ECLI:NL:RBOBR:2023:5559

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
01/025876-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en geslaagd beroep op noodweerexces

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van het slachtoffer op 24 september 2022 te Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen met kracht op het gezicht heeft geslagen, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel, namelijk een perforatie van de oogbal. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 16 november 2023, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging was gebaseerd op een incident waarbij de verdachte reageerde op een aanval op een vriendin, die door het slachtoffer was geslagen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, zorgvuldig gewogen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een noodweersituatie, maar dat deze reeds was geëindigd op het moment dat de verdachte het slachtoffer sloeg. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de verdachte handelde uit een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de eerdere aanranding van zijn vriendin. Hierdoor was de verdachte niet strafbaar, en werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.025876.23
Datum uitspraak: 30 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 juli 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een of meermalen (met kracht) op/tegen diens gezicht te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbal ten gevolge heeft gehad

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten [slachtoffer] te hebben mishandeld, waarbij de mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat het feit wettig en overtuigend wordt bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde geweldshandelingen en het zwaar lichamelijk letsel.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 3 oktober 2022, bron A p. 9/10Ik doe aangifte van zware mishandeling, op 24 september 2022 in het centrum van Eindhoven. (…)In eerste instantie samen met twee klasgenoten stap gegaan, later zou ik mijn [vriendin slachtoffer] treffen. (…)Uiteindelijk trof ik haar op het Stratumseind nadat ze mij de locatie " [adres club] " had gestuurd. (…)Ik kwam aanlopen en zag haar op een bankje zitten met iemand. Ik zag wel dat het een man was, ik schonk daar verder geen aandacht aan. (…)Ik kwam bij [vriendin slachtoffer] aan, ik zei iets tegen haar in de trant van "waar ben je toch allemaal mee bezig". (…)Ik raakte daarbij met mijn hand haar gezicht aan. (…)Direct nadat ik was gaan lopen hoorde ik geschreeuw, ik keek om en zag iemand vlak voor mij staan. Verder weet ik niet wat er gebeurd is. (…)Van [vriendin slachtoffer] begreep ik later dat het [verdachte] was die mij geslagen heeft.aanvraagformulier medische informatie d.d. 28 oktober 2022, p. 12Met betrekking tot [slachtoffer] naar aanleiding van zware mishandeling. (…) Perforatie van de oogbol tgv trauma met netvlies, loslating als gevolg.
proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 18 oktober 2022, bron A p. 16 (uitlezen/kijken camerabeelden)Ik zag dat het filmpje 27 minuten lang duurde. (…)Ik zag in beeld de [Clubnaam] , gelegen aan het [adres club] in Eindhoven. (…)00:03: Ik dat zag hij dat een man aan kwam lopen vanaf de [Clubnaam] . (…)Ik zag dat hij richting het kunstwerk liep. Deze man bleek later in het filmpje het slachtoffer te zijn (…)00:15: Ik zag dat hij op opeens met zijn rechterhand hard uithaalde naar iemand die daar met bij het kunstwerk het bankje zat (…)Ik zag dat er iemand daar op het bankje zat met lang haar. Uit het onderzoek bleek dit de vriendin van het slachtoffer te zijn. (…)00:18: Ik zag dat er een man in beeld verscheen die kwam vanuit het bankje. Ik zag dat hij naar het slachtoffer liep en de hem vervolgens een klap gaf met zijn rechterhand, ik noem hem in het vervolg dader. (…)Ik zag dat dat het slachtoffer op de grond viel door deze klap. (…)Ik zag dat de vriendin van het slachtoffer opstond en richting het zijn slachtoffer liep (…)Ik zag dat de dader het slachtoffer nog twee harde klappen met zijn rechterhand gaf, terwijl deze op de grond lag, ik zag dat het slachtoffer levenloos op de grond bleef liggen. (…)
proces-verbaal van verhoor getuige [vriendin slachtoffer] d.d. 24 september 2022, bron A p. 20Op zaterdag 24 september 2022, omstreeks 03:15 uur, bevond ik mij op Stratumseind in Eindhoven. Ik zat samen met een jongen die ik van vroeger ken op een bankje, tegenover [Clubnaam] . (…)De jongen waarmee ik zat heet [verdachte] ,. Ik ken [verdachte] van vroeger uit de wijk Gestel. (…)Vervolgens zie ik dat mijn vriend, genaamd [slachtoffer] , komt aangelopen. Ik zie en voel een klap in mijn gezicht van [slachtoffer] . Ik weet niet waarom hij dit deed. (…)[verdachte] zag dit en sloeg hierop [slachtoffer] op zijn gezicht. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] twee keer sloeg op zijn oog. (…)Ik weet niet meer precies met welke hand [verdachte] [slachtoffer] sloeg, ik dacht net zijn rechterhand. Het ging allemaal heel snel. (…)Ik zag later dat [slachtoffer] flink letsel aan zijn oog had.
proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2022, bron A p. 27 t/m 31A: Ik kom op 24 september 2022 bij [Clubnaam] . Daarvoor kom ik een meisje tegen wie ik uit mijn jongere jaren ken. Wij raken aan de praat (…)Omdat ik last van kruisbanden heb zijn wij even gaan zitten. (…)Er kwam een jong aanlopen. Hij viel ons gelijk aan. Hij sloeg meteen dat meisje met een vuist in haar gezicht. (…)Vervolgens voelde ik mij heel erg aangevallen en heb ik uit reactie opgestaan. (…)En heb ik hem een paar tikken verkocht.(…)Voor zover ik mij kan herinneren is dat ik hem twee klappen heb gegeven waarop ik hem voor mijn gevoel nog een beetje op de grond heb gelegd. (…)
Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 16 november 2023 bij het bekijken van de beelden, bron B:De rechtbank neemt waar dat een jongen (de rechtbank begrijpt dat dit het slachtoffer is) niet rechtstreeks maar wel richting een bankje gelegen voor [Clubnaam] loopt. Het slachtoffer loopt langs het bankje en slaat bij het voorbij lopen een persoon die op het bankje zit (de rechtbank begrijpt dat het de vriendin van het slachtoffer is) met volle kracht in haar gezicht, waarbij ze als het ware naar rechts valt, waar een persoon (die wegens een pilaar niet zichtbaar is) zit (de rechtbank begrijpt dat dit verdachte is). Verdachte staat meteen op en slaat het slachtoffer met volle kracht in zijn gezicht, waarbij het slachtoffer is komen te vallen. Waarop verdachte meteen nogmaals twee klappen aan het slachtoffer geeft. De rechtbank neemt hierbij waar dat vanaf het moment dat het slachtoffer zijn vriendin een klap geeft en hij zelf de laatste klap krijgt er sprake is van een periode van hooguit 4 seconden.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2023, bron B:Ik ben de persoon op de beelden die driemaal heeft geslagen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Op 24 september 2022 te Eindhoven [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen (met kracht) op diens gezicht te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbal ten gevolge heeft gehad
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en noodweerexces, zodat hij dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe, overeenkomstig zijn pleitnota, aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces), als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van het meisje met wie hij in gesprek was en dat verdachte zich tegen die wederrechtelijke aanranding mocht verdedigen. Verdachte heeft immers, nadat het meisje met wie hij zat te praten uit het niets met volle kracht in haar gezicht werd geslagen, zich meteen beschermend gedragen door de jongen die het meisje sloeg te slaan. Verdachte heeft zich daarbij niet kunnen onttrekken aan de situatie omdat hij samen met het meisje op het bankje zat, terwijl de meisje vanaf de voorzijde werd geslagen. Omdat verdachte nadat hij in een split-second driemaal had geslagen en de persoon hierdoor op de grond is komen te liggen meteen daarop zijn geweld heeft gestaakt, kan niet worden gezegd dat verdachte buitenproportioneel zou hebben gehandeld.
De raadsman merkt voorts op dat mocht de rechtbank tweede en derde klap niet geboden achten dat hier dan sprake is van noodweerexces door de bij verdachte ontstane gemoedstoestand die door de voorafgaande wederrechtelijke aanranding werd veroorzaakt, waarna verdachte tot het geven van de tweede en derde klap is gekomen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer kan doen, omdat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke aanranding van het lijf van verdachte of een ander. Omdat het slachtoffer na het slaan meteen wilde weglopen was er geen sprake van een situatie waarin verdachte zich mocht verdedigingen. Nu van een noodzaak tot verdedigen geen sprake was, kan een beroep op noodweer of noodweerexces niet slagen.
Het oordeel van de rechtbank.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een meisje ( [vriendin slachtoffer] ) zat te praten op een bankje toen het latere slachtoffer richting het bankje kwam. Het slachtoffer leek voorbij verdachte en het meisje te lopen, maar sloeg het meisje bij het passeren ineens met kracht in het gezicht. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat de verdachte zich op dat moment in een situatie bevond waarin hij het meisje mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het meisje door het slachtoffer. Er was op dat moment met andere woorden sprake van een noodweersituatie. De rechtbank is evenwel van oordeel dat strikt genomen deze noodweersituatie al weer geëindigd was op het moment dat verdachte het slachtoffer sloeg Op de beelden is immers te zien dat het slachtoffer, nadat hij het meisje heeft geslagen, zich met zijn rug naar verdachte en het meisje keert en aanstalten maakt om te lopen. Dit wijst erop dat het slachtoffer niet voornemens was opnieuw de confrontatie op te zoeken. Doordat het slachtoffer zich met zijn rug naar verdachte en het meisje keerde ontstond daarnaast voor hen de mogelijkheid om weg te gaan. Het slaan, waar verdachte voor heeft gekozen, was daarom in dit concrete geval niet het juiste gebodene.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of, nu de noodweersituatie reeds geëindigd was en de noodzaak tot verdediging niet langer bestond, zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij in shock was, geschrokken door de plotselinge slag in het gezicht van het meisje naast hem en dat hij uit schok gereageerd heeft. Dit past naar het oordeel van de rechtbank bij hetgeen is waar te nemen op de beelden, namelijk dat verdachte onmiddellijk na de door het slachtoffer uitgedeelde slag opspringt en binnen een zeer kort tijdsbestek van vier seconden driemaal tegen het hoofd van het slachtoffer slaat.
De rechtbank acht aannemelijk geworden dat de onverhoedse aanval door het slachtoffer, bij verdachte, die nietsvermoedend op een bankje zat te praten met het meisje, een hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt die ertoe heeft geleid dat hij op dat moment de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, in die zin dat hij, hoewel de wederrechtelijke aanranding en derhalve de noodweersituatie niet meer aan de orde was, driemaal heeft teruggeslagen. Het is zeer betreurenswaardig dat het slachtoffer daarbij onomkeerbaar oogletsel heeft opgelopen, maar het doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het feit dat het beroep van verdachte op noodweerexces slaagt. Dit heeft tot gevolg dat verdachte niet strafbaar is.
De rechtbank zal verdachte dan ook op die grond ontslaan van alle rechtsvervolging.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 62.624,36.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte niet schuldig is verklaard ter zake het ten laste gelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
41, 302 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld,
verklaart de
verdachte niet strafbaaren
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. S.A.A.P. van Hees, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 30 november 2023.

Voetnoten

1.Bronnen: