ECLI:NL:RBOBR:2023:580

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
71/195792-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen met gevangenisstraf

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1975, heeft samen met haar partner een verhullingsconstructie opgezet met betrekking tot een appartement. Gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018 heeft zij omvangrijke contante stortingen en girale overboekingen ontvangen op haar rekening, terwijl zij en haar partner een kostbaar uitgavenpatroon hebben onderhouden dat niet kon worden gefinancierd uit legale bronnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van witwassen, waarbij zij de werkelijke aard en herkomst van de voorwerpen en geldbedragen hebben verborgen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meer was dan een onschuldige derde en dat zij actief betrokken was bij de verhulling van de criminele herkomst van de gelden. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde als wettig en overtuigend bewezen beschouwd, en heeft de verdachte strafbaar verklaard voor het medeplegen van gewoontewitwassen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.195792.22
Datum uitspraak: 08 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [geboorteplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 december 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 januari 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018 in Nederland en/of op Curaçao tezamen en in vereniging met een of meer anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s),
van een of meer voorwerpen, te weten van:
- een woning op het adres [adres 1] en/of
- ten behoeve van haar en/of haar mededader(s):

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (82.000 euro) en/of
- verdachte, (20.000 euro) en/of
- [naam 3] , de zoon van de partner van verdachte,
(17.000 euro) en/of
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en/of

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 4] (15.000 euro)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is op deze voorwerpen
en/of verborgen en/of verhuld wie deze voorwerpen voorhanden heeft gehad
en/of
voornoemde voorwerpen, te weten:
- een woning op het adres [adres 1] en/of
- ten behoeve van haar en/of haar mededader(s):

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (82.000 euro) en/of
- verdachte, (20.000 euro) en/of
- [naam 3] , de zoon van de partner van verdachte,
(17.000 euro) en/of
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en/of

