ECLI:NL:RBOBR:2023:5622

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10674019 \ EJ VERZ 23-440
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eenzijdige opzegging van arbeidsovereenkomst door werkgever na vertrouwenswekken

In deze zaak gaat het om de vraag of de werknemer tijdig een verzoek heeft ingediend tot vernietiging van de eenzijdige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever. De werknemer, geboren in 1952, was sinds 1 maart 2022 in dienst als chauffeur bij de werkgever. De werkgever heeft op 21 maart 2023 de arbeidsovereenkomst opgezegd, maar de werknemer heeft hiertegen geprotesteerd, stellende dat de opzegging niet rechtsgeldig was omdat er geen toestemming van het UWV was verkregen. De werknemer heeft zijn verzoekschrift op 23 augustus 2023 ingediend, en de kantonrechter moest beoordelen of dit verzoek tijdig was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever door haar handelen, waaronder het indienen van een ontslagaanvraag bij het UWV en het doorbetalen van loon, het vertrouwen heeft gewekt bij de werknemer dat de arbeidsovereenkomst niet was geëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging niet rechtsgeldig was en heeft de werknemer in zijn verzoeken ontvangen. De werkgever is veroordeeld tot betaling van het salaris van de werknemer vanaf 13 augustus 2023, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, en tot verstrekking van de juiste salarisspecificaties. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 10674019 \ EJ VERZ 23-440
Beschikking van 16 november 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend met een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand met nummer [toevoegingsnummer]
gemachtigde: mr. S.M.E. van Dijsseldonk,
tegen
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.B. Gubbels.

1.Inleiding

In de kern gaat deze zaak over de vraag of [verweerster] de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met de pensioenrechtigde [verzoeker] eenzijdig mocht beëindigen.

2.De procedure

2.1.
In het dossier zitten de volgende processtukken:
- het verzoekschrift met producties van [verzoeker] ter griffie ontvangen op 23 augustus 2023;
- het verweerschrift met een productie van [verweerster] ter griffie ontvangen op 30 oktober 2023;
- de eindafrekening van 10 september 2023 die aan de zijde van [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling is overgelegd.
2.2.
Op 31 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Bij die gelegenheid waren partijen met hun gemachtigden aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bij vervroeging bepaald op heden.
3. De feiten
3.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1952, is op 1 maart 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, in de functie van chauffeur, bij [verweerster] in dienst getreden. Bij brief van 21 februari 2023 heeft [verweerster] aan [verzoeker] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. Het laatstelijk verdiende loon bedroeg € 1.129,07 bruto per vier weken exclusief vakantietoeslag bij een 16-urige werkweek.
3.2.
In haar brief van 21 maart 2023 heeft [verweerster] aan [verzoeker] geschreven:
Opzeggen arbeidscontract
Geachte Heer [verzoeker] , beste [verzoeker] ,
Aansluitend op ons telefoongesprek van gisteren deel ik jou het volgende mede:
Door aanpassingen in het distributieconcept voor de Eindhoven vestiging van onze opdrachtgever, moeten wij onze logistieke dienstverlening aanpassen.
Door deze aanpassing komt jammer genoeg uw baan te vervallen.
Derhalve moeten wij, de wettelijke opzegtermijn van 1 maand in aanmerking nemende, het arbeidscontract tussen jou en [verweerster] per heden tegen 20 april 2023 opzeggen. Graag spreken wij separaat met jou over jouw laatste arbeidsdag, zodat mogelijke openstaande vakantiedagen verrekend kunnen worden.
Ik wil je hartelijk danken voor de inzet en samenwerking over het afgelopen jaar en wensen je veel succes toe in de toekomst.’
3.3.
Bij brief van 4 april 2023 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerster] onder andere medegedeeld:
‘Cliënt is bij u in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor opzegging van deze arbeidsovereenkomst heeft u als werkgever toestemming van het UWV nodig. Die toestemming heeft u niet, althans dat is nergens uit gebleken. U kunt de arbeidsovereenkomst dus niet opzeggen. Deze loopt onverminderd door.
Ik ontvang graagbinnen zeven dagen na dagtekening van deze briefde schriftelijke bevestiging dat u de brief van 21 maart 2023 intrekt en dat er van beëindiging van het dienstverband per 20 april 2023 geen sprake is en het dienstverband van client onverminderd doorloopt. Ontvang ik deze bevestiging niet, dan zal ik cliënt moeten adviseren per direct een procedure te starten.
Voor de volledigheid meld ik u dat cliënt zijn werkzaamheden onverminderd zal blijven uitvoeren. Voor nader overleg over deze brief kunt u contact met ondergetekende opnemen.’
3.4.
Vanaf maart/april 2023 heeft [verzoeker] geen werkzaamheden meer voor [verweerster] verricht.
3.5.
Op 26 april 2023 heeft het UWV van [verweerster] een ontslagaanvraag ten behoeve van [verzoeker] ontvangen. Na ontvangst van nadere stukken is op 15 mei 2023 de ontslagaanvraag in behandeling genomen.
3.6.
[verweerster] heeft aan [verzoeker] in mei en juni 2023 zoals te doen gebruikelijk loon betaald.
3.7.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft het UWV aan de gemachtigde van [verzoeker] medegedeeld dat aan [verweerster] geen toestemming wordt verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen.
3.8.
In haar e-mailbericht van 11 augustus 2023 heeft [verweerster] aan de gemachtigde van [verzoeker] geschreven:

Ik vind het bijzonder jammer dat een gesprek telkens, om diverse redenen, wordt uitgesteld. Ik begrijp dat nu geweigerd wordt om met de heer [verzoeker] te spreken, terwijl deze gemachtigd is om voor werkgever op te treden. U geeft aan dat een gesprek wellicht einde september pas mogelijk is. Wij gaan hier niet langer in mee.
Wij hebben om moverende redenen op 21 maart 2023 de arbeidsrelatie met uw client opgezegd. En vervolgens zijn wij van goede wil geweest om mee te denken om die beëindiging in een ander jasje te gieten. Wij hebben zelfs op verzoek van uw cliënt nog toestemming bij UWV verzocht. Gedurende die tijd hebben we ook nog goede wil getoond door uw cliënt nog te betalen. Het heeft nu lang genoeg geduurd. Gesprekken worden uit de weg gegaan en de kwestie wordt telkens op de lange baan geschoven. En we gaan niet tot einde september wachten op een gesprek.
Het is spijtig dat het zo moet lopen. We hebben goede wil getoond om met uw client mee te denken, maar de koek is nu op. Wij sluiten het dossier en zullen onze administratie vragen om te zien of er nog vakantietoeslag afgewikkeld dient te worden.
3.9.
[verweerster] heeft tot en met 12 augustus 2023 het gebruikelijke loon aan [verzoeker] betaald.
3.10.
Op de door [verweerster] opgestelde eindafrekening van 10 september 2023 staat 12 augustus 2012 als datum uit dienst vermeld.

4.Het verzoek van [verzoeker]

4.1.
[verzoeker] verzoekt, kort weergegeven:
Voorlopige voorziening
I. [verweerster] voor de duur van deze procedure te veroordelen aan [verzoeker] het overeengekomen loon te betalen vanaf 13 augustus 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te verhogen met de proceskosten;
Hoofdzaak
II. te verklaren voor recht dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd en de opzegging te vernietigen;
III. [verweerster] te veroordelen tot betaling van het loon totdat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
IV. [verweerster] te veroordelen tot verstrekking van de juiste salarisspecificaties vanaf periode 9 – 2023 op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
V. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 485,00;
VI. met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
4.2.
[verzoeker] legt, samengevat, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag.
Voorlopige voorziening
[verzoeker] verzoekt op grond van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen, omdat de opzegging elke rechtsgrond ontbeert en hij vanaf 13 augustus 2023 geen loon meer heeft ontvangen terwijl hij zich wel beschikbaar heeft gehouden voor arbeid.
Hoofdzaak
De opzegging van de arbeidsovereenkomst per 12 augustus 2023 is in strijd met artikel 7:671 BW want er was geen toestemming van het UWV of instemming van [verzoeker] .

