen de 3 en 4,8 meter hoog, terwijl het nieuwbouwdeel van de verbouwing van de school 8,2 meter hoog wordt. Dat is hoger is dan het hoogte punt van de bestaande bouw namelijk de gymzaal met een hoogte van 6,4 meter. Afwijking van het omgevingsplan voor de verbouw en nieuwbouw is mogelijk op grond van artikel 6.9.3 van het omgevingsplan.
5.2.
De voorzieningenrechter is, zoals uit het voorgaande blijkt, van oordeel dat uit het nadere advies van de CRK afdoende blijkt dat de school geen afbreuk doet aan de karakteristiek van de wijk zodat het college op grond van dit advies de omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan heeft kunnen verlenen. Of, zoals verzoeker betoogt, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken onevenredig worden aangetast, zal de voorzieningenrechter beoordelen bij de beoordeling of van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat sprake is.
Het betoog van verzoeker dat de verbouwing van de school afbreuk doet aan de karakteristiek van de wijk, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Is er sprake van een aanvaardbaar woon en leefklimaat?
6. Verzoeker stelt dat een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen kan worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en als het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
6.1.
Verzoeker voert aan dat zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast door het bouwplan. Door de nieuwbouw van de school zal er aan de zuidzijde een groot deel van het speelterrein van de school verdwijnen waardoor het Speelheidepark en het voetbalveld aan de zuid- en zuidoostzijde van de school ook tijdens de pauze en na schooltijd door leerlingen worden gebruikt. Verzoeker vreest daarom voor geluidsoverlast. Bij het geluidsonderzoek zijn er volgens verzoeker dat onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd waardoor hij voor geluidsoverlast vreest als het bouwplan wordt gerealiseerd.
Verzoeker stelt dat niet voldaan wordt aan richtafstand van 30 meter van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ en dat er uitgegaan wordt van onrealistisch lage kengetallen met betrekking tot de geluidsbronvermogen voor de woning verzoeker. Deze geluidswaarden zouden maximaal 46 dB bedragen. Het etmaalgemiddelde zou voldoen aan de norm van 50 dB ondanks dat er piekvermogens zijn van 103 dB en er ongeveer 165 spelende kinderen zijn met elk een bronvermogen van 80 tot 84 dB. Uit metingen van verzoeker zelf blijken veel hogere geluidswaarden dan waarvan het geluidrapport uitgaat.
6.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat, omdat niet voldaan wordt aan de richtafstand 30 meter van de Handreiking van de vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ‘Bedrijven en milieuzonering’) , er een akoestisch onderzoek is uitgevoerd om te onderzoeken om er een aanvaardbaar woon – en leefklimaat in de omgeving van de school is. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999. Er is een rekenmodel opgesteld waarbij in het model bronvermogens voor spelende kinderen zijn gebruikt van 80 dB(A) voor de onderbouw en 84 dB(A) voor de bovenbouw voor de berekening van het langtijdgemiddelde en 103 dB(A) voor het piekgeluid van schreeuwende kinderen. Het langtijdgemiddelde boordelingsniveau bij de woning van verzoeker is 43 dB(A) tot 44 dB(A). Het langtijdgemiddelde boordelingsniveau is het geluidsniveau uitgemiddeld over de gehele dagperiode van 7:00 uur tot 19:00 uur. De piekbelasting op de woning van verzoeker is 60 d(B(A) tot 61 dB(A). Een gemiddeld geluidsniveau van minder dan 45 dB(A) en piekgeluiden minder dan 70 dB(A) draagt volgens het college niet bij aan een verslechtering van het woon- en leefklimaat.
6.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat van verzoeker zich niet kan vinden in de uitkomst van het geluidsonderzoek omdat volgens hem de geluidswaarden van 19 dB(A) tot 22 dB(A) zo laag zijn dat die niet reëel zijn. Volgens verzoeker is het bronvermogen waarvan is uitgegaan te laag vastgesteld. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
6.4.
Het college heeft een geluidsrapport laten maken omdat niet aan de richtafstand van 30 meter die de handreiking van de VNG aanbeveelt. In het rapport is de geluidbelasting gemodelleerd ter plaatse van de omliggende woningen die het gevolg is van de school na de verbouwing. Daarin is de genoemde bronvermogen en piekbelasting ingevoerd. Er vindt volgens dat rapport geen overschrijding van het langtijdgemiddelde van 50 dB(A) per etmaal plaats en ook de grenswaarden van dag, avond en nacht van respectievelijk 50, 45 en 40 dB(A) worden niet overschreden. Verzoeker heeft daar eigen metingen bij de gevel van zijn woning tegenover gesteld. Dat zijn echter metingen van de bestaande situatie en kunnen alleen daarom al niet afdoen aan het model dat het college voor de nieuwe situatie heeft laten maken. Het college moest ook wel een model maken omdat de nieuwe situatie nog niet is gerealiseerd. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat sommige uitkomsten in het geluidrapport zo laag zijn, dat het twijfel oproept over de juistheid daarvan. De lage geluidswaarden waarnaar verzoeker verwijst, tussen de 19 en 22 dB(A), zijn echter de met het model berekende waarden in de avond- en nachtperiode als de school gesloten is. Het geluidsrapport ziet ook alleen op de activiteiten met betrekking tot de school waarbij andere geluidsbronnen niet worden meegenomen. Dat verklaart mogelijk de andere uitkomsten van de metingen die verzoeker zelf heeft gedaan, omdat bij die metingen al het omgevingsgeluid wordt betrokken. Daarbij komt dat bij een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau de geluidsniveaus worden gemiddeld over de hele dagperiode zodat ook om die reden de metingen van verzoeker meetresultaten kunnen geven die hoger zijn dan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.
6.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college zijn besluit om een omgevingsvergunning te verlenen heeft kunnen baseren op de uitkomst van het geluidsonderzoek.
6.6. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoeker door de verbouwing van de school, waarbij een dependance met het de hoofdlocatie wordt samengevoegd, het aantal kinderen dat aanwezig is en een kindcentrum ontstaat, de vrees ontstaat voor toename van de geluidhinder. Het college moet echter beoordelen of na de verbouwing nog sprake is van een goed woon- en leefklimaat op basis van een algemeen aanvaarde normstelling. Volgens het geluidrapport kan de school daaraan voldoen. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat als het gaat om het geluid van de school afkomstig zal zijn, geen sprake is.
6.6.
Verzoeker voert verder aan dat door de twee bouwlagen van de nieuwbouwvleugel en daarmee het verhogen van de bouwhoogte van de school in de namiddag en avond de dag- en zonlichttoetreding tot de woning van verzoeker afneemt wat leidt tot vocht in de woning terwijl verzoeker met de gemeente afspraken heeft gemaakt om de toetreding van dag- en zonlicht te waarborgen. Deze beperking van de toetreding van dag- en zonlicht tasten de gebruiksmogelijkheden van de woning van verzoeker onevenredig aan. Verzoeker wijst er verder op dat er geen bezonningsstudie is gemaakt.
6.7.
Het college erkent dat er geen bezonningsstudie is gemaakt maar stelt dat geen toegevoegde waarde zou hebben. De ver- en nieuwbouw vindt plaats op afstanden van minimaal 20 tot 40 meter van de omliggende woningen. Omdat de omgeving rondom de school bebost is zal er volgens het college van schaduwwerking door de nieuwbouw op de bestaande woningen niet of nauwelijks sprake zijn. De woning van verzoeker ligt op 48 meter van de school ten zuidoosten van waar de nieuwbouw plaatsvindt. Omdat de schaduw van die bebouwing aan het eind van de middag aan de oostzijde komt te liggen zal door de afstand tot bebouwing en de hoogte van 8,2 meter daarvan alleen in de wintermaanden schaduw worden ondervonden.
6.8.
De voorzieningenrechter overweegt op basis van de stukken, wat tijdens de zitting is besproken en de foto’s die tijdens de zitting zijn getoond, dat de school in een bosrijke omgeving staat en dat als gevolg van de nieuwbouwvleugel, de zon alleen in de winter in de namiddag minder tot de woning zal toetreden. Dat is een periode dat de dagen kort zijn en er sowieso minder dag- en zonlichttoetreding is dan in andere seizoenen.
De vraag of, zoals verzoeker stelt, de afname van toetreding van zonlicht tot de woning van verzoeker kan worden voorkomen door het kappen van bomen in de buurt van de woning van verzoeker, is geen aspect dat in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de school aan de orde is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van enige aantasting van het woon- en leefklimaat, maar dat die aantasting niet onevenredig is.
6.9.
Wat verzoeker heeft aangevoerd dat de gebruiksmogelijkheden worden aangetast van de percelen van derden die dicht bij de nieuwbouw zijn gelegen leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover de gebruiksmogelijkheden door de verbouwing van de school al worden aangetast, wil het college met het herinrichten van een stuk openbaar groen een mogelijke aantasting van de gebruiksmogelijkheden het hoofd bieden.