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 4] (15.000 euro)
en/of een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een bedrag van in totaal 185.700 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van in totaal 28.350 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van in totaal 18.100 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 3] ) en/of
- een bedrag van 1.200 euro (zijnde een contante storting op het
rekeningnummer: [rekeningnummer 4] ) en/of
- een bedrag van in totaal 3.018,01 euro (aan contante stortingen op
een Travelex NV prepaid creditcard met nummer [rekeningnummer 5] )
en/of
- een bedrag van in totaal 247.511,65 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 5] ) en/of
- een bedrag van in totaal 20.202 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 6] / [bedrijf 7] ) en/of
- een bedrag van 60.000 euro (zijnde een contante lening aan
[bedrijf 8] ) en/of
- een bedrag van in totaal 13.000 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 9] ) en/of
- een bedrag van 8.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 10]
) en/of
- een bedrag van 3.056,05 euro, (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 11] ) en/of
- een bedrag van in totaal 330.633,03 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 12] ) en/of
- een bedrag van in totaal 14.262,19 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 13] ) en/of
- een bedrag van in totaal 41.529,53 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 14] ) en/of
- een bedrag van in totaal 87.824,72 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 15] ) en/of
- een bedrag van 90.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 16]
) en/of
- een bedrag van in totaal 69.971,07 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 17] ) en/of
- een bedrag van in totaal 78.518 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 18] ) en/of
- een bedrag van in totaal 8.320 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 19] ) en/of
- een bedrag van in totaal 2.081,20 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 20] ) en/of
- een bedrag van 1.000 euro (zijnde een contante betaling aan
[naam 1] ) en/of
- een bedrag van 1.025 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 21]
) en/of
- een bedrag van 11.980 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 22] ) en/of
- een bedrag van 50.000 euro (zijnde een contante betaling voor de
inboedel van de woning aan de [adres 2] )
en/of
- een bedrag van in totaal 800 euro (aan contante betalingen voor de
huur van een garagebox aan de [adres 3] ) en/of
- een bedrag van in totaal 11.276,81 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 23] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
dat/die genoemde voorwerp(en) en/of dat/die genoemde geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als vervat in zijn schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als vervat in zijn op schrift gestelde pleidooi vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De raadsman concludeert ten aanzien van het (eerste) deel van de tenlastelegging dat ziet op – kort gezegd – het verbergen en verhullen van de werkelijkheid ten aanzien van de voorwerpen [adres 1] , en [bedrijf 1] / [bedrijf 2] tot een vrijspraak.
Ten aanzien van verdachte, wordt opgemerkt dat zij met de geldstromen die daarmee gemoeid zijn, niets van doen had. Niet kan worden vastgesteld dat zij als nauw en volledig met anderen samenwerkend de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, heeft verworven of daar enige andere handeling mee heeft verricht en dat ook zeker niet kan worden bewezen dat zij geweten heeft of had moeten vermoeden dat die voorwerpen middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf; dat waren zij immers niet en al zou dat al anders zijn, dan volgt uit niets dat zij dat geweten zou (moeten) hebben. Het dubbel opzet op het zijn van medepleger en op het gronddelict, ontbreekt daarmee.
Ten aanzien van het (tweede) gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op – kort gezegd – de kasopstelling, heeft de raadsman geconcludeerd dat van contante uitgaven die niet anders verklaard kunnen worden dan vanuit crimineel verkregen vermogen of middelen, geen sprake is en heeft hij verzocht verdachte van dit onderdeel vrij te spreken. Verdachte en haar (ex-) partner verdachte [medeverdachte 1] beschikten over legitieme, deels bij de Belastingdienst opgegeven en belaste gelden waarmee zij die uitgaven hebben gedaan en ook konden doen. Verzocht wordt verdachte hiervan dan ook vrij te spreken.
Omdat verdachte accessoir is in dit deel van de tenlastelegging, dient zij (primair) op dezelfde gronden te worden vrijgesproken. Subsidiair is een vrijspraak aangewezen nu zij bij het overgrote deel van alle betalingen geen enkele rol heeft gespeeld, laat staan daarin nauw en volledig met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden in dit vonnis genoemd in voetnoten.
Bewijsoverwegingen.
 Witwassen (het juridisch kader)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal volgens vaste jurisprudentie moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
 Vermoeden van witwassen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een brondelict. Uit onderzoek is gebleken dat verdachten veel contante uitgaven hebben gedaan voor onder andere de verbetering van de woningen aan de [adres 4] . Ook leek uit onderzoek te volgen dat zij de woningen [adres 1] en (door verdachte [medeverdachte 1] ) [adres 2] hebben gekocht, terwijl zij deze aankopen niet hadden kunnen doen uit de legale financiële middelen waarover zij konden beschikken. Verder bracht onderzoek een inkomende geldstroom aan het licht waardoor [medeverdachte 1] geldbedragen ontvangt uit provisieovereenkomsten met een Duitse onderneming die glasvezelnetwerken aanlegt, terwijl daar geen tegenprestatie tegenover leek te staan. [2]
Uit bevragingen bij de Belastingdienst, banken, een autohandelaar, bouwondernemingen, leveranciers van bouwmaterialen, keukens, woninginrichting, luxe goederen en getuigenverhoren zijn omvangrijke contante uitgaven door de verdachten vastgesteld.
De samenhang van deze uitgaven, feiten en omstandigheden die door onderzoek aan het licht kwamen, de uitkomst van de kasopstelling en geconstateerde witwastypologieën, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een terecht vermoeden van witwassen.
De rechtbank beoordeelt hieronder in de volgorde van de tenlastelegging de vermoedens van witwassen en de verklaringen van verdachte met betrekking tot die vermoedens.
[adres 1] [gemeente 1]
Uit gegevens van de Belastingdienst en het Kadaster blijkt dat op 16 februari 2018 een woning aan het [adres 1] is aangekocht door [medeverdachte 2] voor het bedrag van € 162.500,-.
Voor deze woning is geen hypothecaire lening afgesloten. Tijdens de doorzoeking door het rechercheteam [onderzoeksnaam 2] van de woning aan de [adres 4] op 2 november 2018, vond men daar onder andere een nota van afrekening van [bedrijf 24] en de akte van levering met betrekking tot de woning aan het [adres 1] . Beide documenten hebben de datum 16 februari 2018. Volgens de akte van levering is [medeverdachte 2] de koper en is de koopovereenkomst gesloten op 28 december 2017. Uit de nota van afrekening blijkt dat de koopprijs van € 162.500,- is voldaan door de koper door storting op de derdengeldenrekening van [bedrijf 24] .
Uit onderzoek blijkt dat [medeverdachte 2] zelf niet legaal het vermogen had om deze woning te kunnen financieren en [medeverdachte 1] , met wie zij een economische eenheid vormt, evenmin. Zij ontvingen namelijk tot en met 2017 géén inkomsten uit loon, uitkering of winst uit onderneming. Het bedrijf [bedrijf 25] maakte vanaf maart 2018 geld over aan verdachte [medeverdachte 2] , onder vermelding van “loon”. Tot 31 oktober 2018 betrof het bruto in totaal een bedrag van € 58.963,-. Hierdoor is het vermoeden ontstaan dat bij de aankoop van de woning sprake is van witwassen.
Dit vermoeden werd versterkt door onder meer e-mailverkeerberichten van de heer [naam 6] en bankgegevens van zijn onderneming [bedrijf 4] in Dubai (hierna: [bedrijf 4] ) die in het kader van het onderzoek [onderzoeksnaam] van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst in beslag werden genomen. Uit deze gegevens kon worden gereconstrueerd hoe de financiering van de woning in [gemeente 1] in zijn werk is gegaan. [3]
Uit gegevens uit het onderzoek [onderzoeksnaam] blijkt dat door [naam 6] via zijn onderneming [bedrijf 4] op 29 december 2017 € 50.000,- werd overgeboekt naar een bankrekening van [medeverdachte 1] .
Op 3 januari 2018 werd vanaf de rekening van [medeverdachte 1] € 16.250,- overgemaakt naar het kantoor [bedrijf 24] dat de overdracht van de verkoop van de woning aan het [adres 1] zou afhandelen. Dit bedrag is 10% van het aankoopbedrag van € 162.500,- dat ook op de nota van afrekening als waarborgsom ten behoeve van de aankoop van de woning staat vermeld.
Op 13 februari 2018 werd vanaf de rekening van [bedrijf 4] in Dubai tweemaal een bedrag van € 50.000,- overgemaakt naar [bedrijf 24] en op 15 februari 2018 een bedrag van
€ 50.600,-.
Bij deze drie girale betalingen (met een totaalbedrag van € 150.600,-) staat de volgende omschrijving vermeld: “Payment [adres 1] ” en het totaal ervan is vrijwel hetzelfde bedrag als vermeld op de nota van afrekening van [bedrijf 24] ; te weten
€ 150.540,-.
Ook blijkt dat op 10 februari 2018 een leningsovereenkomst tussen [bedrijf 4] (de onderneming van [naam 6] ) en [medeverdachte 2] werd opgesteld voor € 150.000,- waarin is overeengekomen dat [medeverdachte 2] als lener dit bedrag aan [bedrijf 4] zal terugbetalen vóór 10 februari 2038. Hierbij werd een rentepercentage van 3% bedongen. Een fysiek aangetroffen leningsovereenkomst is niet ondertekend. Een leningsovereenkomst die werd aangetroffen in het digitale beslag, is alleen ondertekend door de “geldschieter”.
Op 20 februari 2018 vond e-mailverkeer plaats tussen [naam 6] en een man genaamd [naam 7] in kopie naar een andere man; genaamd [naam 8] . In deze email staat dat de leningsovereenkomst die als bijlage is bijgevoegd, uitgeprint moet worden en meegenomen naar [gemeente 1] voor ondertekening in tweevoud. [4]
Daarnaast blijkt dat op in beslag genomen financiële overzichten van [naam 6] aan de creditzijde verschillende namen staan vermeld waaronder, onder meer, de naam “ [naam 3] ”. Onderzoek toonde aan dat deze bijnaam betrekking heeft op de verdachte [medeverdachte 1] . [5]
Op één van de financiële overzichten, welke vermoedelijk kasboeken betreffen, staat het volgende
vermeld:
CREDIT
[naam 19] >
[naam 3] 102.25
21-2
Gelet op het feit dat door [medeverdachte 1] de naam [naam 3] wordt gebruikt én gezien de e-mail van 20 februari 2018 met als bijlage de leningsovereenkomst (met als lener [medeverdachte 2] (met wie [medeverdachte 1] een economische eenheid vormt) waarin staat vermeld dat de overeenkomst meegenomen dient te worden naar [gemeente 1] ter ondertekening, in relatie tot hetgeen op het financiële overzicht staat vermeld, kan worden gesteld dat op 21 februari 2018 een ontmoeting met [medeverdachte 1] in [gemeente 1] heeft plaatsgevonden waarbij vermoedelijk een bedrag van € 102.250,- is opgehaald. Gelet op de samenhang tussen de betalingen voor de koop van de woning aan het [adres 1] en de tijdstippen waarop deze plaatsvinden, bestaat het sterke vermoeden dat de inleg van het genoemde bedrag van € 102.250,- bestemd was en gebruikt is voor de betaling van de totale koopsom van € 162.500,- voor de woning.
Op de beschikbare overzichten van bij- en afschrijvingen van de bankrekeningen van de verdachten komen geen terugbetalingen ten behoeve van de lening voor dan wel betaling van de bedongen rente.
Door op deze wijze de financiering van de woning gestalte te geven en de woning op naam van [medeverdachte 2] te zetten, is verhuld wie de daadwerkelijke rechthebbende van de woning is. [6]
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over hoe en waarom van deze constructie. De hele gang van zaken met betrekking tot de aankoop van deze woning, kan niet anders worden geïnterpreteerd dan verhullend met als doel het uit het zicht blijven van de oorsprong van de financiën en dus de rechthebbende. Juist door deze constructie kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de woning waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Niet alleen het verhullen van de daadwerkelijke rechthebbende, maar ook het verwerven, gebruiken of voorhanden hebben van de woning terwijl die middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit een misdrijf is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Provisie [bedrijf 2] uit overeenkomsten [bedrijf 1]