5.Het verweer van [verweerster]

5.1.
voert verweer tegen de verzoeken van [verzoeker] en concludeert, kort gezegd, [verzoeker] niet ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Volgens [verweerster] heeft [verzoeker] gelet op artikel 7:681 BW te laat zijn verzoeken ingesteld.

6.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzoeken
6.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of [verzoeker] zijn verzoek tot het afgeven van een verklaring voor recht dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd en daarop de opzegging te vernietigen, tijdig heeft ingediend.
6.2.
Het verzoek van [verzoeker] vindt zijn grondslag in artikel 7:681 BW. Dat artikel geeft regels voor het geval een werknemer de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst wil vernietigen. Voor het instellen van een verzoek tot vernietiging van de opzegging heeft de werknemer twee maanden de tijd (artikel 7:686a lid 4 onder a BW). De vervaltermijn vangt aan de dag na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
6.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het verzoekschrift op 23 augustus 2023 ter griffie van de rechtbank is ontvangen.
6.4.
Tussen partijen staat wel ter discussie op welke datum de arbeidsovereenkomst is geëindigd en dus op welke datum de vervaltermijn is aangevangen.
6.5.
[verzoeker] stelt dat de arbeidsovereenkomst op 12 augustus 2023 is geëindigd (en daarmee dat de vervaltermijn op 13 augustus 2023 is aangevangen). Weliswaar heeft op 21 maart 2023 een opzegging plaatsgevonden tegen 20 april 2023 maar gelet op de door [verweerster] nadien gestarte ontslagprocedure bij het UWV en het feit dat [verweerster] tot en met 12 augustus 2023 het loon is blijven doorbetalen en naar later is gebleken die datum ook als einddatum van het dienstverband op de eindafrekening heeft gezet, mocht [verzoeker] er op vertrouwen, mede daarbij de inhoud van het e-mailbericht van 11 augustus 2023 van [verweerster] in ogenschouw genomen, dat de arbeidsovereenkomst op 12 augustus 2023 is geëindigd.
6.6.
[verweerster] voert aan dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] telefonisch heeft opgezegd op 20 maart 2023 en schriftelijk op 21 maart 2023 waardoor de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 20 april 2023. Deze opzegging is nimmer door [verweerster] ingetrokken. Over het feit dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd bestaat volgens haar geen discussie. Slechts op verzoek van [verzoeker] heeft [verweerster] de UWV procedure opgestart om [verzoeker] behulpzaam te zijn. Tevens voert [verweerster] aan dat zij enkel uit goede bedoelingen het loon nog enige tijd heeft doorbetaald zodat [verzoeker] niet met lege handen naar huis ging. Getracht is daarover in onderling overleg tot overeenstemming te komen maar [verzoeker] was onbereikbaar. Bij e-mailbericht van 11 augustus 2023 heeft [verweerster] laten weten dat de maat vol was omdat [verzoeker] een gesprek telkens op de lange baan schoof en dat er geen loon meer betaald werd. De opzegging van 21 maart 2023 laat zij daarbij in stand. Aan de op de eindafrekening vermelde einddatum kan geen waarde worden gehecht omdat dat slechts een door het systeem gegenereerde datum betreft waarop [verweerster] geen invloed heeft gehad.
6.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster] door te handelen zoals zij heeft gedaan het vertrouwen heeft gewekt bij [verzoeker] dat de arbeidsovereenkomst niet op 20 april 2023 is geëindigd. Zo heeft zij nadien een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend en is zij het loon onverkort door blijven betalen, terwijl zij ook nog geprobeerd heeft in overleg met [verzoeker] , dan wel zijn gemachtigde, tot een regeling in der minne te komen. Dit zou slechts anders zijn geweest wanneer [verweerster] aan [verzoeker] mede had gedeeld dat zij onverplicht de UWV procedure was gestart en ook onverplicht het loon bleef doorbetalen. Dit is echter niet aangevoerd of gebleken uit de overgelegde correspondentie.
