ECLI:NL:RBOBR:2023:5558

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10666017
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst door ontbindende voorwaarde van verblijfsvergunning en rechtsgeldigheid van ontslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en International Cleaning Service Nederland B.V. (ICS) over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker], die sinds 2021 als schoonmaakster bij ICS werkte, was arbeidsongeschikt en had een aanvraag tot verlenging van haar verblijfsvergunning ingediend. ICS ontbond de arbeidsovereenkomst per 22 juni 2023, omdat [verzoeker] op dat moment niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was, maar dat ICS in dit geval in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelde door de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechtbank wees erop dat [verzoeker] rechtmatig in Nederland verbleef en dat ICS op de hoogte was van de voortgang van de verlengingsprocedure. De rechtbank verklaarde dat het dienstverband van [verzoeker] per 21 juni 2023 niet was geëindigd en veroordeelde ICS tot doorbetaling van het salaris en het hervatten van de werkzaamheden zodra [verzoeker] weer arbeidsgeschikt is. Tevens werd ICS veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingslocatie Eindhoven
Zaaknummer : 10666017
Rekestnummer : EJ VERZ 23-432
Uitspraakdatum: 27 november 2023
beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. C.M.J. Moerkens,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
International Cleaning Service Nederland B.V.,
(statutair) gevestigd te Eindhoven,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J. van Hoeckel.
Partijen worden hierna “ [verzoeker] ” en “ICS” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties (genummerd 1 tot en met 14) van [verzoeker] ;
- het verweerschrift met producties (genummerd 1 tot en met 8) van ICS;
- een aanvullende productie (15) van [verzoeker] ;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 25 oktober 2023 met de daaraan gehechte spreekaantekeningen van mrs. Moerkens en Van Hoeckel.
1.2.
De datum voor de beschikking is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1962, is op [datum] 2021 bij ICS in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en vervulde laatstelijk de functie van schoonmaakster voor 18 uur per week tegen een salaris van € 998,64 bruto per vier weken exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Daarvóór was [verzoeker] ook al werkzaam geweest bij/voor ICS, namelijk in de periode van 11 maart 2019 tot 11 november 2019 en in de periode van 12 november 2019 tot 13 maart 2021.
2.2.
In de laatste arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 15
De arbeidsovereenkomst wordt nadrukkelijk aangegaan onder de voorwaarde dat Werknemer steeds over een geldige verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning beschikt. Indien Werknemer op enig moment niet meer over een van deze vergunningen beschikt, dan eindigt deze arbeidsovereenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang, zonder dat daarvoor enige daad van opzegging noodzakelijk is en zonder dat Werkgever enige vergoeding - uit welke hoofde dan ook - jegens Werknemer verschuldigd is.
(…)”
2.3.
Bij haar indiensttreding bij ICS beschikte [verzoeker] over een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar partner in Nederland, met de arbeidsmarktaantekening “Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.” De vergunning was toegekend voor de periode van 21 juni 2018 tot 21 juni 2023.
2.4.
[verzoeker] is sinds 1 juni 2022 (geheel) arbeidsongeschikt wegens ziekte.
2.5.
Op 29 maart 2023 heeft [verzoeker] bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning ingediend.
2.6.
Bij e-mail van 27 mei 2023 heeft de leidinggevende van [verzoeker] , de heer [A] (hierna: [A] ), haar als volgt bericht:
“(…)
Ik krijg van ons hoofdkantoor te horen dat uw verblijfstitel binnenkort verloopt.
Kunt u zorgen dat wij zo snel mogelijk een kopie van het nieuwe document ontvangen.
(…)”
2.7.