Overigens zal een mogelijke aantasting van de gebruiksmogelijkheden verzoeker niet raken, zodat het belang om voor verzoeker om deze reden een voorziening te treffen niet groot is.
Het betoog van verzoeker slaagt niet.
Verzoeker heeft in zijn nadere reactie zijn wens uitgesproken om te participeren in het convenant dat het college voornemens is te sluiten met de directe omgeving. Het college heeft gesteld dat binnen dat convenant nadere afspraken kunnen genaakt over het functioneren van de school na de verbouwing. Het is echter aan het college samen met de andere partijen met wie het convenant wordt gesloten om en welke afspraken daarin samen met het schoolbestuur worden gemaakt. De mogelijke deelname van verzoeker aan het convenant staat los van deze procedure en verweerder kan op deze wens van verzoeker in de bezwaarfase nader ingaan.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Verzoeker krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018

Artikel 4 Karakter van de wijken
4.1
Algemeen
Onder het behoud van de karakteristiek van de wijken wordt in ieder geval het volgende verstaan:
De eenheid dan wel verscheidenheid in woontypologie in de omgeving dient te worden gerespecteerd bij nieuwbouw.
De goot- en bouwhoogte van de bebouwing dient in lijn te zijn met de goot- en bouwhoogtes die in de omgeving voorkomen.
De eenheid dan wel verscheidenheid in voorgevellijnen dient te worden gerespecteerd bij nieuwbouw.
4.3
Speelheide
Het karakter van de wijk Speelheide, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Speelheide', wordt bepaald door de volgende eigenschappen:
korte, bochtige straten en erven waaraan de woningen zijn gelegen;
de erven zijn informeel ingericht en de auto is te gast;
er komt een mix aan woningtypes voor, gepositioneerd in een zeer sterke en goed ontwikkelde groenstructuur;
e bebouwing bestaat uit één of twee lagen met kap (deze kap loopt in een aantal gevallen door tot over de bijgebouwen);
de woningen zijn samengesteld uit verschillende massa's die met elkaar verweven zijn;
hoofdzakelijk donkere materialen worden gebruikt: donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd hout.
Artikel 5 Toepassingskader
5.3
Toepassingskader welstandsnota
a. De nota Welstand met beleid, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 september 2003, is niet van toepassing.
b. Bij de bouw van nieuwe gebouwen wordt getoetst aan Artikel 4 Karakter van de wijken.
Artikel 6 Bouwen
6.1
Bouwen van een nieuw hoofdgebouw
6.1.1
Via een omgevingsvergunning voor het bouwen
Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied
a. Een nieuw hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter vervanging van een bestaand (gesloopt) hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van het perceel Burgemeester Notermansstraat 16 twee woningen in de vorm van een twee-onder-één-kap mogen worden gerealiseerd.
b. Een nieuw hoofdgebouw dient conform het principe nul-op-de-meter te worden uitgevoerd.
c. Een nieuw hoofdgebouw mag geen afbreuk doen aan het karakteristiek van de wijk, zoals opgenomen in Artikel 4.
d. Een nieuw hoofdgebouw mag niet worden gebouwd op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven.
e. Er wordt voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen', gerealiseerd, met dien verstande dat het bevoegd gezag hiervan kan afwijken indien strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
f. Voor het bouwen van een nieuw hoofdgebouw gelden tevens de regels voor archeologische bescherming (Artikel 25, Artikel 26, Artikel 27) en de beschermingszones vanwege de A2, de spoorlijn Den Bosch-Eindhoven, bevi-inrichtingen en de zone vanwege het industrieterrein 't Zand (Artikel 24).
6.9.3
Via een omgevingsvergunning voor het afwijken
Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied
Voor het veranderen van een bouwwerk in afwijking van het bepaalde onder 6.1.1 is een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan vereist. Hiervoor gelden de volgende regels:
Een nieuw hoofdgebouw dient geen afbreuk te doen aan het karakteristiek van de wijk, zoals opgenomen in Artikel 4.
Bij het toevoegen van woningen wordt onderbouwd dat sprake is van een behoefte aan nieuwe woningen.
Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Het woon- en leefklimaat wordt niet onevenredig aangetast.
Er wordt voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen', gerealiseerd, met dien verstande dat het bevoegd gezag hiervan kan afwijken indien strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.