ECLI:NL:RBOBR:2023:556

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
71/165496-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen en verbeurdverklaring van goederen

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met mededaders, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018, in Nederland en op Curaçao, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De verdachte heeft onder andere een woning en een perceel grond verworven, waarvan de herkomst van de gelden niet legitiem kon worden aangetoond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft diverse goederen, waaronder twee auto's en een woning, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat witwassen onlosmakelijk verbonden is met ernstige vormen van criminaliteit en dat het van groot belang is om dit soort misdrijven aan te pakken. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de herkomst van de gelden legaal was. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die 54 maanden gevangenisstraf had geëist, verlaagd in verband met het tijdsverloop van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.165496.22
Datum uitspraak: 08 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
ingeschreven te Willemstad (Curaçao), [adres 2] ,
verblijvende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 december 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 januari 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018 in Nederland en/of op Curaçao tezamen en in vereniging met een of meer anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
van een of meer voorwerpen, te weten van:
- een woning op het adres [adres 3] en/of
- een perceel grond en/of een daarop gebouwde woning op het adres
[adres 2] en/of
- ten behoeve van hem en/of zijn mededader(s):

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- verdachte, (82.000 euro) en/of
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (20.000 euro) en/of
- [medeverdachte 2] , de zoon van verdachte, (17.000 euro) en/of
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en/of

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 1] (15.000 euro)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is op deze voorwerpen
en/of verborgen en/of verhuld wie deze voorwerpen voorhanden heeft gehad
en/of
voornoemde voorwerpen, te weten:
- een woning op het adres [adres 3] en/of
- een perceel grond en/of een daarop gebouwde woning op het adres
[adres 2] en/of
- ten behoeve van hem en/of zijn mededader(s):

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- verdachte, (82.000 euro) en/of
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (20.000 euro) en/of
- [medeverdachte 2] , de zoon van verdachte, (17.000 euro) en/of
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en/of