Op 20 en 21 juni 2023 hebben [A] en de partner van [verzoeker] , de heer [B] (hierna: [B] ), onder meer als volgt met elkaar gecorrespondeerd via WhatsApp:
[ [A] ]:
“Goedemiddag. Hoofdkantoor geeft aan dat toch echt officiële papieren moeten zijn. Tot die tijd mogen ze niet uitbetalen. Dus graag nog even zoeken/bellen. (…)”
(…)
[ [B] ]:
“Ik heb gisteren tegen sluitingstijd bevestigd gekregen dat er op de 26e besluit genomen word. Criteria waar naar gekeken wordt is of mijn partner in aanraking is geweest met justitie of andere delicten gepleegd heeft. Gezien wij gelukkig geen wilde haren hebben en nooit in aanraking komen met justitie hebben wij vertrouwen in dat zij binnenkort een Nederlands paspoort mag aanvragen.”
[ [B] ]: “
Wel kan ik een duidelijke foto van haar recent verkregen Venezolaanse paspoort versturen. Doen of niet?”
[ [B] ]:
“Laat mij weten als je foto en paspoort nummer wil.”
[ [A] ]:
“Stuur dat in elk geval door graag.”
[ [B] ]:
“Ok. Komt er aan nu.”
(…)
[ [A] ]:
“Ik heb de bevestiging nodig van de IND dat ze OF een verlenging verblijfsvergunning krijgt OF een NL paspoort.”
[ [B] ]:
“Daar wilde zij niet op vooruitlopen.”
(…)
[ [A] ]:
“Moeten even afwachten dus…(…)”
[ [B] ]:
“Daar moeten wij maar genoegen mee nemen.”
[ [B] ]:
“Wij hebben ruim voor tijd zoals aangaf ingediend.”
[ [A] ]:
“Goedemiddag, ik moet u en uw vrouw er wel op wijzen dat het niet tijdig aanleveren van geldige papieren om te kunnen werken, conform de ondertekende arbeidsovereenkomst, vanuit ICS de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
Het is dus zaak om tijdige de verblijfstitel of de toezegging van de IND dat hij verlengt wordt bij ons aan te leveren.”
[ [B] ]:
“Ik ga hun de ernst van de zaak weer duidelijk uitleggen en een copy van uw schrijven laten lezen. Ik hoop hiermee te voorkomen dat mijn partner slachtoffer word van burocratie.”
2.8.
Bij brief van 21 juni 2023 heeft ICS [verzoeker] , voor zover relevant, als volgt bericht:
“(…)
Uw verblijfsvergunning loopt af op 21 juni 2023.
Verplichting geldige identiteitsbewijs
Op grond van de wet zijn wij - als werkgever in de schoonmaakbranche - verplicht om van iedere werknemer een kopie van een geldig verblijfsdocument/identiteitsbewijs in onze administratie te hebben.
Noodzaak
Het is dan ook om die reden, dat wij u vriendelijk doch dringend verzoeken om een kopie van uw (nieuwe) verblijfsvergunning aan te leveren bij uw leidinggevende de heer [A] . (…)
Wij hebben u meermaals gewezen op deze verplichting, echter heeft u tot op heden geen gehoor aan gegeven. U heefttot morgen, 22 juni 2023, 12.00u,de tijd om een geldige verblijfsvergunning aan te leveren bij één van bovengenoemde contactpersonen, anders zijn wij genoodzaakt uw arbeidsovereenkomst te ontbinden.
(…)”
2.9.
In aansluiting daarop heeft ICS bij brief van 22 juni 2023 onder meer het volgende aan [verzoeker] kenbaar gemaakt:
“(…)
Uw verblijfsvergunning is op 21 juni 2023 afgelopen, en u heeft tot op heden nog geen geldig document aan kunnen leveren, waaruit blijkt dat deze verlengd wordt. Wij hebben u hier de afgelopen maanden meermaals mondeling en schriftelijk op gewezen, echter heeft dit niet geleid tot enige actie van uw zijde.
Dit leidt ertoe dat wij u, conform de Nederlandse wetgeving, na bovengenoemde datum niet meer tewerk kunnen stellen.
Contractuele mededeling
Middels dit schrijven berichten wij u dan ook dat wij uw arbeidsovereenkomst noodgedwongen moeten beëindigen. Uw laatste werkdag bij ICS was 21 juni 2023.
Wij verwijzen hierbij naar artikel 15 uit de door ons beide getekende arbeidsovereenkomst.