Uit documenten die op 2 november 2018 bij [getuige 7] in [gemeente 2] in beslag zijn genomen en uit documenten die door de boekhouder van de Duitse onderneming [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) zijn verstrekt, werd bekend dat [bedrijf 1] op grond van provisieovereenkomsten met het Duitse [bedrijf 2] en de Nederlandse [bedrijf 3] , geldbedragen overmaakt naar de laatstgenoemde ondernemingen; beide met [getuige 7] als directeur. Op haar beurt maakt [bedrijf 3] een gedeelte van deze bedragen over naar de verdachte [medeverdachte 1] en aan hem gelieerde natuurlijke personen en worden betalingen verricht in het belang van [medeverdachte 1] en zijn zoon [naam 3] .
Hoewel de provisieovereenkomsten bepalen dat een percentage van de omzet van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] dient te worden overgedragen, zonder onderscheid te maken van welke opdrachtgever deze omzet wordt ontvangen, is uit onderzoek gebleken dat slechts over de omzet van het telecombedrijf [bedrijf 26] wordt berekend en betaald. [7]
Onderzoek toonde aan dat door [bedrijf 2] tussen 5 juni 2015 en 14 oktober 2015 in totaal € 121.775,54 aan [bedrijf 1] werd gefactureerd. Tussen 5 januari 2016 en 19 februari 2019 werd door [bedrijf 3] in totaal € 439.542,49 aan [bedrijf 1] gefactureerd.
Uit onderzoek blijkt ook dat in totaal € 561.318,03 (= 121.775,54 + 439.542,49) is ontvangen van [bedrijf 1] .
Ook kwam aan het licht dat (tot en met de einddatum van de onderzoeksperiode) een substantieel deel van dat geld ten goede kwam van [medeverdachte 1] :
nr.
Bedrag
Bestemming
Toelichting/bijzonderheden
1
€ 17.000,-
[naam 3]
vermoedelijk bestemd voor [medeverdachte 1] *
2
€ 82.000,-
[medeverdachte 1]
3
€ 20.000,-
[medeverdachte 2]
vermoedelijk bestemd voor [medeverdachte 1] **
4
€ 34.966,-
[bedrijf 22]
betaling verbouwing woning van [naam 3]
5
€ 121.140,01
[bedrijf 4]
betalingskenmerken verwijzen naar provisie [medeverdachte 1] ***
6
€ 15.000,-
[naam 4]
betalingskenmerk verwijst naar verdediging [naam 3]
* Op 20 juli 2016 werd een bedrag van € 17.000,- overgeboekt van Handelsonderneming [bedrijf 2] B.V. naar [naam 3] onder vermelding van “aandeel provisie [bedrijf 1] ”. Uit onderzoek (te weten PV180010735 “
Proces-verbaal bevindingen analyse geldstroom [bedrijf 1] / [bedrijf 3]”) blijkt dat dit geld vermoedelijk voor [medeverdachte 1] is bestemd. Het bedrag werd namelijk eerst overgeboekt
naar de Spaanse bankrekening ten name van [medeverdachte 1] . Deze blijkt echter te zijn geblokkeerd waarna geld werd teruggestort. Daarna werd het bedrag overgeboekt naar de bankrekening van [naam 3] .
** [medeverdachte 2] vormt samen met [medeverdachte 1] een economische eenheid.
*** Deze bedragen werden van [bedrijf 1] overgemaakt naar [bedrijf 3] , vervolgens naar [getuige 7] , daarna naar een andere bankrekening van [bedrijf 3] en tot slot naar [bedrijf 4] . [8]
Punt 3(2):
Op 8 juni 2017 wordt door [bedrijf 3] een bedrag van € 10.438,37
ontvangen van [bedrijf 1] , onder vermelding van ‘2017-0004’. [9]
Op dezelfde dag wordt door [bedrijf 3] een bedrag van € 10.000,- overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [voorletters]
[verdachte] , onder vermelding van ‘t.g.v. [medeverdachte 1] (inz. prov. Duitsland)’.
Het vermoeden ontstond dat tegenover deze facturen- en geldstromen geen werkzaamheden
door [medeverdachte 1] hebben gestaan.
In verband hiermee is verder onderzoek gedaan en werden [getuige 7] [10] , [getuige 6] [11]
en [getuige 5] [12] als getuigen gehoord.
[getuige 6] , werknemer bij [bedrijf 26] , heeft op 2 december 2019 verklaard over de samenwerking tussen [bedrijf 26] en [bedrijf 1] . Er was in 2013 behoefte aan meer mankracht en toen
kreeg hij [bedrijf 1] in Nederland. Hij beschrijft in zijn verklaring hoe dat is gegaan. [13] Hij kent verdachte [medeverdachte 1] niet, hij kent de heer [getuige 7] niet en hij kent de heer [getuige 5] niet. [14]
Op 7 november 2019 werd [getuige 5] van [bedrijf 1] gehoord. Hij verklaarde kort gezegd dat hij een overeenkomst heeft met een 80-jarige man die op de overeenkomst [getuige 7] heet. [15] De overeenkomst houdt volgens [getuige 5] in dat [getuige 7] werk voor hem regelt en dat hij daarom zoveel procent van de hele omzet van [bedrijf 26] krijgt. Al het contact met [bedrijf 26] is via [getuige 7] gegaan. Dat in het contract staat dat over alle omzet provisie wordt betaald klopt niet, het wordt alleen betaald over de omzet van [bedrijf 26] . Een dergelijke overeenkomst is er niet met anderen. [16] [getuige 5] weet niets van de cijfers en de betalingen, dat wordt geregeld via de boekhouder. [17] [getuige 5] kent [medeverdachte 1] niet en weet niet waarom bedragen worden doorbetaald. [18]
[getuige 7] is op 13 december 2019 en op 8 juli 2021 [19] gehoord door de rechter-commissaris. Op vragen over [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , de provisieovereenkomsten en [getuige 5] beriep hij zich telkens op zijn verschoningsrecht. [20]
Het bovenstaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de geldstroom geen verklaring is die op waarheid berust. Verdachte [medeverdachte 1] ontvangt geldsommen zonder dat hij daarvoor aantoonbaar een prestatie levert of heeft geleverd. Nu niet duidelijk is wat de herkomst van de door hem ontvangen geldsommen is, kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geld een legale herkomst heeft en moet worden geconcludeerd dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Verdachte kreeg een bedrag van € 20.000,- op haar bankrekening overgemaakt dat zou zien op ‘prov. Duitsland’ en waar de naam van verdachte [medeverdachte 1] bij genoemd staat. Niet valt in te zien waarom een dergelijk bedrag op haar rekening wordt overgemaakt, zonder dat zij daar verder betrokkenheid bij heeft. Door haar rekening ter beschikking te stellen heeft zij zich schuldig gemaakt aan witwassen, zoals ten laste gelegd, doordat zij het overgemaakte geldbedrag voor handen heeft gehad als de werkelijke aard en herkomst daarvan heeft verhuld, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf.
De contante stortingen en betalingen – de kasopstellingDe aangetoonde totale contante uitgaven die uit het onderzoek zijn gebleken, zijn in een kasopstelling afgezet tegen de beschikbare legale contante geldbedragen. De onderzoeksperiode ziet op de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018, de dag van de doorzoekingen in Nederland, binnen het onderzoek [onderzoeksnaam 2] .
Verkort weergegeven, zijn de belangrijkste bevindingen als volgt. [21]