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 1] (15.000 euro)
en/of een of meer geldbedrag(en), te weten:
- een bedrag van in totaal 185.700 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van in totaal 28.350 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van in totaal 18.100 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 3] ) en/of
- een bedrag van 1.200 euro (zijnde een contante storting op het
rekeningnummer: [rekeningnummer 4] ) en/of
- een bedrag van in totaal 3.018,01 euro (aan contante stortingen op
een Travelex NV prepaid creditcard met nummer [rekeningnummer 5] )
en/of
- een bedrag van in totaal 247.511,65 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 5] BV ) en/of
- een bedrag van in totaal 20.202 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 6] / [bedrijf 24] ) en/of
- een bedrag van 60.000 euro (zijnde een contante lening aan
[bedrijf 7] ) en/of
- een bedrag van in totaal 13.000 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 8] ) en/of
- een bedrag van 8.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 9]
) en/of
- een bedrag van 3.056,05 euro, (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 10] ) en/of
- een bedrag van in totaal 330.633,03 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 11] ) en/of
- een bedrag van in totaal 14.262,19 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 12] ) en/of
- een bedrag van in totaal 41.529,53 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 13] ) en/of
- een bedrag van in totaal 87.824,72 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 14] ) en/of
- een bedrag van 90.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 15]
) en/of
- een bedrag van in totaal 69.971,07 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 16] ) en/of
- een bedrag van in totaal 78.518 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 17] ) en/of
- een bedrag van in totaal 8.320 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 18] ) en/of
- een bedrag van in totaal 2.081,20 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 19] ) en/of
- een bedrag van 1.000 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 20] ) en/of
- een bedrag van 1.025 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 21]
) en/of
- een bedrag van 11.980 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 22] ) en/of
- een bedrag van 50.000 euro (zijnde een contante betaling voor de
inboedel van de woning aan de [adres 2] )
en/of
- een bedrag van in totaal 800 euro (aan contante betalingen voor de
huur van een garagebox aan [adres 4] ) en/of
- een bedrag van in totaal 11.276,81 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 23] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
dat/die genoemde voorwerp(en) en/of dat/die genoemde geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als vervat in zijn schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. In zijn op schrift gestelde pleidooi heeft hij allereerst namens verdachte benadrukt dat een veroordeling voor witwassen onder omstandigheden gebaseerd kan worden op een eenvoudige kasopstelling, maar dat er over die kasopstelling voldoende duidelijkheid moet bestaan en dat deze niet voor een belangrijk deel moet worden ingevuld door schattingen. Er moet in voldoende mate onderzoek zijn gedaan naar de door een verdachte afgelegde verklaring ten aanzien van juistheid van die kasopstelling, zowel waar het de (herkomst van de) inkomsten of het vermogen als de uitgaven betreft, tenzij er sprake is van een verklaring die op voorhand zo onwaarschijnlijk kan worden genoemd, dat onderzoek achterwege kan blijven. Het is aan het Openbaar Ministerie voldoende onderzoek te doen naar de stukken en verklaringen die erop zouden kunnen duiden dat wat als een verhullende constructie wordt aangemerkt, in feite gewoon een weergave van de werkelijkheid is. Daar is niet aan voldaan.
De raadsman concludeert ten aanzien van het (eerste) deel van de tenlastelegging dat ziet op – kort gezegd – het verbergen en verhullen van de werkelijkheid ten aanzien van de voorwerpen [adres 3] , [adres 2] en geldbedragen afkomstig van rekeningen van [bedrijf 2] / [bedrijf 3] tot een vrijspraak.
Ten aanzien van het (tweede) gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op – kort gezegd – de kasopstelling, heeft de raadsman geconcludeerd dat van contante uitgaven die niet anders verklaard kunnen worden dan vanuit crimineel verkregen vermogen of middelen, geen sprake is en heeft hij verzocht verdachte van dit onderdeel vrij te spreken. Verdachte beschikte over legitieme, deels bij de Belastingdienst opgegeven en belaste gelden waarmee hij die uitgaven heeft gedaan en ook kon doen. Verzocht wordt verdachte hiervan dan ook vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden in dit vonnis genoemd in voetnoten.
Bewijsoverwegingen.
 Witwassen (het juridisch kader)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal volgens vaste jurisprudentie moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
 Vermoeden van witwassen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een brondelict. Uit onderzoek is gebleken dat verdachten veel contante uitgaven hebben gedaan voor onder andere de verbetering van de woningen aan de [adres 1] . Ook leek uit onderzoek te volgen dat zij de woningen [adres 3] en (door verdachte [verdachte] ) [adres 2] hebben gekocht, terwijl zij deze aankopen niet hadden kunnen doen uit de legale financiële middelen waarover zij konden beschikken. Verder bracht onderzoek een inkomende geldstroom aan het licht waardoor [verdachte] geldbedragen ontvangt uit provisieovereenkomsten met een Duitse onderneming die glasvezelnetwerken aanlegt, terwijl daar geen tegenprestatie tegenover leek te staan. [2]
Uit bevragingen bij de Belastingdienst, banken, een autohandelaar, bouwondernemingen, leveranciers van bouwmaterialen, keukens, woninginrichting, luxe goederen en getuigenverhoren zijn omvangrijke contante uitgaven door de verdachten vastgesteld.
De samenhang van deze uitgaven, feiten en omstandigheden die door onderzoek aan het licht kwamen, de uitkomst van de kasopstelling en geconstateerde witwastypologieën, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een terecht vermoeden van witwassen.
 Verklaringen verdachte
De rechtbank beoordeelt hieronder in de volgorde van de tenlastelegging de vermoedens van witwassen en de verklaringen van verdachte met betrekking tot die vermoedens.
[adres 3]
Uit gegevens van de Belastingdienst en het Kadaster blijkt dat op 16 februari 2018 een woning aan het [adres 3] is aangekocht door [medeverdachte 1] voor het bedrag van € 162.500,-.
Voor deze woning is geen hypothecaire lening afgesloten. Tijdens de doorzoeking door het rechercheteam 26Bothell van de woning aan de [adres 1] op 2 november 2018, vond men daar onder andere een nota van afrekening van [bedrijf 25] en de akte van levering met betrekking tot de woning aan het [adres 3] . Beide documenten hebben de datum 16 februari 2018. Volgens de akte van levering is [medeverdachte 1] de koper en is de koopovereenkomst gesloten op 28 december 2017. Uit de nota van afrekening blijkt dat de koopprijs van € 162.500,- is voldaan door de koper door storting op de derdengeldenrekening van [bedrijf 25] .
Uit onderzoek blijkt dat [medeverdachte 1] zelf niet legaal het vermogen had om deze woning te kunnen financieren en [verdachte] , met wie zij een economische eenheid vormt, evenmin. Zij ontvingen namelijk tot en met 2017 géén inkomsten uit loon, uitkering of winst uit onderneming. Het bedrijf [bedrijf 26] maakte vanaf maart 2018 geld over aan verdachte [medeverdachte 1] , onder vermelding van “loon”. Tot 31 oktober 2018 betrof het bruto in totaal een bedrag van € 58.963,-. Hierdoor is het vermoeden ontstaan dat bij de aankoop van de woning sprake is van witwassen.
Dit vermoeden werd versterkt door onder meer e-mailverkeerberichten van de heer [naam 2] en bankgegevens van zijn onderneming [bedrijf 4] in Dubai (hierna: [bedrijf 4] ) die in het kader van het onderzoek 62347-Vermont van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst in beslag werden genomen. Uit deze gegevens kon worden gereconstrueerd hoe de financiering van de woning in Waalwijk in zijn werk is gegaan. [3]
Uit gegevens uit het onderzoek 62347-Vermont blijkt dat door [naam 2] via zijn onderneming [bedrijf 4] op 29 december 2017 € 50.000,- werd overgeboekt naar een bankrekening van [verdachte] .
Op 3 januari 2018 werd vanaf de rekening van [verdachte] € 16.250,- overgemaakt naar het kantoor [bedrijf 25] dat de overdracht van de verkoop van de woning aan het [adres 3] zou afhandelen. Dit bedrag is 10% van het aankoopbedrag van € 162.500,- dat ook op de nota van afrekening als waarborgsom ten behoeve van de aankoop van de woning staat vermeld.
Op 13 februari 2018 werd vanaf de rekening van [bedrijf 4] in Dubai tweemaal een bedrag van € 50.000,- overgemaakt naar [bedrijf 25] en op 15 februari 2018 een bedrag van
€ 50.600,-.
Bij deze drie girale betalingen (met een totaalbedrag van € 150.600,-) staat de volgende omschrijving vermeld: “ [adres 3] ” en het totaal ervan is vrijwel hetzelfde bedrag als vermeld op de nota van afrekening van [bedrijf 25] ; te weten
€ 150.540,-.
Ook blijkt dat op 10 februari 2018 een leningsovereenkomst tussen [bedrijf 4] (de onderneming van [naam 2] ) en [medeverdachte 1] werd opgesteld voor € 150.000,- waarin is overeengekomen dat [medeverdachte 1] als lener dit bedrag aan [bedrijf 4] zal terugbetalen vóór 10 februari 2038. Hierbij werd een rentepercentage van 3% bedongen. Een fysiek aangetroffen leningsovereenkomst is niet ondertekend. Een leningsovereenkomst die werd aangetroffen in het digitale beslag, is alleen ondertekend door de “geldschieter”.
Op 20 februari 2018 vond e-mailverkeer plaats tussen [naam 2] en een man genaamd [naam 18] in kopie naar een andere man; genaamd [naam 24] . In deze email staat dat de leningsovereenkomst die als bijlage is bijgevoegd, uitgeprint moet worden en meegenomen naar Waalwijk voor ondertekening in tweevoud. [4]
Daarnaast blijkt dat op in beslag genomen financiële overzichten van [naam 2] aan de creditzijde verschillende namen staan vermeld waaronder, onder meer, de naam “ [medeverdachte 2] ”. Onderzoek toonde aan dat deze bijnaam betrekking heeft op de verdachte [verdachte] . [5]
Op één van de financiële overzichten, welke vermoedelijk kasboeken betreffen, staat het volgende
vermeld:
CREDIT
Bloemkool>
[medeverdachte 2] 102.25
21-2
Gelet op het feit dat door [verdachte] de naam [medeverdachte 2] wordt gebruikt én gezien de e-mail van 20 februari 2018 met als bijlage de leningsovereenkomst (met als lener [medeverdachte 1] (met wie [verdachte] een economische eenheid vormt) waarin staat vermeld dat de overeenkomst meegenomen dient te worden naar Waalwijk ter ondertekening, in relatie tot hetgeen op het financiële overzicht staat vermeld, kan worden gesteld dat op 21 februari 2018 een ontmoeting met [verdachte] in Waalwijk heeft plaatsgevonden waarbij vermoedelijk een bedrag van € 102.250,- is opgehaald. Gelet op de samenhang tussen de betalingen voor de koop van de woning aan het [adres 3] en de tijdstippen waarop deze plaatsvinden, bestaat het sterke vermoeden dat de inleg van het genoemde bedrag van € 102.250,- bestemd was en gebruikt is voor de betaling van de totale koopsom van € 162.500,- voor de woning.
Op de beschikbare overzichten van bij- en afschrijvingen van de bankrekeningen van de verdachten komen geen terugbetalingen ten behoeve van de lening voor dan wel betaling van de bedongen rente.
Door op deze wijze de financiering van de woning gestalte te geven en de woning op naam van [medeverdachte 1] te zetten, is verhuld wie de daadwerkelijke rechthebbende van de woning is. [6]