(…)”
2.10.
Bij beschikking van 29 juni 2023 heeft de IND de aanvraag van [verzoeker] d.d. 29 maart 2023 ingewilligd en de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning verlengd van 21 juni 2018 tot 21 juni 2028.
2.11.
Na ontvangst van de brief van ICS van 22 juni 2023 (zie randnummer 2.9) heeft [verzoeker] zich gewend tot haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft ICS bij e-mail van 6 juli 2023 onder meer als volgt bericht:
“(…) Mw. [verzoeker] deelde mij mede dat zij op 22 juni jl. met uw brief van die datum was geïnformeerd dat zij niet meer tewerkgesteld kon worden.
Mw. [verzoeker] is bij uw bedrijf voor onbepaalde tijd in dienst. Er heeft zich naar haar mening geen reden voorgedaan om haar contract te ontbinden. De IND heeft dit bevestigd. Op 1 juli jl. ontving zij schriftelijk een bevestiging van verlenging van de verblijfsvergunning van 21 juni 2023 tot 21 juni 2028. Door drukte bij de IND zijn zij niet snel genoeg in de gelegenheid om haar een verlenging van de verblijfsvergunning te geven. Mw. [verzoeker] is door deze gang van zaken verrast.
Hierbij wordt aangekondigd dat bij de rechter een beroep op de vernietigbaarheid van het ontslag zal worden gedaan, waardoor het gegeven ontslag nietig is en de dienstbetrekking normaal doorloopt, waarvoor Mw. [verzoeker] zich beschikbaar stelt om de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren.
Hiermee handelt u als werkgever in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. (…)
Mw. [verzoeker] blijft dan ook bereid en beschikbaar om bij uw bedrijf de eigen werkzaamheden te verrichten – voor zover zij arbeidsgeschikt is. Als uw bedrijf daar echter geen gebruik van wenst te maken, bent u echter wel gehouden om het volledige loon/ziekengeld aan haar door te betalen. Op uw eerste oproep zal cliënte bij arbeidsgeschiktheid wederom aan het werk gaan. Ik sommeer u cliënte bij arbeidsgeschiktheid voor 5 juli 2023 in de gelegenheid te stellen de overeengekomen arbeid te laten verrichten.
Namens Mw. [verzoeker] verzoek ik - en voor zover vereist - sommeer ik u voor 5 juli 2023 schriftelijk te bevestigen dat u het ontslag intrekt en haar in staat zult stellen om de overeengekomen werkzaamheden bij arbeidsgeschiktheid te verrichten en dat u haar het volledige salaris/ziekengeld zult blijven voldoen en ook daadwerkelijk te voldoen voor de vierde dag van de daarop volgende maand of op de gebruikelijke datum, en ook de loonstroken ter beschikking te stellen op straffe van een dwangsom. (…)
Eveneens sommeer ik ICS tot voldoening van het juiste toekomstige salaris/ziekengeld voor de vierde dag van de daaropvolgende maand, althans op de gebruikelijke datum.
(…)”
2.12.
ICS heeft zich vervolgens ook tot haar gemachtigde gewend. Bij e-mail van 10 juli 2023 heeft deze gemachtigde, voor zover relevant, als volgt gereageerd op voormelde e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] :
“(…)
Cliënte ziet (…) geen (…) redenen aanwezig om het ontslag in te trekken. In de arbeidsovereenkomst – zoals gesloten met uw cliënte – is duidelijk de ontbindende voorwaarde(.) opgenomen, dat een ontslag per direct volgt als er geen geldige verblijfsvergunning meer is. Cliënte heeft mevrouw [verzoeker] ook herhaaldelijk gewezen op het feit dat de verblijfsvergunning zou verlopen, ware het niet dat het mevrouw [verzoeker] was die uiterlijk (te laat) een aanvraag deed voor een verlenging van haar verblijfsvergunning. Niet alleen heeft cliënte haar dringend verzocht een en ander op te pakken, de website van de IND geeft ook helder aan dat een aanvraag minimaal 3 maanden voor afloop van de verblijfsvergunning moet worden gedaan. Het feit dat mevrouw [verzoeker] niet de verantwoordelijkheid heeft genomen om tijdig voor een verlenging van haar verblijfsvergunning te verzoeken en daardoor haar dienstverband is verloren, is een omstandigheid die niet teruggedraaid kan worden met een beroep op het goed werkgeverschap. Zeker ook niet nu de arbeidsovereenkomst heldere afspraken hierover kent en cliënte mevrouw [verzoeker] heeft gewaarschuwd en tot handelen heeft gemaand.