Toen de door [verweerster] gewenste onderhandeling niet van de grond kwam, dan wel niet tot het gewenste resultaat leidde, kon zij niet meer terug grijpen op de eerder gedane opzegging waarvan inmiddels de vervaltermijn om daar tegen in verweer te komen was verstreken. Dit druist in tegen het gesloten stelsel van het ontslagrecht. De kantonrechter is van oordeel dat het e-mailbericht van 11 augustus 2023 van [verweerster] heeft te gelden als een opzegging van de arbeidsovereenkomst waardoor die op 12 augustus 2023 is geëindigd. [verweerster] geeft daarin aan dat het dossier zal worden gesloten, zij niet langer het loon zal betalen en zal bezien of nog vakantietoeslag afgewikkeld dient te worden, zodat 12 augustus 2023 als einddatum van het dienstverband heeft te gelden. Het verzoekschrift is op 23 augustus 2023 door de rechtbank ontvangen, zodat [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoeken.
Hoofdzaak: opzegging is niet rechtsgeldig
6.8.
De wijzen waarop een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd, zijn in de wet geregeld. In artikel 7:671 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij - kort gezegd - toestemming voor die opzegging is verleend door het UWV (sub a), de opzegging geschiedt in de proeftijd (sub b), er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet (sub c), of één van de in dat artikellid genoemde uitzonderingsgevallen (sub d t/m h) zich voordoet. Vaststaat dat [verzoeker] niet met de opzegging heeft ingestemd, dat het UWV geen toestemming heeft verleend en dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden in een proeftijd. Van een ontslag op staande voet is evenmin sprake. Er is ook geen sprake van één van de genoemde uitzonderingsgevallen, zodat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerster] bij e-mailbericht van 11 augustus 2023, niet rechtsgeldig is. De verzochte verklaring voor recht en de vernietiging van de opzegging worden dan ook toegewezen.
6.9.
Nu het ontslag wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon. Het verzoek van [verzoeker] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen. De wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat [verweerster] te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging zal worden gematigd tot nihil. De wettelijke rente zal worden toegewezen op de in het dictum vermelde wijze. Het verzoek tot afgifte van de loonspecificaties zal ook worden toegewezen. De kantonrechter gaat er vanuit dat [verweerster] aan deze veroordeling zal voldoen, zodat het opleggen van een dwangsom dienaangaande (vooralsnog) achterwege kan blijven.
Voorlopige voorziening
6.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de gevraagde voorlopige voorziening niet meer relevant omdat al een beslissing wordt gegeven op het verzoek van [verzoeker] . Een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv kan alleen voor de duur van het geding getroffen worden.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskosten
6.12.
Als in de ongelijk gestelde partij, moet [verweerster] ook de proceskosten, waaronder de nakosten, aan de zijde van [verzoeker] dragen. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] tot op heden vast op € 615,00 (€ 86,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris gemachtigde). Omdat [verzoeker] procedeert op basis van een toevoeging moet [verweerster] deze kosten rechtstreeks aan de gemachtigde van [verzoeker] betalen.
6.13.
[verzoeker] verzoekt daarnaast dat [verweerster] veroordeeld wordt in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

7.De beslissing

De kantonrechter
7.1.
verklaart voor recht dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW heeft opgezegd;
7.2.
vernietigt de door [verweerster] (in augustus 2023) gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] ;
7.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van het salaris inclusief 8% vakantietoeslag, vanaf 13 augustus 2023 totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag aan achterstallig salaris, voor de dagen waarop [verweerster] te laat is met betaling van het betreffende salaris;
7.4.
veroordeelt [verweerster] tot verstrekking van de juiste salarisspecificaties vanaf periode 9 – 2023, waarin de betalingen onder 7.3. zijn verwerkt;
7.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten tot op heden begroot op € 615,00;
7.6.
verklaart de hiervoor weergegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. van den Berk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.