ECLI:NL:RBOBR:2023:5597

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
01-278889-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met een scherp voorwerp tijdens een vechtpartij in Best

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 27 oktober 2022 in Best het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem meermalen met een scherp voorwerp in de borst en romp te steken. De rechtbank verwierp het beroep van de verdediging op noodweer(exces), omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van het voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een vechtpartij waarbij het slachtoffer, een 63-jarige man, dodelijk gewond raakte. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij het steekincident bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vol opzet handelde, gezien de aard van de verwondingen en de omstandigheden van het incident. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de echtgenote van het slachtoffer, ter hoogte van €20.000,- aan affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.278889.22
Datum uitspraak: 4 december 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te P.I. Arnhem.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 8 februari 2023, 14 april 2023, 7 juli 2023, 8 september 2023 en 20 november 2023.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 januari 2023. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 februari 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Hij,
op of omstreeks 27 oktober 2022 te Best,
[slachtoffer],
opzettelijk,
van het leven heeft beroofd, door:
die [slachtoffer],
meermalen, althans eenmaal,
met een mes, althans een scherp voorwerp, in de borst en/of de romp, in elk geval in het lichaam te steken en/of te snijden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte 5 voorwaartse bewegingen maakt met zijn rechterarm in de richting van de linkerflank van het slachtoffer. Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer meer dan dubbel zo vaak is gestoken / gesneden. Het dossier biedt voor dit opmerkelijke verschil geen verklaring. Onbekende man 1 voert op verschillende momenten geweldshandelingen uit. Ook onbekende man 2 bemoeit zich met het gevecht. Verder voert de raadsman aan dat op de beelden niet is te zien dat verdachte een mes vast heeft. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet buiten iedere redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de fatale steekwond (hoog op de borst rechts) heeft toegebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De bewijsmiddelen.

1.

Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2022234750-19 (pagina 200), inhoudende de bevindingen van de verbalisant, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 27 oktober 2022 hoorde ik, [verbalisant 1], portofonisch dat de collega's van Eindhoven gestuurd werden naar de Koningin Julianaweg-zuid te Best. Daar had een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij één slachtoffer gereanimeerd werd. Dit slachtoffer bleek uiteindelijk neergestoken te zijn en overleden aan zijn verwondingen.
Ik, [verbalisant 1], bekeek vervolgens de camerabeelden van [naam cafetaria].
Op de camerabeelden om 23.37.48 uur, hoor ik een voor mij ambtshalve bekende stem
zeggen: “nou moete eens luisteren”. Ik herken deze stem voor 100% als de stem van
[verdachte], geboren op [1964] (de rechtbank leest: 1967) te Eindhoven. Ik herken deze stem, omdat ik meerdere malen bij [verdachte] thuis geweest ben en een gesprek met hem gevoerd heb.

2.