(…)”
2.13.
Partijen zijn er vervolgens niet in geslaagd om een minnelijke regeling te treffen, waarna [verzoeker] deze procedure heeft gestart.

3.De verzoeken van [verzoeker] en het verweer van ICS

3.1.
[verzoeker] heeft - na wijziging en vermindering - de volgende verzoeken ingediend:
primair
1. te verklaren voor recht dat het dienstverband met ICS per 21 juni 2023 niet ten einde is gekomen;
2. te gelasten dat [verzoeker] te werk wordt gesteld in haar functie van schoonmaakster met alle daarbij behorende taken, een en ander binnen uiterlijk twee dagen, en op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat ICS na betekening van de beschikking in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
3. ICS te veroordelen om binnen twee dagen na de datum van de beschikking over te gaan tot betaling van een bedrag van € 998,64 bruto per vier weken (exclusief vakantietoeslag) aan loon, alsmede al het overige dat ICS uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn vanaf 22 juni 2023, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, zolang de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en daarvoor loonstroken ter beschikking te stellen, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat zij nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 2.500,00;
4. ICS te veroordelen om binnen twee dagen na de datum van de beschikking over te gaan tot betaling van de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW van 50% over de onder 3 genoemde posten;
subsidiair
5. te verklaren voor recht dat het ontslag van 22 juni 2023 niet rechtsgeldig is gegeven, zodat dit ontslag in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 BW;
6. ICS te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ten bedrage van € 1.803,43 bruto onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
7. ICS te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ten bedrage van € 8.451,00 onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
8. ICS te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.080,64 aan loon (inclusief vakantietoeslag) tot 13 augustus 2023, over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, een en ander conform artikel 7:672 lid 11 BW en onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
primair en subsidiair
9. ICS te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW;
10. ICS te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW over alle voornoemde bedragen tot aan de dag van volledige betaling, met inachtneming van artikel 18c Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
11. ICS te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
12. ICS te veroordelen tot betaling van het salaris en de kosten van de gemachtigde;
13. ICS te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen;
14. de beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
ICS voert verweer en verzoekt afwijzing van alle verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van laatstgenoemde in de kosten van de procedure.
3.3.
Wat [verzoeker] aan haar verzoeken ten grondslag heeft gelegd en wat ICS daartegen als verweer heeft aangevoerd, komt hierna bij de beoordeling aan de orde.

4.Het tegenverzoek

4.1.
Aan haar verweer heeft ICS het volgende tegenverzoek verbonden. Zij verzoekt dat bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat het ontslag van 22 juni 2023 rechtsgeldig is gegeven, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
4.2.
[verzoeker] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat het verzoek van ICS moet worden afgewezen.
4.3.
Wat ICS aan haar tegenverzoek ten grondslag heeft gelegd en wat [verzoeker] daartegen als verweer heeft aangevoerd, komt hierna bij de beoordeling aan de orde.

5.De beoordeling

Het geschil
5.1.
Tussen partijen is in geschil of de laatste tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst per 21 juni 2023 van rechtswege is geëindigd.
5.2.
Niet in geschil is, dat in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde is opgenomen, inhoudende dat de werknemer steeds over een - in dit geval - geldige verblijfsvergunning beschikt, bij gebreke waarvan de arbeidsovereenkomst per direct en zonder dat voorafgaande opzegging is vereist, eindigt (zie randnummer 2.2). Verder zijn partijen het erover eens dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van [verzoeker] op 21 juni 2023 was verstreken en dat zij op dat moment nog niet beschikte over een beslissing van de IND op haar aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning. Deze beslissing ontving zij op 29 juni 2023 (zie randnummer 2.10).