Beginsaldo contant geld

Uit de gegevens van de Belastingdienst is gebleken dat vanaf het jaar 2014 in de aangifte inkomstenbelasting onder box 3 een omvangrijk bedrag werd aangegeven in de rubriek “overige vorderingen en contant geld”. Naar deze opvallende verhoging is nader onderzoek gedaan. Uit de bevindingen wordt afgeleid dat het opgegeven bedrag een contant geldbedrag betreft en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het een legale herkomst heeft. [22]
Gelet op het bovenstaande is niet vast komen te staan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het begin van de onderzoeksperiode van het onderzoek [onderzoeksnaam 2] over een contant geldbedrag konden beschikken.
Derhalve wordt voor de berekening van de eenvoudige kasopstelling het beginsaldo contant geld per 1 januari 2011 voor de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gesteld op € 0,00. [23]
Legale contante ontvangsten
Het saldo legale contante ontvangsten (inclusief bankopnamen en privéonttrekkingen) is bepaald naar aanleiding van onderzoek aan de bankafschriften. In totaal is er van alle rekeningen van [medeverdachte 1] en [verdachte]
10.780,- aan contanten opgenomen. [24]

Eindsaldo contant geld

Op de dag van de doorzoeking 2 november 2018 werd op het adres [adres 4] een bedrag van € 1.255,- aan contanten aangetroffen welke aan de economische eenheid [medeverdachte 1] en [verdachte] toebehoorde.
Hierop wordt het aangetroffen eindsaldo contant geld op 2 november 2018 op basis van bovenstaande gesteld op € 1.255,00. [25]