Ter zitting heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij degene is geweest die deze woning heeft aangekocht en dat het geld dat door [bedrijf 4] is overgemaakt ten behoeve van die aankoop zijn eigen geld was dat hij verdiend had met de handel in cryptocurrency. Hij verklaarde dat hij ten behoeve van die aankoop geen geld aan [naam 2] had overgedragen.
De rechtbank stelt vast dat deze verklaring pas werd gegeven nadat al uitgebreid onderzoek werd gedaan door het Openbaar Ministerie. Niet valt in te zien waarom verdachte het grootste deel van de koopsom van de woning liet betalen door [bedrijf 4] en ten behoeve daarvan verdachte [medeverdachte 1] een geldleenovereenkomst met [bedrijf 4] liet aangaan. Ter zitting heeft verdachte [verdachte] immers uitdrukkelijk verklaard dat hij altijd alles voor [medeverdachte 1] heeft betaald. Daar komt bij dat de rechtbank van oordeel is dat uit het onderzoek voldoende duidelijk naar voren komt dat verdachte [verdachte] de betreffende bedragen heeft betaald aan [naam 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de late verklaring van verdachte [verdachte] aantoonbaar onjuist is op basis van eerder gedaan uitgebreid onderzoek door het Openbaar Ministerie. De hele gang van zaken met betrekking tot de aankoop van deze woning, kan niet anders worden geïnterpreteerd dan verhullend met als doel het uit het zicht blijven van de oorsprong van de financiën en dus de rechthebbende. Juist door deze constructie kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de woning waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Niet alleen het verhullen van de daadwerkelijke rechthebbende, maar ook het verwerven, gebruiken of voorhanden hebben van de woning terwijl die middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit een misdrijf is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
[adres 2] )
In 2018 werd door de rechtspersoon naar het recht van Dubai [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ) de rechtspersoon naar het recht van Curaçao [bedrijf 28] (hierna: [bedrijf 28] ) gekocht voor een bedrag van € 375.000,-. [bedrijf 28] heeft de woning gelegen aan [adres 2] in zijn bezit en met deze verkooptransactie werd [bedrijf 4] eigenaar van deze woning. In het kader van het onderzoek 62347-Vermont van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst werden onder meer e-mailverkeerberichten van de heer [naam 2] in beslag genomen en hieruit kon worden gereconstrueerd hoe de overdracht van [bedrijf 28] /de woning in zijn werk is gegaan. Hieruit bleek dat de heer [naam 2] namens [bedrijf 4] heeft onderhandeld en in berichtenverkeer via e-mail vertelde hij dat hij optrad namens de heer [verdachte] . [7]
Uit onderzoek is gebleken dat door [bedrijf 4] in vier transacties in april, mei en juni 2018 in totaal € 296.596,38 werd overgemaakt naar een bankrekening van een notaris op Curaçao voor de overdracht van [bedrijf 28] met daarin de woning. Op 27 juni 2018 werd bij deze notaris de akte van overdracht ondertekend.
Uit de onderzoeksgegevens is niet te herleiden vanaf welke bankrekening de betaling van het resterende bedrag van € 78.403,62 heeft plaatsgevonden. Echter, op 1 oktober 2020 verklaarde de getuige [naam 4] die [bedrijf 28] had verkocht aan [bedrijf 4] dat zij € 375.000,- op haar bankrekening heeft ontvangen en dat dit geld afkomstig was van de notaris op
Curaçao. [8] Er kan dan ook vanuit worden gegaan dat het gehele bedrag van € 375.000,- namens [verdachte] door [bedrijf 4] is betaald.
In een van de e-mailberichten over de verkoop, schreef [naam 2] ook dat hij overleg heeft gehad met de heer [verdachte] , die uiteindelijk de enige beslissingsbevoegde is in deze en dat deze niet voornemens is om bepaalde kosten voor zijn rekening te nemen.
Door dit bericht werd duidelijk gemaakt dat het feitelijke eigendom van de woning aan [verdachte] toebehoort. Dit werd eens te meer bevestigd toen in latere berichten zaken werden geregeld zoals dat [verdachte] gebruik wil blijven maken van de tuinman en poolboy voor het zwembadonderhoud.
De eigenaren van [bedrijf 28] die de woning in bezit had, [naam 4] en [naam 5] , zijn benaderd. Zij bevestigden dat zij omstreeks 17 januari 2018 een contant geldbedrag van [verdachte] hebben ontvangen voor de inboedel van de woning. [9]
Ter zitting heeft verdachte [verdachte] betwist de eigenaar van de woning te zijn. Hij heeft verklaard dat hij slechts de huurder van de woning is en dat de eigenaar van de woning [naam 6] van [bedrijf 4] is.
De rechtbank stelt vast dat de onderhandelingen over het pand van verdachte in eerste instantie via [naam 2] zijn verlopen en dat diezelfde [naam 2] uiteindelijk als gemachtigde van [naam 6] de leveringsakte ondertekend. Vervolgens constateert de rechtbank dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden omtrent de aankoop van de woning de naam [naam 6] bijna niet voorkomt. Hij is op geen enkel moment zelf betrokken blijkt uit het dossier. Er komen geen mails van hem, hij is nergens bij aanwezig. Er wordt alleen zo nu en dan door anderen over zijn gegevens gecommuniceerd. De enige plaats waarop de naam [naam 6] voorkomt is in stukken van [bedrijf 4] , zoals in een afschrift van een bankafschrift van [bedrijf 4] [10] , op de koopakte d.d. 27 juni 2018 van [bedrijf 28] [11] , een ongetekend digitaal huurcontract van de woning met [verdachte] [12] en een mail over ontbrekende gegevens van 17 mei 2018 [13] . Uit de stukken blijkt wel van een grote betrokkenheid van verdachte [verdachte] . Bovendien staat in Sky-ECC berichten waarvan door de politie is vastgesteld dat verdachte [verdachte] de gebruiker was [14] :
19 oktober 2020:
Vraag haar of ze bezoek heeft gehad van justitie Er lig weer beslag op [adres 2] al 5 maanden En als ze vragen zeggen dat samier eigenaar is niet ik
23 oktober 2020:
Zeg tegen haar als er iemand komt dat [naam 6] de eigenaar is van [adres 2] [15]
2 december 2020:
Gaat die jongen er alleen in wonen ? Of met z'n familie Want moet wel beetje bijgehouden worden En hij moet dan een huurcontract krijgen van [naam 7] maar als verhuurder en eigenaar moet [naam 6] staan niet mijn naam die mag er niet in
vernoemd worden Dan is het ok
25 februari 2021:
Een beetje opletten met wie je praat op [adres 2] Er loopt daar een politie en die woont daar Hij wandelt met hond en spreekt je aan Hij heeft mij ook verraden Dus als ze jou of nieuwe huurder iets vragen niet over mij praten (…)
Zeg ook tegen [naam 7] als ze iets vragen dat ze mij niet ken alleen [naam 6] die is eigenaar [16]
De rechtbank merkt op dat in het dossier staat dat [verdachte] in een gesprek met een Nederlandse politieman van het Team Bestrijding Ondermijning op Curaçao heeft beweerd eigenaar te zijn van het perceel [adres 2] . Omdat namens de verdediging is verzocht deze verbalisant te horen als getuige en dit verzoek niet is toegewezen, zal de rechtbank voor het bewijs geen acht slaan op hetgeen de betreffende verbalisant heeft beschreven, met dien verstande dat de rechtbank wel acht slaat op het bovenstaande Sky-ECC bericht van 25 februari 2021 waaruit blijkt dat verdachte zelf de betreffende ontmoeting beschrijft als een verraderlijke.
Ook blijkt uit de WhatsApp berichten tussen verdachte [verdachte] en [naam 8] (onroerend goed makelaar bij [bedrijf 29] ) [17] het volgende:
Op 26 juni 2018 (de dag voor de overdracht) stuurt [verdachte] (die op dat moment op Curaçao is) [18] :
Net notaris geweest morgen 1130u passeert zoals ik begrijp zet die fles maar koud haha
En [naam 8] reageert met:
Nou kijk aan ! Ik ga voor een koude fles zorgen [19]
Op 22 januari 2022 is [naam 6] door de rechter-commissaris ondervraagd over mogelijke betrokkenheid bij de levering op 27 juni 2018. [20] Op vragen hieromtrent wilde [naam 6] geen antwoord geven. Hij gaf ook geen antwoord op de vraag of hij [verdachte] kent.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte dat [naam 6] de eigenaar is van de woning [adres 2] op basis van bovenstaande bevindingen geen verklaring is die op waarheid berust. Uit alle genoemde bevindingen komt duidelijk naar voren dat verdachte [verdachte] degene is die de woning heeft aangekocht en dat hij er erg veel moeite voor doet om dat op papier anders te doen lijken. Door het opzetten van deze constructie werd [bedrijf 4] op papier de eigenaar van [bedrijf 28] /de woning en wordt hiermee de daadwerkelijke eigenaar, [verdachte] , verborgen en verhuld. Nu verdachte [verdachte] niet heeft verklaard met welk vermogen hij de woning heeft aangekocht en uit niets blijkt dat hij de beschikking heeft over inkomsten of vermogen, kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de woning waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
[verdachte] heeft zich dus schuldig gemaakt aan het strafbare feit witwassen, door deze woning te verwerven, voorhanden te hebben en met de constructie via [bedrijf 4] verhullen wie de rechthebbende van de woning op [adres 2] is.
Provisie [bedrijf 1] uit overeenkomsten [bedrijf 2]
Uit documenten die op 2 november 2018 bij [getuige 1] in Asperen in beslag zijn genomen en uit documenten die door de boekhouder van de Duitse onderneming [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) zijn verstrekt, werd bekend dat [bedrijf 2] op grond van provisieovereenkomsten met het Duitse [bedrijf 3] en de Nederlandse [bedrijf 1] , geldbedragen overmaakt naar de laatstgenoemde ondernemingen; beide met [getuige 1] als directeur. Op haar beurt maakt [bedrijf 1] een gedeelte van deze bedragen over naar de verdachte [verdachte] en aan hem gelieerde natuurlijke personen en worden betalingen verricht in het belang van [verdachte] en zijn zoon [medeverdachte 2] .
Hoewel de provisieovereenkomsten bepalen dat een percentage van de omzet van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] en [bedrijf 1] dient te worden overgedragen, zonder onderscheid te maken van welke opdrachtgever deze omzet wordt ontvangen, is uit onderzoek gebleken dat slechts over de omzet van het telecombedrijf [bedrijf 30] provisie wordt berekend en betaald. [21]
Onderzoek toonde aan dat door [bedrijf 3] tussen 5 juni 2015 en 14 oktober 2015 in totaal € 121.775,54 aan [bedrijf 2] werd gefactureerd. Tussen 5 januari 2016 en 19 februari 2019 werd door [bedrijf 1] in totaal € 439.542,49 aan [bedrijf 2] gefactureerd.
Uit onderzoek blijkt ook dat in totaal € 561.318,03 (= 121.775,54 + 439.542,49) is ontvangen van [bedrijf 2] .
Ook kwam aan het licht dat (tot en met de einddatum van de onderzoeksperiode) een substantieel deel van dat geld ten goede kwam van [verdachte] :
nr.
Bedrag
Bestemming
Toelichting/bijzonderheden
1
€ 17.000,-
[medeverdachte 2]
vermoedelijk bestemd voor [verdachte] *
2
€ 82.000,-
[verdachte]
3
€ 20.000,-
[medeverdachte 1]
vermoedelijk bestemd voor [verdachte] **
4
€ 34.966,-
[bedrijf 22]
betaling verbouwing woning van [medeverdachte 2]
5
€ 121.140,01
[bedrijf 4]
betalingskenmerken verwijzen naar provisie [verdachte] ***
6
€ 15.000,-
[naam 1]
betalingskenmerk verwijst naar verdediging [medeverdachte 2]
* Op 20 juli 2016 werd een bedrag van € 17.000,- overgeboekt van Handelsonderneming [bedrijf 1] naar [medeverdachte 2] onder vermelding van “aandeel provisie [bedrijf 2] GmbH”. Uit onderzoek (te weten PV180010735 “
Proces-verbaal bevindingen analyse geldstroom [bedrijf 2] / [bedrijf 1]”) blijkt dat dit geld vermoedelijk voor [verdachte] is bestemd. Het bedrag werd namelijk eerst overgeboekt
naar de Spaanse bankrekening ten name van [verdachte] . Deze blijkt echter te zijn geblokkeerd waarna geld werd teruggestort. Daarna werd het bedrag overgeboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 2] .
** [medeverdachte 1] vormt samen met [verdachte] een economische eenheid.
*** Deze bedragen werden van [bedrijf 2] overgemaakt naar [bedrijf 1] , vervolgens naar [getuige 1] , daarna naar een andere bankrekening van [bedrijf 1] en tot slot naar [bedrijf 4] . [22]
In totaal werd aldus € 290.106,01 naar of ten gunste van [verdachte] of aan hem te