5.3.
ICS heeft zich in haar brief van 22 juni 2023 (overweging 2.9) - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst per 21 juni 2023 van rechtswege is geëindigd als gevolg van het in vervulling gaan van de in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde. Dit is door [verzoeker] weersproken. In deze zaak moet daarom de vraag worden beantwoord of de ontbindende voorwaarde in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is c.q. of ICS zich rechtsgeldig op deze ontbindende voorwaarde kan beroepen.
Het standpunt van [verzoeker]
5.4.
[verzoeker] voert aan dat ICS op de stoel van de IND is gaan zitten door te stellen dat [verzoeker] niet (meer) voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning. Volgens [verzoeker] is het aan de IND om te beoordelen of zij (met terugwerkende kracht) haar verblijfsstatus verliest en of zij beschikt over een “geldige verblijfsvergunning en/of tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid”. Voor zover al zou moeten worden geoordeeld dat de ontbindende voorwaarde verenigbaar is met het wettelijk stelsel, heeft het beroep van ICS daarop er volgens [verzoeker] niet toe geleid dat de arbeidsovereenkomst per 21 juni 2023 is geëindigd. Zij heeft binnen de gestelde termijn de aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning ingediend en verbleef - hangende de procedure bij en in afwachting van de beslissing van de IND - rechtsgeldig in Nederland. ICS had de werksituatie eenvoudigweg kunnen “bevriezen” in afwachting van de beslissing van de IND, die op korte termijn zou volgen. Zij ( [verzoeker] ) heeft haar uiterste best gedaan om tijdig voor verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning zorg te dragen, maar gebleken is dat de bij de IND bestaande werkdruk haar in de weg zat. Het door ICS gedane beroep op de ontbindende voorwaarde is dan ook onredelijk. Dit geldt temeer, omdat [verzoeker] ziek is, zij slechts gedurende een zeer korte periode (van 21 tot 29 juni 2023) niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en de verblijfsvergunning door de IND met terugwerkende kracht is toegekend, zodat van een periode zonder geldige verblijfsvergunning feitelijk geen sprake is geweest, aldus [verzoeker] .
Het standpunt van ICS
5.5.
Volgens ICS is wel degelijk sprake van een geldige ontbindende voorwaarde: er was sprake van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, die niet strijdig is met het gesloten ontslagstelsel en evenmin afhankelijk van het subjectieve oordeel van de werkgever. ICS wordt regelmatig gecontroleerd door de Arbeidsinspectie. Zij voert daarom een streng beleid ten aanzien van buitenlandse werknemers en zij weigert op welke manier dan ook (onnodig) risico te lopen. Dit strenge beleid is ook bij haar werknemers bekend. Meer concreet zijn de werknemers ermee bekend dat het niet (tijdig) aanleveren van alle benodigde werk- en verblijfsdocumenten nadelige consequenties heeft voor het voortbestaan van de dienstbetrekking. Niet valt in te zien waarom dit beleid ontoelaatbaar zou zijn, zeker omdat het een direct uitvloeisel is van onder meer artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen. Daarin is onder meer bepaald dat het een werkgever is verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder dat hij/zij in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
Als gevolg van het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning mocht [verzoeker] - als illegale arbeider- vanaf 21 juni 2023 niet meer voor ICS werkzaam zijn. [verzoeker] kon ook geen brief van de IND overleggen waaruit bleek dat zij - hangende de procedure bij de IND - onverminderd in dienst van en werkzaam voor ICS mocht blijven, en evenmin een zogeheten W-formulier van de IND. Dit maakt dat de arbeidsovereenkomst per 21 juni 2023 inhoudsloos is geworden en dat ICS op juiste gronden de ontbindende voorwaarde uit de arbeidsovereenkomst heeft toegepast. Daarmee is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde gekomen, zonder dat ICS daarbij een opzegtermijn in acht hoefde te nemen en een transitievergoeding en/of billijke vergoeding hoefde te betalen. De verzoeken van [verzoeker] moeten dan ook worden afgewezen, aldus ICS.
Het oordeel van de kantonrechter
Rechtsgeldigheid van de ontbindende voorwaarde
5.6.
De voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende bescherming van de werknemer, die onder meer tot uiting komt in het wettelijk stelsel van het ontslagrecht, brengt mee dat de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering kan worden aanvaard. Door de Hoge Raad is bepaald dat het opnemen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst onder bepaalde omstandigheden mogelijk is, indien is voldaan aan drie elementen. Het opnemen van een ontbindende voorwaarde mag i) geen strijdigheid opleveren met het stelsel van het ontslagrecht, ii) de vervulling van de ontbindende voorwaarde dient objectief te worden bepaald en iii) na de vervulling moet geen invulling meer kunnen worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst.
5.7.
In de eerste plaats is niet (onderbouwd) gesteld en evenmin gebleken dat in dit geval het opnemen van de betreffende ontbindende voorwaarde op zichzelf genomen in strijd is met het ontslagstelsel. De ontbindende voorwaarde is niet in strijd met enige wettelijke bepaling dan wel een opzegverbod. Door ICS is verder onweersproken aangevoerd en onderbouwd dat een buitenlandse werknemer op grond van de wet dient te beschikken over een geldige verblijfsvergunning om werkzaamheden voor haar (dan wel een andere Nederlandse werkgever) te mogen verrichten. Zij wijst in dit verband op het bepaalde in artikel 2 lid 1 van de Wet arbeid vreemdelingen. Ter toelichting daarop heeft ICS gesteld, dat zij een groot schoonmaakbedrijf exploiteert met ruim 2.400 werknemers, waarvan circa 10% over een tewerkstellingsvergunning of verblijfsvergunning beschikt, waardoor zij als bedrijf onder een vergrootglas ligt bij de Arbeidsinspectie. In het licht daarvan is en was het eisen van een geldige verblijfsvergunning in dit geval dan ook geoorloofd en gerechtvaardigd.
5.8.
In de tweede plaats kan niet gesteld worden dat het vervullen van de ontbindende voorwaarde niet objectief bepaald kan worden en afhankelijk is gesteld van de subjectieve waardering van één partij. Het al dan niet afgeven van een verblijfsvergunning gebeurt door de IND en het verkrijgen van een verblijfsvergunning is niet afhankelijk van de wil van partijen. [verzoeker] heeft - door ondertekening van de arbeidsovereenkomst - ingestemd met de ontbindende voorwaarde, zodat deze voorwaarde wordt geacht tussen partijen te zijn overeengekomen.
5.9.
Omdat voor het verrichten van werkzaamheden voor/bij ICS een verblijfsvergunning wettelijk verplicht is, kan geen invulling worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst indien de werknemer ( [verzoeker] ) niet over zodanige vergunning beschikt. Zonder verblijfsvergunning is het niet mogelijk om werkzaamheden te verrichten voor/bij ICS. Aan het hiervoor genoemde derde element is daarom ook voldaan.
Het beroep van ICS op de ontbindende voorwaarde
5.10.
Het bovenstaande leidt tot de (tussen)conclusie dat de ontbindende voorwaarde (rechts)geldig is. Dit neemt echter niet weg dat een op zichzelf (rechts)geldige ontbindende voorwaarde toepassing kan missen, indien de toepassing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW) en/of in strijd zou zijn met het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Daarvan is in dit geval sprake, waartoe als volgt wordt overwogen.
5.11.