Het proces-verbaal van de politie Districtsrecherche Eindhoven, met nummer -51 (pagina 202), inhoudende de bevindingen van de verbalisant, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 29 oktober 2022 was ik, verbalisant [verbalisant 2], doende met het uitkijken van de camerabeelden van [naam cafetaria] van 27 oktober 2022.
Voorafgaand aan het uitkijken van deze cameraopnames van [naam cafetaria] heb ik het proces-verbaal van bevindingen gelezen voorzien van het nummer 2022234750-19 opgemaakt op vrijdag 28 oktober 2022 door hoofdagent [verbalisant 1]. In dit proces-verbaal worden al diverse personen aan de hand van een aantal uiterlijke kenmerken en bewegingen omschreven en herkend.
Dit betreffende het latere (dodelijke) slachtoffer [slachtoffer] en de verdachte [verdachte].
Naar aanleiding van deze herkenning zal ik deze personen ook met naam vernoemen in mijn
proces-verbaal.
Omschrijving camerabeelden:
[p.204]
Hierna is te zien en te horen dat de wat kleinere en dikkere man, welke in het proces-verbaal van [verbalisant 1] herkend is aan zijn stem, en uiterlijke kenmerken als [verdachte], zegt: “nou moet eens goed luisteren, eerlijk zegge, ist nou een goede zak of nie?”
(…)
[verdachte] zegt: “ Goed luisteren he, [slachtoffer], goed luisteren”
[slachtoffer]: “Ja”
[verdachte]: “Ik ben daarin heel makkelijk he. Niet goedschiks dan kwaadschiks he”
[slachtoffer]: “Ja nee”
[verdachte]: “Ik steek oe kapot”
[p.205]
Tegelijkertijd is te zien dat de kleinere dikker man ([verdachte]) een duw geeft op borsthoogte aan [slachtoffer] waardoor zijn schaduw uit beeld verdwijnt
[p.206]
Direct daarop is te zien dat de schaduw van [verdachte] vooruit loopt en is hoorbaar dat hij zegt: “Is het nou een goede zak of niet”
Hierop is te horen dat de andere stam ( vermoedelijk [slachtoffer]) zegt: “Ga wij nou met elkaar aan de gang ?’’
De stem van [verdachte] zegt hierop: “Wij gaan met elkaar aan de gang”
[p.207]
De andere stem (vermoedelijk [slachtoffer]) zegt hierop nogmaals: “Gaan wij nou met elkaar aan de gang ?”
Direct hierop is te zien dat de schaduw van [slachtoffer] gelijk vooruit komt en dat er zichtbaar is dat [slachtoffer] tegen het lichaam van [verdachte] aan komt (mogelijk een kopstoot of poging daartoe).
Daarbij is te horen dat een van beiden :”Hey” zegt.
Hierop is te zien dat beide schaduwen een handgemeen met elkaar krijgen.
Hierbij is te zien dat er over en weer wordt geslagen en wordt geduwd en getroffen aan elkaar[s] lichaam.
[p.211]
Daarop is []gelijktijdig te zien dat NNM 1 probeert om [slachtoffer] van [verdachte] af te slaan en dat er op dat moment ook nog een andere man bij komt. Deze zal ik in dit proces-verbaal NNM 3 noemen.
Op dat moment is te zien dat NNM 3 als enige recht overeind staan bij, op hun hurken zittend, [slachtoffer], [verdachte] en NNM2.
[p.212]
Kort daarop is te horen dat een stem heel hard en indringend begint te schreeuwen. NNM2 zit nog gehurkt bij [slachtoffer] en [verdachte] en probeer de partijen ook te scheiden.
[verdachte] en [slachtoffer] zitten gehurkt tegenover elkaar en slaan elkaar nog steeds. Ineens is te zien dat [verdachte] terwijl hij gehurkt voor [slachtoffer] zit een korte, vlugge, vinnige beweging richting het bovenlichaam van [slachtoffer] maakt.
[p.213]
Hierna stapt NNM3 weg en is nog te zien dat [verdachte], terwijl hij gehurkt zit, een stekende beweging maakt richting het linkerschouderblad van [slachtoffer].
[p.214]
NNM3 helpt NNM1 overeind en gelijktijdig is te zien dat [slachtoffer] opstaat en zwalkend wegloopt van [verdachte] en NNM2.
Te zien is dat [slachtoffer] zijn overhemd aan de voorzijde een donkere vlek heeft.
Kort daarop is te zien dat NNM3 [slachtoffer] bij zijn linkerarm pakt en deze richting stoep op de grond ligt/valt en met zijn gezicht naar de grond daar blijft liggen.
Vervolgens is een stem hoorbaar welke zegt “112?, issie gestoken?”

3.

Het proces-verbaal van de politie Districtsrecherche Eindhoven, met nummer -74 (pagina 217), inhoudende de bevindingen van de verbalisant, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 30 oktober 2022 was ik, verbalisant [verbalisant 2], doende met het uitkijken van de camerabeelden van [naam broodjeszaak], [adres 2] van 27 oktober 2022.
Omschrijving camerabeelden:

[p.226]Gelijk hierop is te ziendat [verdachte] met zijn rechterarm voorwaartse prikkende bewegingen maakt naar het bovenlichaam van [slachtoffer] (linkerzijkant/achterkant). Ik, verbalisant zag in ieder geval een vijftal van deze prikkende bewegingen.Hierna is te zien dat [slachtoffer] overeind komt en strompelend over het fietspad richting trottoir loopt.

[slachtoffer] word vervolgens door NNM 3 vastgepakt bij zijn linkerarm en een donkere verkleuring aan de voorzijde van zijn bovenkleding is dan waarneembaar.

4.

Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 4° Sv, te weten een sectierapport van het NFI d.d. 20 januari 2023, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Steek-/snij-/krasletsels
Aan het lichaam werden in totaal 12 steekletsels en 5 snij/krasletsels vastgesteld
(sub B5), hetgeen is veroorzaakt door snijden/steken met een scherprandig
voorwerp, zoals een of meerdere messen. In relatie met letsel A rechts hoog voor op
de borstkas (sub B5-I-ii) was er onder andere perforatie van de rechterborstholte,
de rechterlong en de lichaamsslagader. Dit heeft geleid tot enige
ademhalingsfunctiestoornissen en hevig bloedverlies, met het overlijden tot gevolg.
Conclusie
[slachtoffer], 63 jaren oud geworden, is overleden door verbloeding als gevolg van een steekletsel hoog op de borst rechts. De overige letsels hebben geen noemenswaardige bijdrage geleverd aan het overlijden.
----------------------
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 27 oktober 2022 vindt er een dodelijk steekincident plaats buiten [naam cafetaria] aan de [adres 2] in Best. Het slachtoffer betreft de heer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer).
Het incident is door meerdere camera’s vastgelegd. Verbalisant [verbalisant 2] heeft deze camerabeelden bekeken en hij heeft beschreven wat daarop te zien is. Ook de rechtbank heeft deze beelden bekeken. Hetgeen de rechtbank op de beelden heeft waargenomen wijkt niet af van de waarneming van de verbalisant, voor zover neergelegd in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen. Bij de vaststelling van de feiten gaat de rechtbank dan ook uit van die waarneming, zoals is gerelateerd in processen-verbaal ’Beschrijving camerabeelden [naam cafetaria]’ en ’Beschrijving camerabeelden [naam broodjeszaak]’. De beelden van de [naam cafetaria] bevatten bovendien ook audio. Ook ten aanzien van die audio geldt dat hetgeen de rechtbank heeft waargenomen niet afwijkt van de waarneming van de verbalisant.
De rechtbank stelt vast dat op 27 oktober 2022 buiten de [naam cafetaria] een conflict ontstond tussen verdachte en het slachtoffer. Er was sprake van een verhitte woordenwisseling. Nadat verdachte het slachtoffer omver heeft geduwd spreken zij min of meer af dat het knokken wordt. Het slachtoffer vraagt immers of ‘ze nou met mekaar aan de gang gaan’ waarop verdachte bevestigend antwoordt.
Direct daarna ontstaat een vechtpartij waarbij het slachtoffer verdachte een kopstoot geeft, er vervolgens over en weer wordt geduwd en getrokken en over en weer klappen worden uitgedeeld. Verdachte en het slachtoffer zitten op een gegeven moment gehurkt / op hun knieën tegenover elkaar. Verdachte maakt dan meerdere stekende bewegingen naar de linkerzijde van het lichaam van het slachtoffer en er is een indringende schreeuw te horen. Direct daarna staat het slachtoffer wankelend op, is een grote bloedvlek zichtbaar op zijn blouse en valt hij voorover op zijn buik en blijft bewegingloos liggen.
Heeft verdachte het fatale steekletsel toegebracht?
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat de fatale steekbeweging niet op de beelden te zien is. Te zien is immers dat verdachte aan de linkerkant van het lichaam van het slachtoffer steekt, terwijl het fatale letsel zich hoog rechts op de borst van het slachtoffer bevindt.
Gelet op het feit dat verdachte en het slachtoffer in gevecht zijn, verdachte tijdens dit gevecht meermalen kort achter elkaar een steekwapen gebruikt en het slachtoffer direct daarna wankelend opstaat met een bloedvlek op zijn blouse en meteen dodelijk gewond neervalt, acht de rechtbank echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van het dodelijke steekletsel.
Bij dit oordeel weegt mee dat op de camerabeelden niet te zien is dat één van de andere personen die zich in de buurt van de vechtpartij bevinden vergelijkbare steekbewegingen maakt.
De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] waarin zij de handelingen van de overige personen beschrijven aan de hand van de camerabeelden. [1] Kort samengevat concluderen de verbalisanten dat er ten aanzien van de andere personen ([persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3]) geen handelingen worden waargenomen op basis waarvan het hen aannemelijk lijkt dat zij verantwoordelijk zijn voor of hebben bijgedragen aan de steek-/snijverwondingen van het slachtoffer. De rechtbank deelt, na het bekijken van de beelden, deze conclusie van de verbalisanten.
Gelet op het vorenstaande wordt het door de raadsman geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat een ander dan verdachte verantwoordelijk is voor het fatale steekletsel, als onaannemelijk ter zijde geschoven.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met een mes heeft gestoken, omdat het dossier daartoe onvoldoende aanknopingspunten bevat. Dat het slachtoffer is gestoken met een scherp voorwerp staat buiten kijf.
Had verdachte opzet op de dood van het slachtoffer?
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vol opzet had op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer vele keren gestoken in het bovenlichaam, waar zich diverse vitale organen bevinden. Dit handelen is zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat, behoudens contra-indicaties waarvan hier niet is gebleken, ervan uit mag worden gegaan dat verdachte deze handelingen willens en wetens heeft verricht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 27 oktober 2022 te Best, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] meermalen met een scherp voorwerp in de borst en de romp te steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