Werkelijke contante uitgaven

Uit de kasopstelling blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een bedrag van
€ 1.387.359,26 hebben besteed aan contante uitgaven en contante stortingen op de privébankrekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [26]
Contante uitgaven en contante stortingen op de privébankrekeningen
2.4.1.
Contante stortingen rekeningnummer:
[rekeningnummer 1] [27]
€ 185.700,00
2.4.2.
Contante storting rekeningnummer:
NL68ING80754785866 [28]
€ 28.350,00
2.4.3.
Contante storting rekeningnummer: [rekeningnummer 3] [29]
€ 18.100,00
2.4.4.
Contante storting rekeningnummer:
[rekeningnummer 4] [30]
€ 1.200,00
2.4.5.
Contante storting Travelex NV (Prepaid card) met het kaartnummer: [rekeningnummer 5] [31]
€ 3.018,01
2.4.6.
Contante betaling [bedrijf 5] [32]
€ 247.511,65
2.4.7.
Contante betaling [bedrijf 6] / [bedrijf 7] [33]
€ 20.202,00
2.4.8.
Contante lening aan [bedrijf 8] [34]
€ 60.000,00
2.4.9.
Contante betaling [bedrijf 9] [35]
€ 13.000,00
2.4.10.
Contante betaling [bedrijf 10] [36]
€ 8.000,00
2.4.11.
Contante betaling [bedrijf 11] [37]
€ 3.056,05
2.4.12.
Contante betaling [bedrijf 12] [38]
€ 330.633,03
2.4.13.
Contante betaling [bedrijf 13] [39]
€ 14.262,19
2.4.14.
Contante betaling [bedrijf 14] [40]
€ 41.529,53
2.4.15.
Contante betaling [bedrijf 15] BV [41]
€ 87.824,72
2.4.16.
Contante betaling [bedrijf 16] [42]
€ 90.000,00
2.4.17.
Contante betaling [bedrijf 17] [43]
€ 69.971,07
2.4.18.
Contante betaling [bedrijf 18] [44]
€ 78.518,00
2.4.19.
Contante betaling [bedrijf 19] [45]
€ 8.320,00
2.4.20.
Contante betaling [bedrijf 20] [46]
€ 2.081,20
2.4.21.
Contante betaling [naam 1] [47]
€ 1.000,00
2.4.22.
Contante betaling [bedrijf 21] [48]
€ 1.025,00
2.4.23.
Contante betaling [bedrijf 22] [49]
€ 11.980,00
2.4.24.
Contante betaling inboedel Curaçao [50]
€ 50.000,00
2.4.25.
Contante betaling huur garagebox [51]
€ 800,00
2.4.26.
Contante betaling [bedrijf 23] Curaçao [52]
€ 11.276,81
Totaal
€ 1.387.359,26
In een kasopstelling wordt uitgegaan van het beginsaldo van het contante geld dat de verdachten voorhanden hadden bij aanvang van de onderzoeksperiode waarbij de legale contante ontvangsten, inclusief opnamen van contant geld van bankrekeningen, worden opgeteld. Van die uitkomst wordt het contante geldbedrag dat de verdachten ter beschikking hadden aan het einde van de onderzoeksperiode afgetrokken. Hierdoor wordt het bedrag bekend, dat zij beschikbaar hadden voor het doen van uitgaven.
Op dit bedrag wordt tenslotte het totaal van de werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen, in mindering gebracht. Het resultaat van deze berekening is het geldbedrag dat een illegale contante inkomstenbron moet hebben gehad.
Voor wat betreft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is deze opstelling als volgt:
Beginsaldo contant geld
€ 0,00
+/+
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
€ 10.780,00
-/-
Eindsaldo contant geld
€ 1.255,00
--------------------
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ 9.525,00
-/-
Werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen
€ 1.387.359,26
---------------------
Verschil (niet legale contante inkomstenbron)
€ -1.377.834,26
Gezien het feit dat de verdachten, zoals hierboven beschreven, gedurende de onderzoeksperiode een bedrag van € 9.525,- aan contant geld te besteden hadden, maar in werkelijkheid een bedrag van € 1.387.359,26 aan contant geld hebben uitgegeven is er (9.525 - 1.387.359,26=)
€ -1.377.834,26contant meer uitgegeven dan dat ze op legale wijze kunnen verantwoorden. [53]
In het navolgende zal de rechtbank nog bespreken dat niet van alle voornoemde contante betalingen kan worden vastgesteld dat verdachte daarbij betrokken was, zodat zij voor dat gedeelte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
In verband met de contante uitgaven die zijn gedaan voor de verbetering van de woning aan de [adres 4] werd een aantal getuigen gehoord, waaronder [getuige 1] van [bedrijf 12] [54] , [getuige 2] van [bedrijf 27] ( [bedrijf 11] ) [55] , [getuige 3] van [bedrijf 15] [56] en [getuige 4] van [bedrijf 22] [57] .
Voorafgaand aan de zitting heeft zijn raadsman in brieven enkele suggesties gedaan over de herkomst van het contante geld. Kort gezegd komt het er volgens verdachte [medeverdachte 1] op neer dat hij in 2014 nog de beschikking had over verschillende voorraden contant geld die hun oorsprong vonden in de lucratieve autohandel in Luxemburg in de jaren 1997-2005. Van die periode is geen administratie meer. Eerder had hij deze bedragen niet opgegeven aan de Belastingdienst, maar in 2014 heeft hij hiervan melding laten doen bij zijn aangifte. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag van 2014 tot en met 2017 in de aangiften niet fundamenteel slinkt. Er is
€ 67.735,00 minder in 2017. [58] De Belastingdienst stelde over het jaar 2015 vragen naar aanleiding van de beperkte afname van het bedrag, bij gebrek aan opgegeven inkomsten. Na die vragen werd het aanvankelijk opgegeven bedrag gewijzigd. Uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat van dit bedrag na wijziging niet veel meer dan de hypotheekrente kan zijn betaald. [59] De rechtbank stelt vast dat de uitgaven in de periode 2014-2017 in elk geval nauwelijks hun oorsprong lijken te vinden in het bedrag dat is opgegeven aan de Belastingdienst in die jaren.
Verdachte heeft ervoor gekozen geen verklaring af te leggen bij de politie en heeft afgezien van haar aanwezigheidsrecht ter zitting. Zij heeft dan ook geen enkele verklaring afgelegd over het tenlastegelegde. Voorafgaand aan de zitting heeft de raadsman in brieven enkele suggesties gedaan over de herkomst van het contante geld. Kort gezegd komt het er volgens de verdediging op neer dat haar (ex-)partner [medeverdachte 1] in 2014 nog de beschikking had over verschillende voorraden contant geld die hun oorsprong vonden in de lucratieve autohandel in Luxemburg in de jaren 1997-2005. Van die periode is geen administratie meer. Eerder had [medeverdachte 1] deze bedragen niet opgegeven aan de Belastingdienst, maar in 2014 heeft hij hiervan melding laten doen bij zijn aangifte. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag van 2014 tot en met 2017 in de aangiften niet fundamenteel slinkt. Er is € 67.735,00 minder in 2017. [60] De Belastingdienst stelde over het jaar 2015 vragen naar aanleiding van de beperkte afname van het bedrag, bij gebrek aan opgegeven inkomsten. Na die vragen werd het aanvankelijk opgegeven bedrag gewijzigd. Uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat van dit bedrag na wijziging niet veel meer dan de hypotheekrente kan zijn betaald. [61] De rechtbank stelt vast dat de uitgaven in de periode 2014-2017 in elk geval nauwelijks hun oorsprong lijken te vinden in het bedrag dat is opgegeven aan de Belastingdienst in die jaren. Verdachte was in die periode de fiscale partner van [medeverdachte 1] .