Als niet, althans onvoldoende, weersproken staat vast dat ICS op de hoogte was van het feit dat [verzoeker] op 29 maart 2023 de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning had ingediend bij de IND, dat de partner van [verzoeker] ( [B] ) ICS op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de procedure en dat [verzoeker] - hangende deze procedure - rechtmatig verblijf had in Nederland. [B] en de leidinggevende van [verzoeker] ( [A] ) hebben op 20 en 21 juni 2023 via WhatsApp nog met elkaar gecorrespondeerd, waarbij door [B] onder meer kenbaar is gemaakt dat de IND op 26 juni 2023 een beslissing zou nemen op de aanvraag van [verzoeker] en dat - kort gezegd - in dat kader geen problemen verwacht werden. Uiteindelijk volgde de beslissing van de IND op 29 juni 2023, waarbij de geldigheidsduur met terugwerkende kracht is verlengd van 21 juni 2018 tot 21 juni 2028 (zie randnummer 2.10).
5.12.
Gelet op de (financiële) belangen van [verzoeker] , het feit dat zij rechtmatig in Nederland verbleef hangende de procedure bij de IND, het feit dat zij op dat moment arbeidsongeschikt was (en nog steeds is) en ICS ervan op de hoogte was dat de beslissing van de IND op (zeer) korte termijn zou volgen, had van ICS verwacht mogen worden deze beslissing af te wachten. In dit verband is nog van belang dat ICS - onder verwijzing naar artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen - weliswaar aanvoert dat het haar verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder dat hij/zij in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor het verrichten van werkzaamheden, maar vaststaat dat [verzoeker] vanwege haar arbeidsongeschiktheid wegens ziekte niet binnen afzienbare termijn arbeid kon en kan verrichten voor ICS. Dat het ICS was verboden om [verzoeker] - hangende de procedure bij de IND - in dienst te hebben, zonder dat zij feitelijk arbeid voor haar verrichtte, is door ICS niet gesteld en evenmin gebleken.
5.13.
In aansluiting op het voorgaande wordt nog opgemerkt dat ter zitting namens ICS kenbaar is gemaakt dat zij ervan op de hoogte is dat de mogelijkheid bestaat om bij de IND te verzoeken om een zogeheten W-formulier, waarmee een werknemer hangende de procedure bij de IND werkzaam mag blijven bij/voor de werkgever. Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] zelf verantwoordelijk was voor het tijdig aanvragen van de verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning. Nu de IND zelf bepaalt of de aanvraag van [verzoeker] wordt ingewilligd, kon ICS - als werkgever - daarop geen invloed uitoefenen. Eventuele vertragingen in het aanvragen en verkrijgen van de verlenging, komen in beginsel dan ook voor rekening en risico van [verzoeker] .
Dit neemt echter niet weg dat ICS uit hoofde van goed werkgeverschap gehouden kan zijn de werknemer ( [verzoeker] ) in kennis te stellen van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een dergelijk W-formulier. ICS is een grote, professionele werkgever, met veel buitenlandse werknemers. Naar eigen zeggen exploiteert zij een groot schoonmaakbedrijf met ruim 2.400 werknemers, waarvan circa 10% over een tewerkstellingsvergunning of verblijfsvergunning beschikt. ICS heeft [verzoeker] steeds verzocht om toezending van een bevestiging van de IND dat haar verblijfsvergunning wordt verlengd dan wel de bevestiging dat zij een Nederlands paspoort krijgt. Zij heeft [verzoeker] echter niet gewezen op de mogelijkheid tot het verkrijgen van het genoemde W-formulier. Dit terwijl zij bekend was met het bestaan van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een dergelijk formulier (indien al aan de orde, aangezien [verzoeker] vanwege haar arbeidsongeschiktheid wegens ziekte feitelijk niet tewerkgesteld kon worden) en met de nadelige gevolgen die [verzoeker] kon ondervinden van onbekendheid met bedoelde informatie. Uit het oogpunt van goed werkgeverschap en in ogenschouw nemende de (financiële) belangen van [verzoeker] , had het op de weg van ICS gelegen om haar ten minste te wijzen op het bestaan van het genoemde formulier.
Conclusie
5.14.
De conclusie is dat toepassing van de ontbindende voorwaarde door ICS in de gegeven omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid c.q. de norm van goed werkgeverschap. Dit betekent dat er in deze procedure van moet worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst niet per 21 juni 2023 is geëindigd en evenmin op enige andere datum bij gebrek aan een geldige reden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
de verzoeken in de hoofdzaak
5.15.