Was er sprake van noodweer(exces)?
De raadsman heeft primair een beroep gedaan op noodweer, subsidiair op noodweerexces en heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Er was sprake van een verhitte woordenwisseling tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij verdachte onder meer tegen het slachtoffer zegt: “Ik steek oe kapot”.
Verdachte is degene die als eerste geweld gebruikt door het slachtoffer omver te duwen. Het slachtoffer zegt dan “Gaan wij nou met elkaar aan de gang?”, waarop verdachte antwoordt: “Wij gaan met elkaar aan de gang”. Er bestaat geen twijfel over dat hiermee bedoeld wordt dat verdachte en het slachtoffer met elkaar gaan vechten, hetgeen vervolgens ook gebeurt. Er ontstaat een worsteling waarbij over en weer klappen worden uitgedeeld. Kort voordat verdachte het slachtoffer meerdere malen steekt zitten zij beiden op hun hurken/knieën tegenover elkaar en delen zij nog steeds over en weer klappen uit.
In deze situatie, waarbij verdachte het slachtoffer bedreigt en een vechtpartij begint en er vervolgens over en weer klappen worden uitgedeeld is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een noodweersituatie.
Het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of verdachte uitsluiten. De feiten en verdachte zijn dus strafbaar. Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat de eis van een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren te hoog is. In dit verband wijst de verdediging op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat door het slachtoffer ook het nodige geweld is gebruikt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer van het leven beroofd door hem vele keren in zijn bovenlichaam te steken. Dit is een zeer laffe daad. Verdachte heeft in een gevecht van man tot man welbewust een scherp voorwerp ter hand genomen en gebruikt tegen een ongewapende tegenstander. Verdachte heeft hierdoor beschikt over het leven van een ander en groot en onherstelbaar leed toegebracht aan familie en vrienden van het slachtoffer. Blijkens de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring van de echtgenote (nabestaande) van het slachtoffer heeft het handelen van verdachte veel emotioneel en psychisch leed veroorzaakt binnen de familiaire kring van het slachtoffer en zijn eigen familie.
Feiten als deze schokken de rechtsorde in ernstige mate. De manier waarop de doodslag heeft plaatsgevonden, door het slachtoffer meerdere keren in het bovenlichaam te steken, terwijl dit gebeurde op de openbare weg, voor een café in aanwezigheid van anderen acht de rechtbank bijzonder schokkend. Na de fatale steekpartij is verdachte direct in zijn auto gestapt en weggegaan, wetende wat hij heeft gedaan. Hij heeft zich totaal niet bekommerd om het slachtoffer en hem voor dood achtergelaten.
Verdachte heeft op cruciale punten niet willen verklaren wat zich op die bewuste avond heeft afgespeeld en geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Verdachte verklaart ter terechtzitting van 20 november 2023 dat hij als gevolg van een kopstoot zich in het geheel niet meer kan herinneren wat er is gebeurd. Klinisch neuropsycholoog M.A. van Kessel en neuroloog E. Strijks hebben in hun rapport van 7 juli 2023 gerelateerd dat ten tijde van het ten laste gelegde geen sprake was van neurologische en/of cognitieve deficiënties. Het is denkbaar dat een mogelijke alcoholintoxicatie en/of een mogelijke hersenschudding tijdelijke geheugenklachten hebben veroorzaakt ten tijde van en de uren na het tenlastegelegde, maar het beloop en de presentatie van dergelijke klachten zoals door verdachte worden gepresenteerd zijn hiervoor atypisch. Concluderend kan er geen sluitende verklaring worden gegeven voor de tijdelijke geheugenklachten van verdachte.
De rechtbank gelooft niet dat verdachte lijdt aan geheugenverlies. Verdachte is blijkens de beelden niet buiten bewustzijn geweest en hij is na het incident in staat geweest om zelfstandig naar huis te rijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het geheugenverlies veinst en zich hier tijdens het proces achter verschuilt. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die langdurige en onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank zal eenzelfde straf opleggen als de door de officier van justitie geëiste straf. nu de rechtbank – ook kijkend naar hetgeen in vergelijkbare zaken doorgaans wordt opgelegd – van oordeel is dat deze straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [familie slachtoffer].

De benadeelde partij is de echtgenote van het overleden slachtoffer. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 20.000,- aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Vaststaat dat de benadeelde partij, echtgenote van het overleden slachtoffer, rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de vorm van affectieschade. De rechtbank waardeert deze schade, conform het Besluit vergoeding affectieschade, op € 20.000,-.
De rechtbank acht de vordering aldus in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader genoemde inbeslaggenomen voorwerp (een mes) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten van het in het dictum genoemde inbeslaggenomen voorwerp (een boxershort) aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit inbeslaggenomen voorwerp.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36b, 36d, 287 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

doodslag.

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Een gevangenisstrafvoor de duur van 10 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [familie slachtoffer]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [familie slachtoffer], van een bedrag van 20.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [familie slachtoffer], van een bedrag van 20.000,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed: 1 STK Mes (PL2100-2022234750-G1992007).
Teruggave inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen: 1 STK Boxershort (PL2100-2022234750-G1991620), aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. S.W.A.M.M. Delauw, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2023.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen: beschrijving handelingen overige personen camerabeelden, met pv nr. -129 [p.240].