Nu voor het overige geen verklaring door verdachte is gegeven, biedt hetgeen door de verdediging is aangevoerd onvoldoende tegenwicht tegen de verdenking van witwassen. Voor nader onderzoek door het Openbaar Ministerie bestaat dan ook geen aanleiding.
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, gelet in het bijzonder op de gedragingen van de verdachte met betrekking tot de voorwerpen; te weten de woning op het adres [adres 1] , de via [bedrijf 1] / [bedrijf 2] of Handelsondernemeing [bedrijf 2] overgemaakte gelden op de in de tenlastelegging genoemde bankrekening van verdachte, welke gedragingen de rechtbank in dit verband redengevend acht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de (werkelijke aard en) criminele herkomst van het voorwerp te verbergen of te verhullen
De rechtbank komt daarmee tot een integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Gelet op het aantal van de bewezen verklaarde handelingen en de tijdsduur waarover het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Gevoerde (bewijs)verweren door de raadsman.
 Medeplegen
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de materiële en intellectuele bijdrage van verdachte [verdachte] – voor zover de ten laste gelegde gedragingen aan haar worden toegerekend – aan het strafbare feit van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Ten behoeve van haar (ex-)partner verdachte [medeverdachte 1] , is op haar rekening twee keer (op 2 februari 2017 en 8 juni 2017) een bedrag van € 10.000,- gestort door [getuige 7] onder vermelding van “ten gunste van [medeverdachte 1] (inzake provisie Duitsland)”, in ieder geval op 2 februari 2017 omdat de (Spaanse) bankrekening van [medeverdachte 1] op dat moment was geblokkeerd. Ook staat de woning aan het [adres 1] op haar naam waarbij er een (papieren) constructie is opgezet met een leningsovereenkomst tussen verdachte [verdachte] en [bedrijf 4] , terwijl feitelijk [medeverdachte 1] degene was die het huis betaalde. De rechtbank meent dat het niet anders kan zijn dan dat deze overeenkomst is opgezet ter verhulling van de herkomst van de gelden die voor de aankoop van de woning aan het [adres 1] zijn gebruikt en dat daarmee samenhangend ook de rechthebbende op de woning verhuld moest worden. De handtekening van verdachte staat op de akte van levering, waardoor zij nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming daarvan.
Verdachte is meer dan ‘de vrouw van’ die profiteert van de verbouwing van haar woning en de aanschaf van meubels die worden bekostigd met middelen waarvan zij de (criminele) herkomst niet kent. Bovendien heeft zij, zoals gezegd, zelf geen enkele verklaring gegeven voor de herkomst van de gelden die zij zelf contant heeft overgedragen en de bedragen die contant op haar rekening werden gestort. Zij heeft actieve bemoeienis gehad met betrekking tot de verbouwing en inrichting van de woning aan de [adres 4] nu zij bijvoorbeeld zelf de stalen ging bekijken. Ze heeft zich jarenlang laten onderhouden en op ruime voet geleefd van voornamelijk contant geld. Zij was er, nu zij bij de Belastingdienst heeft (laten) opgeven dat verdachte [medeverdachte 1] haar fiscaal partner was in 2014 (na de scheiding), van op de hoogte dat hij niet over enig legaal inkomen beschikte en dat zij zelf ook geen inkomen genereerde waaruit de verbetering van de woning en andere uitgaven konden worden bekostigd.
 Partiële vrijspraak
Wel zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken ten aanzien van het “eerste” deel van de tenlastelegging, voor zover het betreft – kort gezegd – de via [bedrijf 1] en [bedrijf 2] overgemaakte gelden op de bankrekeningen van haar (ex-)partner [medeverdachte 1] (€ 82.000,-), de zoon van de (ex-)partner van verdachte, [naam 3] (€ 17.000) en [bedrijf 4] (€ 121.140,01) en de gedane betalingen aan [bedrijf 22] (€ 34.966,-) en [naam 4] (€ 15.000,-) omdat de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat zij enige rol heeft gehad in het verhullen, dan wel het optuigen van constructies met betrekking tot de uitbetaling van provisies. Evenmin is vast te stellen dat zij op enig moment beschikking heeft gehad over de genoemde geldbedragen, zodat ook van verwerven of voorhanden hebben geen sprake kan zijn.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de in de kasopstelling opgenomen posten die in relatie staan tot aankopen van [medeverdachte 1] op Curaçao.
Omdat aan verdachte niet de verhulling van het eigendom van het perceel grond en de daarop gebouwde woning aan de [adres 2] ten laste is gelegd, zal de rechtbank haar ook vrijspreken van het contant betaalde bedrag voor de inboedel van die woning. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] een kavel gekocht aan de [adres 2] . Nu niet is vast te stellen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het door [medeverdachte 1] aangekochte perceel zal de rechtbank ook het bedrag van (in totaal) € 11.276,81 aan contante betalingen aan [bedrijf 23] (“tweede” deel van de tenlastelegging) ten behoeve van bestektekeningen voor een op dit perceel te bouwen woonhuis uit de bewezenverklaring strepen.
Ook zal de rechtbank op het totaalbedrag aan contante betalingen aan [bedrijf 12] een bedrag van
€ 33.079,14 in mindering brengen omdat uit het dossier is gebleken dat dit bedrag aan btw niet in rekening is gebracht bij verdachte en haar
(ex-)partner, verdachte [medeverdachte 1] .