relateren (rechts)personen doorbetaald. Dit bedrag is de optelsom van de posten 1 tot en met 6 uit bovenstaand overzicht.
Punt 1:
Op 12 en 19 juli 2016 wordt door [bedrijf 1] respectievelijk
€ 17.332,25 en € 17.332,26 ontvangen van [bedrijf 2] , onder
vermelding van ‘2016-0007’.
Op 14 juli 2016 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van €
17.000,- overgeboekt naar de Spaanse bankrekening [rekeningnummer 6] ten
name van [verdachte] , onder vermelding van ‘Primera parte comision NTI GmbH Alemania’.
Deze Spaanse bankrekening blijkt echter geblokkeerd en de betreffende overboeking wordt
Op 21 juli 2016 gecorrigeerd waarbij het bedrag van € 17.000,- wordt teruggestort op de
bankrekening van [bedrijf 1] .
Op 20 juli 2016 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 17.000,-
overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 2] ,
onder vermelding van ‘aandeel provisie NTI GmbH’.
Punt 2 en 3(1):
In de periode van 17 oktober 2016 tot en met 16 januari 2017 wordt door
[bedrijf 1] meerdere bedragen ontvangen van [bedrijf 2]
, onder vermelding van: ‘2016-0008’ en ‘2017-0001’.
Op dezelfde dag dat deze bedragen worden ontvangen, wordt door Handelsonderneming
[bedrijf 1] de volgende bedragen overgeboekt naar bankrekening
[rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] : [23]
17 oktober 2016, € 5.500,- onder vermelding van ‘Provisie Duitsland’;
20 oktober 2016, € 10.000,- onder vermelding van ‘Gedeelte provisie Duitsland’;
21 oktober 2016, € 5.500, onder vermelding van ‘Provisie Duitsland’;
27 oktober 2016, € 15.000,- onder vermelding van ‘Provisie Duitsland’;
16 januari 2017, € 15.000,- onder vermelding van ‘aandeel provisie Duitsland.
Uit het bovenstaande blíjkt dat [verdachte] een bedrag van in totaal € 51.000,- heeft
ontvangen van [bedrijf 1] .
Op 19 januari 2017 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van
€ 23.489,73 ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding van
‘2017-0001’.
Op dezelfde dag wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 23.000,-
overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [getuige 1] ,
onder vermelding van ‘remise in rek crt. WFM’.
Wederom op dezelfde dag wordt van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van
[getuige 1] een bedrag van € 21.000,- overgeboekt naar bankrekening
[rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] , onder vermelding van ‘reden bekend’.
Op 26 januari 2017 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van
€ 20.000,- ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding van ‘2017
0001’.
Op dezelfde dag wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 20.000,-
overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [getuige 1] ,
onder vermelding van ‘remise in rek crt’.
Wederom op dezelfde dag wordt van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van
[getuige 1] tweemaal € 10.000,- overgeboekt naar respectievelijk bankrekening
[rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] , onder vermelding van ‘Provisie Spanje’
en naar bankrekeníng [rekeningnummer 6] ten name van [verdachte] , onder
vermelding van ‘provisie Duitsland’. Deze Spaanse bankrekening blijkt echter geblokkeerd
en de betreffende overboeking wordt op 1 februari 2017 gecorrigeerd waarbij het bedrag
van € 10.000,- wordt teruggestort op de bankrekening van [bedrijf 1]
.
Op 2 februari 2017 wordt van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [getuige 1]
een bedrag van € 10.000,- overgeboekt naar bankrekening
[rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1] , onder vermelding van ‘t.g.v. [verdachte]
(inz. Prov. Duitsland)’.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] in totaal € 31.000,- en [medeverdachte 1] een
bedrag van € 10.000,- (indirect) van [bedrijf 1] hebben ontvangen.
Punt 4:
Op 28 april en 4 mei 2017 wordt door [bedrijf 1] respectievelijk
€ 17.500,- en € 17.234,81 ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding
van ‘2017-0003’.
Op dezelfde data wordt door [bedrijf 1] respectievelijk € 17.500,-
en € 17.466,- overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van
[bedrijf 22] , onder vermelding van ‘factuur 04-2017 project 2016.110, gedeeltelijke
betaling’ en ‘namens [verdachte] , restant fact 04-2017 proj. nr. 201610’.
Uit het bovenstaande blijkt dat [bedrijf 22] in totaal een bedrag van € 34.966,- van
[bedrijf 1] heeft ontvangen.
Punt 3(2):
Op 8 juni 2017 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 10.438,37
ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding van ‘2017-0004’. [24]
Op dezelfde dag wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 10.000,- overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1]
, onder vermelding van ‘t.g.v. [verdachte] (inz. prov. Duitsland)’.
Punt 5:
In de periode juni 2018 tot en met oktober 2018 wordt door [bedrijf 1]
meerdere bedragen ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding
van: ‘2018-0002’,’ 2018-0003’,’ 2018-0004’ en’ 2018-0005’.
Middels verschillende overboekingen (van [rekeningnummer 10] ten name van
[bedrijf 1] naar [rekeningnummer 11] ten name van [getuige 1]
naar [rekeningnummer 12] ten name van [bedrijf 1] )
worden van de laatst genoemde bankrekening van [bedrijf 1] de
volgende bedragen overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 13] ten name
van [bedrijf 4] :
- 25 juni 2018, € 14.570,35 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re [bedrijf 2]
(invoice 2018-0002)’ ;
- 28 juni 2018, € 16.998,75 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re. [bedrijf 2]
(invoice 2018-0002’ ;
- 25 juli 2018, € 16.998,75 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re. [bedrijf 2]
(invoice 2018-0002 THIR)’;
- 27 juli 2018, € 17.741,73 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re [bedrijf 2]
(invoice 2018-0003 Partia)’;
- 22 augustus 2018, € 17.741,73 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re. [bedrijf 2]
(invoice 2018-0003)’;
- 31 augustus 2018, € 12.818,74 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re. [bedrijf 2]
(invoice 2018-0004)’;
- 3 oktober 2018, € 24.269,96 onder vermelding van: ‘commission [verdachte] re. [bedrijf 2]
(invoice 2018-0005).
In totaal wordt door [bedrijf 4] een bedrag van € 121.140,01
ontvangen van [bedrijf 1] .
Punt 6:
Op 12 oktober 2018 wordt door [bedrijf 1] een bedrag van
€ 15.326,75ontvangen van [bedrijf 2] , onder vermelding van ‘2018-
0006’.
Op dezelfde dag wordt door [bedrijf 1] een bedrag van € 15.000,-
overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 11] ten name van [getuige 1] ,
onder vermelding van ‘overboeking tgv depot’.
Uit proces-verbaal met nummer 180010596 [25] en de bankafschriften van bankrekening
[rekeningnummer 12] ten name van [bedrijf 1] blijkt dat op 1
november 2018 een bedrag van € 15.000,- door [bedrijf 1] wordt
ontvangen van bankrekening [rekeningnummer 11] ten name van [getuige 1] , onder
vermelding van ‘terugstorting tgv depot’. Op dezelfde dag wordt door Handelsonderneming
[bedrijf 1] een bedrag van € 15.000,- overgeboekt naar [rekeningnummer 14] ten
name van [naam 1] , onder vermelding van ‘Defensa de [medeverdachte 2] , audiencia nac.,
juzg. Instruccion nr. 5’. [26]
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het in post 5 genoemde totaalbedrag van
€ 121.140,01 dat naar de bankrekening van [bedrijf 4] in Dubai is overgemaakt, vermoedelijk is
gebruikt om de Curaçaose rechtspersoon [bedrijf 28] te kopen, waarin de woning gelegen aan
[adres 2] was ondergebracht. [27]
Het vermoeden ontstond dat tegenover deze facturen- en geldstromen geen werkzaamheden
door [verdachte] hebben gestaan.
In verband hiermee is verder onderzoek gedaan en werden [getuige 1] [28] , [getuige 2] [29]
en [getuige 3] [30] als getuigen gehoord.
[getuige 2] , werknemer bij [bedrijf 30] , heeft op 2 december 2019 verklaard over de samenwerking tussen [bedrijf 30] en [bedrijf 2] . Er was in 2013 behoefte aan meer mankracht en toen
kreeg hij [bedrijf 2] in Nederland. Hij beschrijft in zijn verklaring hoe dat is gegaan. [31] Hij kent verdachte [verdachte] niet, hij kent de heer [getuige 1] niet en hij kent de heer [getuige 3] niet. [32]
Op 7 november 2019 werd [getuige 3] van [bedrijf 2] gehoord. Hij verklaarde kort gezegd dat hij een overeenkomst heeft met een 80-jarige man die op de overeenkomst [getuige 1] heet. [33] De overeenkomst houdt volgens [getuige 3] in dat [getuige 1] werk voor hem regelt en dat hij daarom zoveel procent van de hele omzet van [bedrijf 30] krijgt. Al het contact met [bedrijf 30] is via [getuige 1] gegaan. Dat in het contract staat dat over alle omzet provisie wordt betaald klopt niet, het wordt alleen betaald over de omzet van [bedrijf 30] . Een dergelijke overeenkomst is er niet met anderen. [34] [getuige 3] weet niets van de cijfers en de betalingen, dat wordt geregeld via de boekhouder. [35] [getuige 3] kent [verdachte] niet en weet niet waarom bedragen worden doorbetaald. [36]
[getuige 1] is op 13 december 2019 en op 8 juli 2021 [37] gehoord door de rechter-commissaris. Op vragen over [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 1] , de provisieovereenkomsten en [getuige 3] beriep hij zich telkens op zijn verschoningsrecht. [38]
Pas ter zitting heeft verdachte [verdachte] een verklaring over dit onderwerp afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij degene is geweest die iemand van [bedrijf 30] in contact heeft gebracht met [getuige 1] en dat [getuige 1] [bedrijf 30] vervolgens in contact heeft gebracht met [bedrijf 2] . Om die reden heeft [getuige 1] voor hen samen een provisie-overeenkomst met [bedrijf 2] afgesloten die inhoudt dat [getuige 1] en [verdachte] tot in lengte van dagen 8% van de omzet die [bedrijf 2] genereerd uit opdrachten bij [bedrijf 30] ontvangen.
De rechtbank constateert dat de tekst van de overeenkomst niet aansluit bij:
  • de beperkte scope ervan: nergens staat vermeld dat deze enkel ziet op omzet behaald bij [bedrijf 30] ;
  • de rol die verdachte [verdachte] stelt in het geheel te hebben gehad.
Daar komt bij dat vanuit de zijde van [bedrijf 30] niet gerept wordt over enige betrokkenheid van [getuige 1] of [verdachte] bij de totstandkoming van het contact met [bedrijf 2] . Ook [getuige 3] kent [verdachte] niet en weet niets van zijn bijdrage aan het contact met [bedrijf 30] . Verder is het opvallend dat [getuige 1] zich kennelijk niet vrij voelde om te verklaren over de volgens [verdachte] bona fide overeenkomst en de daaruit volgende betalingen. Tot slot komen de betalingen die [verdachte] op basis van de overeenkomst heeft gekregen niet terug in zijn belastingaangiften.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de geldstroom geen verklaring is die op waarheid berust. Verdachte ontvangt geldsommen zonder dat hij daarvoor aantoonbaar een prestatie levert of heeft geleverd. Nu niet duidelijk is wat de herkomst van de door hem ontvangen geldsommen is, kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geld een legale herkomst heeft en moet worden geconcludeerd dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zoals ten laste gelegd, doordat hij zowel de via [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en [bedrijf 1] overgemaakt geldbedragen voor handen heeft gehad als de werkelijke aard en herkomst daarvan heeft verhuld, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf.
De contante stortingen en betalingen – de kasopstellingDe aangetoonde totale contante uitgaven die uit het onderzoek zijn gebleken, zijn in een kasopstelling afgezet tegen de beschikbare legale contante geldbedragen. De onderzoeksperiode ziet op de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018, de dag van de doorzoekingen in Nederland, binnen het onderzoek 26Bothell.
Verkort weergegeven, zijn de belangrijkste bevindingen als volgt. [39]