De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht dat het dienstverband met ICS niet ten einde is gekomen per 21 juni 2023, zal - gelet op wat hiervoor is overwogen - worden toegewezen.
5.16.
[verzoeker] heeft verzocht te gelasten dat zij binnen uiterlijk twee dagen tewerk wordt gesteld in haar functie van schoonmaakster met alle daarbij behorende taken, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Dit verzoek is op deze wijze niet toewijsbaar, omdat [verzoeker] tot op heden geheel arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Het verzoek zal daarom worden toegewezen in die zin dat ICS zal worden veroordeeld om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen tot het hervatten van haar werkzaamheden in de functie van schoonmaakster met alle daarbij behorende taken, vanaf het moment dat zij weer (geheel dan wel gedeeltelijk) arbeidsgeschikt is. Er is geen aanleiding om als prikkel tot nakoming een dwangsom aan deze veroordeling te verbinden. Dat daartoe wél aanleiding bestaat, is door [verzoeker] niet, althans onvoldoende, onderbouwd.
5.17.
Aangezien tussen partijen nog sprake is van een arbeidsovereenkomst, en ICS geen andere verweren heeft aangevoerd waarom zij het loon niet zou hoeven betalen, is het verzoek strekkende tot loondoorbetaling toewijsbaar als onder de beslissing is vermeld. Hetzelfde geldt voor het verzoek strekkende tot het ter beschikking stellen van loonstroken. Ook ten aanzien van dit laatste verzoek is er, bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing, geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden.
5.18.
Vaststaat dat ICS het aan [verzoeker] toekomende achterstallige loon vanaf 22 juni 2023 niet tijdig heeft betaald, zodat zij de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW verschuldigd is. ICS heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot matiging van deze verhoging.
5.19.
De verzochte wettelijke rente over het achterstallige loon en over de wettelijke verhoging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid zal worden toegewezen, omdat deze niet, althans onvoldoende, is betwist en op de wet is gegrond.
5.20.
[verzoeker] verzoekt ICS te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. In het verzoekschrift (in het inhoudelijke deel noch in het concreet geformuleerde verzoek) is echter geen concreet bedrag vermeld, zodat dit verzoek als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
5.21.
De overige (subsidiaire) verzoeken van [verzoeker] en de door ICS daartegen gevoerde verweren, behoeven - gelet op wat hiervoor is overwogen - geen bespreking meer.
5.22.
ICS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.23.
De door [verzoeker] verzochte veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze als onder de beslissing is vermeld.
het tegenverzoek van ICS
5.24.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de door ICS verzochte verklaring voor recht dat het ontslag van 22 juni 2023 rechtsgeldig is gegeven, zal worden afgewezen.
5.25.
ICS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
m.b.t. het verzoek van [verzoeker]
6.1.
verklaart voor recht dat het dienstverband van [verzoeker] met ICS per 21 juni 2023 niet ten einde is gekomen;
6.2.
veroordeelt ICS tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van € 998,64 bruto per vier weken (exclusief vakantietoeslag) en de overige emolumenten vanaf 22 juni 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en onder gelijktijdige verstrekking van salarisstroken;
6.3.
veroordeelt ICS tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voormelde bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt ICS om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen tot het hervatten van haar werkzaamheden in de functie van schoonmaakster met alle daarbij behorende taken, vanaf het moment dat [verzoeker] weer (geheel dan wel gedeeltelijk) arbeidsgeschikt is;
6.5.
veroordeelt ICS in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot vandaag vastgesteld op € 244,00 aan griffierecht en € 660,00 aan gemachtigdensalaris;
6.6.
veroordeelt ICS, voor zover zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [verzoeker] aan de beschikking heeft voldaan, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 124,00;
6.7.
verklaart deze beschikking, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst af het meer of anders verzochte;
m.b.t. het tegenverzoek van ICS
6.9.
wijst het verzoek af;
6.10.
veroordeelt ICS in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op maandag 27 november 2023.