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen en hetgeen daarover is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s),
van een of meer voorwerpen, te weten van:
- een woning op het adres [adres 1] en
- ten behoeve van haar en/of haar mededader(s):

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) overgemaakte gelden de
bankrekening van:
- verdachte, (20.000 euro)
de werkelijke aard en/of de herkomst verborgen en/of verhuld
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is op deze voorwerpen
en/of verborgen en/of verhuld wie deze voorwerpen voorhanden heeft gehad
en/of
voornoemde voorwerpen, te weten:
- een woning op het adres [adres 1] en
- ten behoeve van haar en/of haar mededader(s):

(via [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] ) overgemaakte gelden op de
bankrekening van:
- verdachte, (20.000 euro)
en een of meer geldbedragen) te weten:
- een bedrag van in totaal 185.700 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 1] ) en
- een bedrag van in totaal 28.350 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 2] ) en
- een bedrag van in totaal 18.100 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 3] ) en
- een bedrag van 1.200 euro (zijnde een contante storting op het
rekeningnummer: [rekeningnummer 4] ) en
- een bedrag van in totaal 3.018,01 euro (aan contante stortingen op
een Travelex NV prepaid creditcard met nummer [rekeningnummer 5] )
en
- een bedrag van in totaal 247.511,65 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 5] ) en
- een bedrag van in totaal 20.202 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 6] / [bedrijf 7] ) en
- een bedrag van 60.000 euro (zijnde een contante lening aan
[bedrijf 8] ) en
- een bedrag van in totaal 13.000 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 9] ) en
- een bedrag van 8.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 10]
) en
- een bedrag van 3.056,05 euro, (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 11] ) en
- een bedrag van in totaal 297.553,89 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 12] ) en
- een bedrag van in totaal 14.262,19 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 13] ) en
- een bedrag van in totaal 41.529,53 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 14] ) en
- een bedrag van in totaal 87.824,72 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 15] ) en
- een bedrag van 90.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 16]
) en
- een bedrag van in totaal 69.971,07 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 17] ) en
- een bedrag van in totaal 78.518 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 18] ) en
- een bedrag van in totaal 8.320 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 19] ) en/of
- een bedrag van in totaal 2.081,20 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 20] ) en
- een bedrag van 1.000 euro (zijnde een contante betaling aan
[naam 1] ) en
- een bedrag van 1.025 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 21]
) en
- een bedrag van 11.980 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 22] ) en
- een bedrag van in totaal 800 euro (aan contante betalingen voor de
huur van een garagebox aan de [adres 3] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
die genoemde voorwerpen en die genoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte en haar mededader(s) wist(en), dat deze genoemde voorwerpen en geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht – indien de rechtbank op onderdelen tot een bewezenverklaring komt – rekening te houden met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De zaak heeft vier jaar boven het hoofd van verdachte gehangen, hetgeen haar zwaar is gevallen omdat zij vrijwel buiten alle gebeurtenissen die ten grondslag aan de tenlastelegging worden gelegd heeft gestaan. Voor zover het verwijt al wordt gevolgd, ligt het toch vooral in het meeprofiteren van gelden waarvan zij had moet weten dat die gelden geen legale herkomst konden hebben waarbij zij zich onverminderd op het standpunt stelt dat zij dat nu juist helemaal niet wist.
Mocht de rechtbank tot enige bewezenverklaring komen, meent de raadsman dat een bestraffing die in ieder geval hoofdzakelijk ook in de financiële sfeer ligt, het meeste recht zou doen aan het verwijt. Verzocht wordt in ieder geval af te zien van het opleggen van vrijheidsbenemende straffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze bekend zijn geworden.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met haar (ex-)partner, verdachte [medeverdachte 1] en via constructies met [naam 6] en (indirect) met [getuige 7] , gedurende een periode van bijna 8 jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Witwassen betreft een misdrijf dat onlosmakelijk is verbonden met zeer ernstige vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals drugshandel. Op deze vorm van ondermijning is moeilijk grip te krijgen omdat met de investering van criminele verdiensten in legale bedrijven en panden, steeds meer verwevenheid tussen de boven- en onderwereld ontstaat. Om dat terug te dringen, wordt witwassen aangepakt.
Witwassen draait puur en alleen om het kunnen beschikken over geld. Geld is de drijfveer om criminele activeiten te ontplooien en geld is de motor om de criminele bedrijvigheid in stand te houden.
Geld stelt personen als verdachte in staat om er een bestedingspatroon op na te houden dat anders niet haalbaar zou zijn. Belangrijker dan dat is dat het criminele geld ook wordt gebruikt om te investeren in bestaande criminele activiteiten of het initiëren van nieuwe.
Omdat criminele activiteiten niet mogen lonen en van misdrijf afkomstige gelden geen machtsfactor mogen worden in de orde van maatschappij, staat op gewoontewitwassen een forse gevangenisstraf van maximaal acht jaar.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank – bij gebrek aan specifieke oriëntatiepunten voor witwassen – aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor ‘fraude’, ondanks dat er geen sprake is van een frauduleuze context.
Er is sprake van langdurig witwassen van veel geld dat uit misdrijf afkomstig is, het verhullen van wie de rechthebbende op woningen is en het ondermijnen van de legale economie. Bij een ‘(benadelings)bedrag’ (in het geval van fraude) van € 1.000.000,- en hoger, wordt doorgaans een gevangenisstraf tussen 24 maanden en acht jaar onvoorwaardelijk opgelegd. De onderkant van de oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank houdt daarbij onder andere rekening met de duur van de gedraging (gewoontewitwassen), de mate waarin de verdachte door de overtreding voordeel heeft verkregen (de omvang), de rol van verdachte ten opzichte van de mededaders en de duur van de strafprocedure.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – anders dan de verdediging wil doen voorkomen – meer is dan de ‘onschuldige derde’ die nergens wetenschap van had en ‘de vrouw van’ die enkel heeft geprofiteerd. Ze heeft meegewerkt aan een verhullingsconstructie ten aanzien van het appartement aan het [adres 1] , ontving omvangrijke contante stortingen en girale overboekingen op haar rekening en heeft er (met haar partner verdachte [medeverdachte 1] ) jarenlang een erg kostbaar uitgavenpatroon op nagehouden, terwijl dat niet kon worden voldaan uit de legale bronnen waarover zij beschikten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
In verband met de duur van de strafprocedure en de daarmee gepaarde overschrijding van de redelijke termijn, die is gaan lopen op 2 november 2018 – de dag van doorzoeking van de woningen aan de [adres 4] –, heeft de rechtbank de beoogde gevangenisstraf met een half jaar verminderd ten opzichte van de oorspronkelijk naar haar oordeel passende straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. M. Kleijn Hesselink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 08 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche (onderzoek [onderzoeksnaam 2] ), bestaande uit:
2.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 155-171].
3.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 1] , [gemeente 1] verbalisant [naam 14] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-987 t/m 1949.
4.Proces-verbaal van bevindingen uitnodiging [naam 7] voor getuigenverhoor verbalisant [naam 15] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-1950 t/m 1951.
5.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen [medeverdachte 1] verbalisant [naam 16] d.d. 25 september 2020, p. ZD01-1165 t/m 1679.
6.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen vermoedelijke kasboeken verbalisant J [naam 17] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-1122 t/m 1752.
7.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2403].
8.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2404].
9.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2649].
10.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 7] bij de r-c d.d. 13 december 2019, p.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 2 december 2019, p. ZD01-2659 t/m
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 7 november 2019, p. ZD01-2742 t/m 2758.
13.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2660].
14.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2662].
15.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2746].
16.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2746].
17.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2747].
18.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 1] verbalisant [naam 15] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2748].
19.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 7] bij de r-c d.d. 8 juli 2021, p. AANV1 ZD01-3414 t/m 3457 [p. 3415].
20.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 7] bij de r-c d.d. 13 december 2019, p.
21.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983.
22.Proces-verbaal van bevindingen contant geld verbalisant [naam 18] d.d. 19 mei 2020, p. ZD01-201 t/m 258 [p. 202].
23.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 160].
24.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
25.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
26.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
27.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 485 & 512].
28.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 514].
29.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 517.]
30.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 518].
31.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 541].
32.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 551-553].
33.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 692-693].
34.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 700-706].
35.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 721-722].
36.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 728-729].
37.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 730-731, 985].
38.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 765-766 & 800].
39.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 801-802].
40.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 807-808].
41.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 817 PDF3 t/m PDF 5].
42.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 885-886].
43.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 546-547].
44.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 889-890, 982-983].
45.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 898-899].
46.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 903-904].
47.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 909-910].
48.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 912-913].
49.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 924-925].
50.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 926-929].
51.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 941-942].
52.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 947-949 & 977-980].
53.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 170].
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 mei 2019, p. ZD01-1178 t/m 1181.
55.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 15 januari 2019, p. ZD01-984-986.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 juni 2019, p. ZD01-1182 t/m 1191.
57.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 15] d.d. 11 januari 2019, p. ZD01-1176 t/m 1177;
58.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 202].
59.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verbalisanten [naam 12] en [naam 13] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 205-206].
60.Proces-verbaal van bevindingen contant geld verbalisant [naam 18] d.d. 19 mei 2020, p. ZD01-201 t/m 258 [p. 202].
61.Proces-verbaal van bevindingen contant geld verbalisant [naam 18] d.d. 19 mei 2020, p. ZD01-201 t/m 258 [p. 205-206].