Beginsaldo contant geld

Uit de gegevens van de Belastingdienst is gebleken dat vanaf het jaar 2014 in de aangifte inkomstenbelasting onder box 3 een omvangrijk bedrag werd aangegeven in de rubriek “overige vorderingen en contant geld”. Naar deze opvallende verhoging is nader onderzoek gedaan. Uit de bevindingen wordt afgeleid dat het opgegeven bedrag een contant geldbedrag betreft en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het een legale herkomst heeft. [40]
Gelet op het bovenstaande is niet vast komen te staan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] bij het begin van de onderzoeksperiode van het onderzoek 26Bothell over een contant geldbedrag konden beschikken.
Derhalve wordt voor de berekening van de eenvoudige kasopstelling het beginsaldo contant geld per 1 januari 2011 voor de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] gesteld op € 0,00. [41]

Legale contante ontvangsten

Het saldo legale contante ontvangsten (inclusief bankopnamen en privéonttrekkingen) is bepaald naar aanleiding van onderzoek aan de bankafschriften. In totaal is er van alle rekeningen van [verdachte] en [medeverdachte 1]
10.780,- aan contanten opgenomen. [42]

Eindsaldo contant geld

Op de dag van de doorzoeking 2 november 2018 werd op het adres [adres 1] een bedrag van € 1.255,- aan contanten aangetroffen welke aan de economische eenheid [verdachte] en [medeverdachte 1] toebehoorde.
Hierop wordt het aangetroffen eindsaldo contant geld op 2 november 2018 op basis van bovenstaande gesteld op € 1.255,00. [43]

Werkelijke contante uitgaven

Uit de kasopstelling blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een bedrag van
€ 1.387.359,26 hebben besteed aan contante uitgaven en contante stortingen op de privébankrekeningen van [verdachte] en [medeverdachte 1] . [44]
Contante uitgaven en contante stortingen op de privébankrekeningen
2.4.1.
Contante stortingen rekeningnummer:
[rekeningnummer 1] [45]
€ 185.700,00
2.4.2.
Contante storting rekeningnummer:
[rekeningnummer 2] [46]
€ 28.350,00
2.4.3.
Contante storting rekeningnummer: [rekeningnummer 3] [47]
€ 18.100,00
2.4.4.
Contante storting rekeningnummer:
[rekeningnummer 4] [48]
€ 1.200,00
2.4.5.
Contante storting Travelex NV (Prepaid card) met het kaartnummer: [rekeningnummer 5] [49]
€ 3.018,01
2.4.6.
Contante betaling [bedrijf 5] BV [50]
€ 247.511,65
2.4.7.
Contante betaling [bedrijf 6] / [bedrijf 24] [51]
€ 20.202,00
2.4.8.
Contante lening aan [bedrijf 7] [52]
€ 60.000,00
2.4.9.
Contante betaling [bedrijf 8] [53]
€ 13.000,00
2.4.10.
Contante betaling [bedrijf 9] [54]
€ 8.000,00
2.4.11.
Contante betaling [bedrijf 10] [55]
€ 3.056,05
2.4.12.
Contante betaling [bedrijf 11] [56]
€ 330.633,03
2.4.13.
Contante betaling [bedrijf 12] [57]
€ 14.262,19
2.4.14.
Contante betaling [bedrijf 13] [58]
€ 41.529,53
2.4.15.
Contante betaling [bedrijf 14] BV [59]
€ 87.824,72
2.4.16.
Contante betaling [bedrijf 15] [60]
€ 90.000,00
2.4.17.
Contante betaling [bedrijf 16] [61]
€ 69.971,07
2.4.18.
Contante betaling [bedrijf 17] [62]
€ 78.518,00
2.4.19.
Contante betaling [bedrijf 18] [63]
€ 8.320,00
2.4.20.
Contante betaling [bedrijf 19] [64]
€ 2.081,20
2.4.21.
Contante betaling [bedrijf 20] [65]
€ 1.000,00
2.4.22.
Contante betaling [bedrijf 21] [66]
€ 1.025,00
2.4.23.
Contante betaling [bedrijf 22] [67]
€ 11.980,00
2.4.24.
Contante betaling inboedel Curaçao [68]
€ 50.000,00
2.4.25.
Contante betaling huur garagebox [69]
€ 800,00
2.4.26.
Contante betaling [bedrijf 23] [70]
€ 11.276,81
Totaal
€ 1.387.359,26
In een kasopstelling wordt uitgegaan van het beginsaldo van het contante geld dat de verdachten voorhanden hadden bij aanvang van de onderzoeksperiode waarbij de legale contante ontvangsten, inclusief opnamen van contant geld van bankrekeningen, worden opgeteld. Van die uitkomst wordt het contante geldbedrag dat de verdachten ter beschikking hadden aan het einde van de onderzoeksperiode afgetrokken. Hierdoor wordt het bedrag bekend, dat zij beschikbaar hadden voor het doen van uitgaven.
Op dit bedrag wordt tenslotte het totaal van de werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen, in mindering gebracht. Het resultaat van deze berekening is het geldbedrag dat een illegale contante inkomstenbron moet hebben gehad.
Voor wat betreft [verdachte] en [medeverdachte 1] is deze opstelling als volgt:
Beginsaldo contant geld
€ 0,00
+/+
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
€ 10.780,00
-/-
Eindsaldo contant geld
€ 1.255,00
--------------------
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ 9.525,00
-/-
Werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen
€ 1.387.359,26
---------------------
Verschil (niet legale contante inkomstenbron)
€ -1.377.834,26
Gezien het feit dat de verdachten, zoals hierboven beschreven, gedurende de onderzoeksperiode een bedrag van € 9.525,- aan contant geld te besteden hadden, maar in werkelijkheid een bedrag van € 1.387.359,26 aan contant geld hebben uitgegeven is er (9.525 - 1.387.359,26=)
€ -1.377.834,26contant meer uitgegeven dan dat ze op legale wijze kunnen verantwoorden. [71]
In verband met de contante uitgaven die zijn gedaan voor de verbetering van de woning aan de [adres 1] werd een aantal getuigen gehoord, waaronder [naam 3] van [bedrijf 11] [72] , [bedrijf 10] ( [bedrijf 10] ) [73] , [getuige 6] van [bedrijf 14] [74] en [naam 10] van [bedrijf 22] [75] .
Eerst ter zitting heeft verdachte [verdachte] verklaard over bovengenoemde uitgaven. Op een paar betalingen na heeft hij erkend deze betalingen contant te hebben gedaan. Hij houdt ervan om contant te betalen en heeft uiteengezet hoe hij de beschikking heeft over contant geld.
Voorafgaand aan de zitting heeft zijn raadsman in brieven enkele suggesties gedaan over de herkomst van het contante geld. Kort gezegd komt het er volgens verdachte [verdachte] op neer dat hij in 2014 nog de beschikking had over verschillende voorraden contant geld die hun oorsprong vonden in de lucratieve autohandel in Luxemburg in de jaren 1997-2005. Van die periode is geen administratie meer. Eerder had hij deze bedragen niet opgegeven aan de Belastingdienst, maar in 2014 heeft hij hiervan melding laten doen bij zijn aangifte. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag van 2014 tot en met 2017 in de aangiften niet fundamenteel slinkt. Er is
€ 67.735,00 minder in 2017. [76] De Belastingdienst stelde over het jaar 2015 vragen naar aanleiding van de beperkte afname van het bedrag, bij gebrek aan opgegeven inkomsten. Na die vragen werd het aanvankelijk opgegeven bedrag gewijzigd. Uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat van dit bedrag na wijziging niet veel meer dan de hypotheekrente kan zijn betaald. [77] De rechtbank stelt vast dat de uitgaven in de periode 2014-2017 in elk geval nauwelijks hun oorsprong lijken te vinden in het bedrag dat is opgegeven aan de Belastingdienst in die jaren.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij kon beschikken over contant geld omdat hij in 2003 twee appartementen (die hij samen met zijn zoon [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) heeft) heeft verkocht aan [getuige 1] . [getuige 1] heeft hem contant 1,1 miljoen euro betaald, verspreid over een aantal jaren, bij benadering is dat geweest:
2003: 4,5 ton;
2004: 2,5 ton;
2005: 3,5 ton.
Hiervan was ook een deel voor [medeverdachte 2] , maar verdachte kon ter zitting niet precies benoemen welk deel. Verdachte heeft nog niet alles doorbetaald aan [medeverdachte 2] Van al deze transacties staat niets op papier. Verdachte gelooft dat hij het bedrag inmiddels niet meer heeft en dat hij het heeft uitgegeven. Destijds heeft hij de appartementen aangekocht met geld dat hij nog had uit de kledingwinkel die hij had eind jaren negentig ( [adres 5] ) en de autohandel in Luxemburg. Al het geld vanuit die tijd was contant.
[getuige 1] heeft over deze gebeurtenissen wél een verklaring af willen leggen bij de rechter-commissaris op 8 juli 2021. Hij geeft min of meer gelijkluidend verklaard over de gebeurtenissen. Hij heeft aangegeven te beschikken over twee notariële akten, de helft van de appartementen betreffende. Hij heeft niet de beschikking over de koopovereenkomsten of over verdere correspondentie. Hij wilde de notariële akte niet ter beschikking stellen ten behoeve van het onderzoek. [78]
De rechtbank constateert dat verdachte erg laat een verklaring aflegt die weinig concreet en niet te verifiëren is. Dit heeft vooral te maken met het steeds contant betalen en kennelijk ook laten betalen van enorme bedragen in contanten. Volgens verdachte liggen aan die bedragen telkens zakelijke activiteiten ten grondslag, maar administratie daarvan ontbreekt. De deze aankoop betreffende bedragen zijn door [getuige 1] , nota bene de boekhouder van verdachte [verdachte] , evenmin op de aangifte van verdachte [verdachte] vermeld, in tegenstelling tot de eerdere inkomsten uit autohandel zoals hierboven genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat van het Openbaar Ministerie niet kan worden verlangd nader onderzoek te doen naar deze door verdachte zelf gecreëerde schimmige situatie. Mede op basis van hetgeen de rechtbank hierboven heeft vastgesteld met betrekking tot de constructies bij beide woningen en de provisie-overeenkomsten van [bedrijf 2] , is de rechtbank ook hier van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat dit geld een legale herkomst heeft en dat moet worden geconcludeerd dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Conclusie met betrekking tot alle onderdelen van de tenlastelegging
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een
naderonderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de voorwerpen en geldbedragen die verdachte voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt of overgedragen, onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, gelet in het bijzonder op de gedragingen van de verdachte met betrekking tot de voorwerpen; te weten de woning op het adres [adres 3] , het perceel grond en de woning op het adres [adres 2] , de overgemaakte gelden op de in de tenlastelegging genoemde bankrekeningen en gedane betalingen via [bedrijf 2] / [bedrijf 3] of [bedrijf 1] , welke gedragingen de rechtbank in dit verband redengevend acht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de (werkelijke aard en) criminele herkomst van het voorwerp te verbergen of te verhullen.
De rechtbank komt daarmee tot een integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Gelet op het aantal van de bewezen verklaarde handelingen en de tijdsduur waarover het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Gevoerde (bewijs)verweren door de raadsman.
 Sky-ECC
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de processen-verbaal waarin verdachte [verdachte] als gebruiker van een Sky-account geïdentificeerd zou zijn en waaruit zou blijken dat hij eigenaar van [adres 2] zou zijn, niet tot het bewijs toegelaten dienen te worden zo lang bij de Hoge Raad neergelegde vragen die zien op de juridische grondslag van de verkrijging van dit type bewijsmateriaal en die daarmee wezenlijk zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan, niet beantwoord zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel maakt dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat de verkrijging en verstrekking van cryptodata rechtmatig is, nu de rechtbank mag vertrouwen op het handelen van opsporingsinstanties in een ander land, des te meer wanneer dat land is aangesloten bij het EVRM, zoals het geval is bij
Sky-ECC. Nu de rechtbank van het vertrouwensbeginsel uitgaat, moet de rechtbank uitgaan van de rechtmatige totstandkoming van die informatie. De rechtbank gaat voorbij aan het (voorwaardelijke) verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak in afwachting van de beantwoording van de aan de Hoge Raad voorgelegde prejudiciële vragen, nu zij gelet op het voorgaande geen vragen heeft over de interpretatie van het vertrouwensbeginsel met betrekking tot Sky-ECC.De rechtbank is van oordeel dat het gebruik van de gegevens in de onderhavige strafzaak door de verdediging toetsbaar is. De verdediging heeft bovendien niet concreet gemaakt welke onderliggende stukken in de visie van de verdediging zouden ontbreken. Gelet op het voorgaande, wordt het verweer verworpen en de rechtbank acht daarmee de onderschepte cryptodata bruikbaar voor het bewijs en zal deze aldus daartoe ook bezigen.
 [bedrijf 32]
De verdediging heeft betwist dat er enige relatie bestaat tussen verdachte [verdachte] en de facturatie ten behoeve van werkzaamheden aan [naam 25] te Benalmàdena aan het Duitse bedrijf [bedrijf 32] .
De rechtbank ziet deze relatie wel. Via [bedrijf 5] zijn in 2011 werkzaamheden verricht in Spanje in een woning genaamd “ [naam 25] ”, gelegen op het adres [adres 6] . Het hele bedrag van € 247.511,65 is contant voldaan via [bedrijf 5] . In eerste instantie werden de facturen gericht aan [verdachte] , maar na voltooiing van de werkzaamheden werd gevraagd om de facturen op naam te zetten van [bedrijf 32] . Het adres van [naam 25] is te relateren aan verdachte [verdachte] . De kleindochter van verdachte heet [naam 11] en verdachte heeft in 2015 ingeschreven gestaan op voornoemd adres. [79] Bovendien blijkt uit het Uittreksel van de Kamer van Koophandel dat het bedrijf [bedrijf 31] is gevestigd op het adres [adres 6] en verdachte, samen met [getuige 1] , bestuurder en aandeelhouder is van dit bedrijf. [80]
Uit de administratie van Culimaat blijkt dat zij in 2010/2011 een keuken hebben geleverd aan verdachte [verdachte] in Spanje en dat de keuken bestemd was voor “ [bedrijf 31] ”. De facturatie vond plaats via “ [bedrijf 5] t.a.v. [medeverdachte 2] ”. Later is dit op verzoek van de (inmiddels overleden) [naam 12] van [bedrijf 5] gecrediteerd en zijn nieuwe verkoopfacturen opgemaakt gericht aan “ [bedrijf 32] GmbH”. [81] Volgens de kassabon is het bedrag van € 45.640,- vervolgens per kas voldaan op naam van [bedrijf 31] . [82]
 [bedrijf 33]
Uit onderzoek komt naar voren dat meerdere bedrijven die contante betalingen hebben ontvangen hebben gefactureerd aan de Spaanse firma [bedrijf 33] . Het gaat onder andere om facturen van de hieronder besproken bedrijven [bedrijf 11] ) en [bedrijf 17] . [83] Bij alle gevonden bedrijven worden facturen op naam van [bedrijf 33] in verband gebracht met contante betalingen of bestellingen door [verdachte] of zijn directe familieleden. [84] Gelet op het feit dat het meermalen is voorgekomen en dat verdachte kennelijk vaker gebruik maakt van verhullende constructies ten behoeve van geldstromen -zoals hierboven reeds is geconcludeerd – gaat de rechtbank ervan uit dat de facturen aan [bedrijf 33] kunnen worden aangemerkt als verhullende handelingen en dat deze betalingen dus rechtstreeks aan verdachte kunnen worden gelinkt.
 [bedrijf 11] )
De raadsman heeft betwist dat bewezen kan worden dat alle contante betalingen aan [bedrijf 11] door of namens verdachte [verdachte] zijn gedaan.
Uit de inhoud van de iPhone van verdachte [verdachte] blijkt dat hij contact heeft onderhouden met [naam 3] , werkzaam bij [bedrijf 11] , over de aankoop, betaling en levering van de goederen ten behoeve van het interieur in de woning waarin hij en medeverdachte [medeverdachte 1] verbleven. Uit de gesprekken blijkt dat het gaat om de woning gelegen aan de [adres 1] . Uit de gesprekken kan geconcludeerd worden dat verdachte [verdachte] zorgt heeft gedragen voor
allecontante betalingen aan [bedrijf 11] . Verdachte [verdachte] verrichte deze betalingen zelf of hij zorgde ervoor dat anderen, waaronder verdachte [medeverdachte 1] , geld ter beschikking hadden om de betalingen te voldoen. [85]
Dat door of namens verdachte [verdachte] de prijs voor de inrichting van (o.a.) [adres 1] met contant geld is voldaan, wordt bevestigd door [naam 3] als zij als getuige bij de politie wordt gehoord. Specifiek verklaart zij over de aanbetaling van
€ 100.000,- die door een onbekend gebleven man namens verdachte in een plastic tasje werd bezorgd waarna men naar het hoofdkantoor in Waalwijk is gereden om het geld te deponeren in een kluis. [86]
De rechtbank is van oordeel dat, wanneer verdachte de bestelling heeft geplaatst, hij als middellijke betaler kan worden aangemerkt en het gehele bedrag van € 330.633,03 aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de raadsman terecht heeft opgemerkt dat bij een vijftal facturen is besloten de btw niet in rekening te brengen. Dat de btw niet is betaald en [bedrijf 11] dat verlies heeft genomen, wordt bevestigd tijdens het getuigenverhoor van [naam 3] waarbij [naam 13] als financieel manager van de [bedrijf 34] bij aanwezig was [87] . De rechtbank zal dan ook het bedrag van in totaal € 33.079,14 in mindering brengen op het te bewijzen bedrag aan contante betalingen aan [bedrijf 11] .
 [bedrijf 13]
De raadsman betwist dat alle facturen van [bedrijf 13] door verdachte contant zijn voldaan.
De rechtbank gaat uit van de bij [bedrijf 13] opgevraagde facturen gerelateerd aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . Uit de ontvangen gegevens blijkt dat zeven facturen op naam staan van verdachte [verdachte] en het totaalbedrag € 41.529,53 bedraagt. Een medewerker van [bedrijf 13] (vermoedelijk [naam 14] ), verklaart dat de facturen contant zijn betaald door [verdachte] . [88] Daarnaar gevraagd, verklaart verdachte op zitting dat hij zich kan herinneren dat hij poorten heeft besteld bij voornoemd bedrijf en deze heeft betaald. [89]
Uit de inhoud van de telefoon van verdachte [verdachte] blijkt dat hij contact heeft onderhouden met [naam 14] , werkzaam bij [bedrijf 13] over de aankoop, betaling en levering van goederen. Uit de WhatsApp-berichten kan worden geconcludeerd dat [verdachte] zorg droeg voor de contante betalingen van de zeven opgevraagde facturen aan [bedrijf 13] . Mocht [verdachte] niet in de gelegenheid zijn om de betalingen zelf te verrichten, dan zorgde hij ervoor dat iemand anders voor hem de contante betalingen kwam voldoen. [90] Daarmee vindt het verweer zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
 [bedrijf 17]
Ook ten aanzien van de facturen van [bedrijf 17] wordt betwist dat verdachte deze rekeningen heeft betaald.
Uit de inhoud van de iPhone van verdachte [verdachte] blijkt dat hij contact heeft onderhouden met een medewerker van de firma [bedrijf 17] over de aankoop en levering van goederen voor onder andere Nederland, Spanje en Curaçao.
Zo werd onder meer op 7 juni 2018 gecommuniceerd over een ontvangen betaling van [bedrijf 4] ter hoogte van 1444,- USD. Dit blijkt te gaan om de borg voor gekochte bedden. Uit WhatsApp-berichten kan hierdoor onder meer worden geconcludeerd dat [verdachte] kennis draagt over betalingen die door derden – namens hem – aan [bedrijf 17] werden gedaan en dat bedragen/prijzen ook met hem werden besproken. [91]
De rechtbank gaat uit van de bij [bedrijf 17] opgevraagde facturen gericht aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . Uit de ontvangen gegevens blijkt dat de factuur gericht aan de heer [verdachte] voor een bedrag van € 35.081,- door verdachte [verdachte] in zijn geheel contant is betaald. Ook de factuur voor [bedrijf 33] van € 43.437,- is contant betaald voor verdachte [verdachte] door een tussenpersoon met de naam ‘ [naam 15] ’. In totaal is er voor dus € 78.518,- contant betaald door verdachte [verdachte] . [92] Daarmee vindt het verweer zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen en hetgeen daarover is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de periode 1 januari 2011 tot en met 2 november 2018, in Nederland en op Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
van een of meer voorwerpen, te weten van:
- een woning op het adres [adres 3] en
- een perceel grond en/of een daarop gebouwde woning op het adres
[adres 2] en
- ten behoeve van hem en/of zijn mededader(s):

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- verdachte, (82.000 euro) en
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (20.000 euro) en
- [medeverdachte 2] , de zoon van verdachte, (17.000 euro) en
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 1] (15.000 euro)
de werkelijke aard en/of de herkomst verborgen en/of verhuld
en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is op deze voorwerpen
en/of verborgen en/of verhuld wie deze voorwerpen voorhanden heeft gehad
en
voornoemde voorwerpen, te weten:
- een woning op het adres [adres 3] en
- een perceel grond en/of een daarop gebouwde woning op het adres
[adres 2] en
- ten behoeve van hem en/of zijn mededader(s):

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) overgemaakte gelden op
bankrekeningen van:
- verdachte, (82.000 euro) en
- [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, (20.000 euro) en
- [medeverdachte 2] , de zoon van verdachte, (17.000 euro) en
- [bedrijf 4] (121.140,01 euro) en

(via [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 1] ) gedane betalingen aan:
- [bedrijf 22] (34.966 euro)
- [naam 1] (15.000 euro)
en een of meer geldbedragen, te weten:
- een bedrag van in totaal 185.700 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 1] ) en
- een bedrag van in totaal 28.350 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 2] ) en
- een bedrag van in totaal 18.100 euro (aan contante stortingen op
het rekeningnummer: [rekeningnummer 3] ) en
- een bedrag van 1.200 euro (zijnde een contante storting op het
rekeningnummer: [rekeningnummer 4] ) en
- een bedrag van in totaal 3.018,01 euro (aan contante stortingen op
een Travelex NV prepaid creditcard met nummer [rekeningnummer 5] )
en
- een bedrag van in totaal 247.511,65 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 5] BV ) en
- een bedrag van in totaal 20.202 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 6] / [bedrijf 24] ) en
- een bedrag van 60.000 euro (zijnde een contante lening aan
[bedrijf 7] ) en
- een bedrag van in totaal 13.000 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 8] ) en
- een bedrag van 8.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 9]
) en
- een bedrag van 3.056,05 euro, (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 10] ) en
- een bedrag van in totaal 297.553,89 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 11] ) en
- een bedrag van in totaal 14.262,19 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 12] ) en
- een bedrag van in totaal 41.529,53 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 13] ) en
- een bedrag van in totaal 87.824,72 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 14] ) en
- een bedrag van 90.000 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 15]
) en
- een bedrag van in totaal 69.971,07 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 16] ) en
- een bedrag van in totaal 78.518 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 17] ) en
- een bedrag van in totaal 8.320 euro (aan contante betalingen aan
[bedrijf 18] ) en
- een bedrag van in totaal 2.081,20 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 19] ) en
- een bedrag van 1.000 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 20] ) en
- een bedrag van 1.025 euro (zijnde een contante betaling aan [bedrijf 21]
) en
- een bedrag van 11.980 euro (zijnde een contante betaling aan
[bedrijf 22] ) en
- een bedrag van 50.000 euro (zijnde een contante betaling voor de
inboedel van de woning aan de [adres 2] )
en
- een bedrag van in totaal 800 euro (aan contante betalingen voor de
huur van een garagebox aan [adres 4] ) en
- een bedrag van in totaal 11.276,81 euro (aan contante betalingen
aan [bedrijf 23] )
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
die genoemde voorwerpen en die genoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat deze genoemde voorwerpen en geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht – indien de rechtbank op onderdelen tot een bewezenverklaring komt – rekening te houden met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo beslaat de ten laste gelegde periode bijna acht jaar en ligt het einde van deze periode al zo’n vier jaar achter ons. Om die reden dient ook rekening te worden gehouden met overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte kampt daarnaast met gezondheidsproblemen en is enigszins op leeftijd.
Mocht de rechtbank tot enige bewezenverklaring komen, meent de raadsman dat een bestraffing die in ieder geval hoofdzakelijk ook in de financiële sfeer ligt, het meeste recht zou doen aan het verwijt. Verzocht wordt in ieder geval af te zien van het opleggen van vrijheidsbenemende straffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze bekend zijn geworden.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 8 jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Witwassen betreft een misdrijf dat onlosmakelijk is verbonden met zeer ernstige vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals drugshandel. Op deze vorm van ondermijning is moeilijk grip te krijgen omdat met de investering van criminele verdiensten in legale bedrijven en panden, steeds meer verwevenheid tussen de boven- en onderwereld ontstaat. Om dat terug te dringen, wordt witwassen aangepakt.
Witwassen draait puur en alleen om het kunnen beschikken over geld. Geld is de drijfveer om criminele activeiten te ontplooien en geld is de motor om de criminele bedrijvigheid in stand te houden.
Geld stelt personen als verdachte in staat om er een bestedingspatroon op na te houden dat anders niet haalbaar zou zijn. Belangrijker dan dat is dat het criminele geld ook wordt gebruikt om te investeren in bestaande criminele activiteiten of het initiëren van nieuwe.
Omdat criminele activiteiten niet mogen lonen en van misdrijf afkomstige gelden geen machtsfactor mogen worden in de orde van maatschappij, staat op gewoontewitwassen een forse gevangenisstraf van maximaal acht jaar.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank – bij gebrek aan specifieke oriëntatiepunten voor witwassen – aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor ‘fraude’, ondanks dat er geen sprake is van een frauduleuze context.
Er is sprake van langdurig witwassen van veel geld dat uit misdrijf afkomstig is, het verhullen van wie de rechthebbende op woningen is en het ondermijnen van de legale economie. Bij een ‘(benadelings)bedrag’ (in het geval van fraude) van € 1.000.000,- en hoger, wordt doorgaans een gevangenisstraf tussen 24 maanden en acht jaar
onvoorwaardelijkopgelegd. De onderkant van de oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank houdt daarbij onder andere rekening met de duur van de gedraging (gewoontewitwassen), de mate waarin de verdachte door de overtreding voordeel heeft verkregen (de omvang), de rol van verdachte ten opzichte van de mededaders en de duur van de strafprocedure.
Naast de met de gedragingen gemoeide geldbedragen, weegt (mogelijk nog zwaarder) mee dat verdachte met (behulp van) [getuige 1] en [naam 2] diverse (internationale) constructies heeft opgezet en hij talloze wilsbesluiten moet hebben genomen om voor eigen gewin de gedragingen te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
In verband met de duur van de strafprocedure en de daarmee gepaarde overschrijding van de redelijke termijn, die is gaan lopen op 2 november 2018 – de dag van doorzoeking van de woningen aan de [adres 1] –, heeft de rechtbank de beoogde gevangenisstraf met een half jaar verminderd ten opzichte van de oorspronkelijk naar haar oordeel passende straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen – woning [adres 3] , Mercedes AMG ( [kenteken 1] ) en Audi SQ5 ( [kenteken 2] ) – vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden en die hij geheel of ten dele te eigen bate kon aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
Ten aanzien van de Audi SQ5 ( [kenteken 2] ) is de rechtbank van oordeel dat dit voorwerp aan verdachte toebehoorde op basis van het feit dat de autosleutel van deze auto in de keuken van de woning van verdachte is aangetroffen tijdens de doorzoeking van [adres 1] op 2 november 2018 [93] en hij in een klaagschriftprocedure heeft verzocht om opheffing van het beslag en heeft gesteld dat hij de rechthebbende was op de auto.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid, met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd, die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen (vier cryptotelefoons) aan het verkeer onttrokken dienen te worden, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 33, 33a, 36b, 36c, 47, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.

Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Verbeurdverklaringvan de in beslag genomen goederen, te weten:
1. Personenauto Mercedes [kenteken 1] (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486445, kleur: wit, merk: Mercedes);
39. Onroerende registergoederen (omschrijving: [adres 3] , sectie E, perceel 3647);
50. Personenauto Audi [kenteken 3] (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486450,
AUDI SQ5, [verdachte] als bewaarder aangesteld, Audi)
Onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen goederen, te weten:
55. Telefoonautomaat BQ Aquarius (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486045
BQ Aquaris X, ibn ES010.02.01.009 tel BQ gebroken glas);
54. Telefoonautomaat BQ Aquarius (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486044
BQ Aquarius X, ibn ES010.02.01.008 telefoon BQ Aquaris X);
53. Telefoonautomaat BQ Android (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486043
BQ Android, ibn ES010.02.01.007 telefoon Android, Android);
52. Telefoonautomaat Qtek (omschrijving: PL2600-LEREB18001_486036
QTEK GSM, ibn ES010.01.01.001 GSM Qtek zwart bp 486036, kleur: zwart, merk: Qtek).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. M. Kleijn Hesselink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 08 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche (onderzoek 26Bothell), bestaande uit:
2.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 155-171].
3.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 3] verbalisant [naam 11] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-987 t/m 1949.
4.Proces-verbaal van bevindingen uitnodiging [naam 18] voor getuigenverhoor verbalisant [naam 17] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-1950 t/m 1951.
5.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen [verdachte] verbalisant [naam 19] d.d. 25 september 2020, p. ZD01-1165 t/m 1679.
6.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen vermoedelijke kasboeken verbalisant [naam 20] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-1122 t/m 1752.
7.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 2] verbalisant [naam 21] d.d. 5 oktober 2020, p. ZD01-1952 t/m 2401.
8.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 2] verbalisant [naam 21] d.d. 5 oktober 2020, p. ZD01-1952 t/m 2401 [p. 1960].
9.Proces-verbaal van bevindingen transactie inboedel € 50.000,00 verbalisanten [naam 11] en [naam 26] d.d. 8 oktober 2019, p. ZD01-2357 t/m 2371.
10.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 3] verbalisant [naam 11] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-987 t/m 1949 [p. 1384, 1385, 1387].
11.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 3] verbalisant [naam 11] d.d. 2 oktober 2020, p. ZD01-987 t/m 1949 p. 1837].
12.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 2] verbalisant [naam 21] d.d. 5 oktober 2020, p. ZD01-1952 t/m 2401 [p. 1957, 2356].
13.Proces-verbaal van bevindingen aankoop woning [adres 2] verbalisant [naam 21] d.d. 5 oktober 2020, p. ZD01-1952 t/m 2401 [p. 2137].
14.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 20] d.d. 16 augustus 2022, p. AANV1 ZD01-4063 t/m 4092 [p. 4063].
15.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 20] d.d. 16 augustus 2022, p. AANV1 ZD01-4063 t/m 4092 [p. 4064]
16.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 20] d.d. 16 augustus 2022, p. AANV1 ZD01-4063 t/m 4092 [p. 4065].
17.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] d.d. 12 januari 2021, p. AANV1 ZD01-3890 t/m 3910 [p. 3891].
18.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] d.d. 12 januari 2021, p. AANV1 ZD01-3890 t/m 3910 [p. 3892 (op 21 juni 2018 net geland)].
19.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 21] d.d. 12 januari 2021, p. AANV1 ZD01-3890 t/m 3910 [p. 3905].
20.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 20 januari 2022, p. AANV2 AD-564 t/m 568 [p. 565-567].
21.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2403].
22.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2404].
23.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2648].
24.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2649].
25.Proces-verbaal van rectificatie op proces-verbaal 80010596 verbalisant [naam 17] d.d. 30 april 2020, p. ZD01-3055.
26.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2650].
27.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950.
28.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] bij de r-c d.d. 13 december 2019, p.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 2 december 2019, p. ZD01-2659 t/m
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 november 2019, p. ZD01-2742 t/m 2758.
31.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2660].
32.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2662].
33.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2746].
34.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2746].
35.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2747].
36.Proces-verbaal van bevindingen provisiegeld [bedrijf 2] verbalisant [naam 17] d.d. 15 september 2020, p. ZD01-2402 t/m 2950 [p. 2748].
37.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] bij de r-c d.d. 8 juli 2021, p. AANV1 ZD01-3414 t/m 3457 [p. 3415].
38.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] bij de r-c d.d. 13 december 2019, p.
39.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983.
40.Proces-verbaal van bevindingen contant geld verbalisant [naam 22] d.d. 19 mei 2020, p. ZD01-201 t/m 258 [p. 202].
41.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 160].
42.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
43.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
44.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 161].
45.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 485 & 512].
46.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 514].
47.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 517.]
48.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 518].
49.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 541].
50.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 551-553].
51.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 692-693].
52.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 700-706].
53.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 721-722].
54.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 728-729].
55.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 730-731, 985].
56.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 765-766 & 800].
57.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 801-802].
58.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 807-808].
59.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 817 PDF3 t/m PDF 5].
60.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 885-886].
61.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 546-547].
62.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 889-890, 982-983].
63.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 898-899].
64.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 903-904].
65.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 909-910].
66.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 912-913].
67.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 924-925].
68.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 926-929].
69.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 941-942].
70.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 947-949 & 977-980].
71.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 170].
72.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 28 mei 2019, p. ZD01-1178 t/m 1181.
73.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 15 januari 2019, p. ZD01-984-986.
74.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 13 juni 2019, p. ZD01-1182 t/m 1191.
75.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 17] d.d. 11 januari 2019, p. ZD01-1176 t/m 1177;
76.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 202].
77.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 205-206].
78.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] bij de r-c d.d. 8 juli 2021, p. AANV1 ZD01-3414 t/m 3457 [p. 3415-3421].
79.Proces-verbaal van bevindingen facturen op naam van [bedrijf 32] verbalisant [naam 21] d.d. 17 februari 2020, ZD01-684-686.
80.Proces-verbaal van bevindingen info verstrekking open bronnen Spanje 26Bothell verbalisant [naam 27] d.d. 30 januari 2020, p. ZD01-1 t/m 43 [p. 27-28].
81.Proces-verbaal van bevindingen derdenonderzoek Belastingdienst inzake contante uitgaven [medeverdachte 2] en [verdachte] verbalisant [naam 28] d.d. 24 januari 2019, p. ZD01-544 t/m 683 [p. 548].
82.Proces-verbaal van bevindingen facturen op naam van [bedrijf 32] verbalisant [naam 21] d.d. 17 februari 2020, p. ZD01-684 t/m 686.
83.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 260].
84.Proces-verbaal bevindingen betalingen facturen [bedrijf 33] (180010763) verbalisant [naam 23] d.d. 3 september 2020, p. ZD01-259-264.
85.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp met [naam 3] ( [bedrijf 11] ) verbalisant [naam 23] d.d. 2 februari 2021, p. AANV1 ZD01-3293 t/m 3325.
86.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 28 mei 2019, p. ZD01-1178 t/m 1181.
87.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 28 mei 2019, p. ZD01-1178 t/m 1181.
88.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 166].
89.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 25 januari 2023.
90.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp met [naam 14] ( [bedrijf 13] ) verbalisant [naam 23] d.d. 2 februari 2021, p. AANV1 ZD01-3326 t/m 3335.
91.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam 23] d.d. 17 februari 2021, p. AANV1 ZD01-3911 t/m 3934.
92.Proces-verbaal van bevindingen kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 1] verbalisanten [naam 14] en [naam 16] d.d. 8 oktober 2020, p. ZD01-155 t/m 983 [p. 167].
93.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming verbalisant [naam 28] d.d. 6 november 2018, p. BD-95 t/m 108 [p. 96];