ECLI:NL:RBOBR:2023:5524

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
01/177823-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en openlijk geweld tijdens festival in Eindhoven

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op het evenemententerrein De Ijzeren Man in Eindhoven. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en openlijk geweld tegen meerdere personen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de bedreiging met een vuurwapen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak hem vrij van dit feit. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen een slachtoffer en andere onbekende personen. De feiten vonden plaats op 16 juli 2023, waarbij de verdachte en zijn medestanders het slachtoffer aanvielen en daarbij geweld gebruikten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verwierp het verweer van putatief noodweer van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte met zijn gedrag had veroorzaakt voor andere festivalbezoekers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.177823.23
Datum uitspraak: 29 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 16 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] , heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend,
meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen, althans een op vuurwapen lijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond en/of op die [slachtoffer] gericht en/of
meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen, althans een op vuurwapen lijkend voorwerp, doorgeladen en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal de trekker overgehaald;
2.
hij op 16 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
meerdere onbekend gebleven personen, althans een onbekend gebleven persoon, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend,
meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen, althans een op vuurwapen lijkend voorwerp, aan deze/die perso(o)n(en) getoond en/of op deze/die perso(o)n(en) gericht en/of
meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen, althans een op vuurwapen lijkend voorwerp, doorgeladen en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal de trekker overgehaald;
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Eindhoven openlijk, te weten op/aan het evenemententerrein De Ijzeren Man aan de Javalaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen, door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of vast te pakken/of aan die [slachtoffer] te trekken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen, en/of
- die andere (onbekend gebleven) persoon/personen te duwen en/of te trekken en/of te slaan en/of te schoppen en/of een of meer vuilnisbakken/kliko's in de richting van die [slachtoffer] en/of die andere persoon/personen te gooien.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd door met een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten en dat hij met anderen openlijk geweld tegen deze [slachtoffer] en onbekende anderen heeft gepleegd op een festivalterrein in Eindhoven. Tevens wordt hem verweten dat hij onbekende andere personen heeft bedreigd door hun hetzelfde wapen/voorwerp te tonen en/of ermee te richten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Voor feit 1 is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft aangevoerd dat niet vast staat dat het slachtoffer in het fel gele/groene shirt, dat op de beelden is te zien, de in de tenlastelegging vermelde [slachtoffer] is. Verder is aangevoerd dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan van de bedreiging, hij ter plaatse aan de politie te kennen heeft gegeven dat hij geen wapen heeft gezien en als de politie de man later in zijn woonplaats opzoekt, hij nog steeds geen aangifte wil doen van enig strafbaar feit. Bovendien is het richten met een vuurwapen dan wel een daarop gelijkend voorwerp op dit vermeende slachtoffer niet waar te nemen op de beelden.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit voor feit 2. Aangevoerd is dat de man in het zwart die in feit 2 kennelijk is bedoeld als slachtoffer een vriend van verdachte is en dat deze vriend (als getuige ter terechtzitting gehoord) zich niet bedreigd heeft gevoeld. Dat de man is weggedoken in de consternatie van die avond, levert volgens de verdediging geen wettig en overtuigend bewijs op voor de ten laste gelegde bedreiging.
Het verweer met betrekking tot feit 3 zal de rechtbank hierna bij “strafbaarheid van de feiten” bespreken.

Vrijspraak feit 1.

In het dossier is de enige die verklaart over een bedreiging van [slachtoffer] met een vuurwapen de [beveiliger] . [slachtoffer] heeft enige bedreiging met een wapen, dan wel een daarop lijkend voorwerp, zelf niet gezien en evenmin staat een en ander op de beelden. Verdachte zelf heeft weliswaar verklaard een voorwerp in zijn hand te hebben gehad, maar ook stellig ontkend daarmee gedreigd te hebben.
De rechtbank overweegt dat hiermee niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

De bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 2 en 3.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage 1 bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Het oordeel van de rechtbank over de feiten 2 en 3.
Op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien heeft de rechtbank in chronologische volgorde het volgende vastgesteld.
Verdachte is, na enige tijd weg te zijn geweest, rond 22:26 uur volgens weergave op de beelden (op de camerabeelden is het weergegeven tijdstip 18.38 minuut later dan de daadwerkelijke tijd) met zijn medestanders het festivalterrein weer opgekomen nadat er enige momenten daarvoor ‘iets’ had plaatsgevonden. De groep richtte zich al heel snel op de man in het fel gele/groene shirt. Verdachte heeft toen wezenlijk bijgedragen aan het geweld, waarbij hij het slachtoffer (met een voorwerp in de hand) heeft geslagen. Ook door de medeplegers is de man in het fel gele/groene shirt fors geslagen en geschopt, vond duw- en trekwerk jegens hem plaats en ook diens medestanders zijn geslagen, geduwd en getrokken. Op de camerabeelden is tot slot nog te zien dat vanuit de groep van verdachte met een kliko naar de groep van het slachtoffer is gegooid.
Het handelen van verdachte en zijn medeplegers levert naar het oordeel van de rechtbank openlijk en in vereniging gepleegd geweld op, zoals ten laste gelegd onder feit 3.
Daarna is verdachte met in zijn hand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna ook: het voorwerp) richting de bosschages gelopen, die rechts op de camerabeelden zijn te zien. Verdachte had het voorwerp daarbij in zijn rechterhand vast en richtte het voorwerp met gestrekte arm niet alleen op een man die in het zwart is gekleed en die uit schrik zijn handen in de lucht stak en voorover bukte, maar ook op andere aanwezigen die zich snel uit de voeten maakten.
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de feiten en omstandigheden die de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, kan zonder meer worden afgeleid dat bij de man in het zwart en de andere omstanders in redelijkheid de vrees was ontstaan dat zij door toedoen van verdachte, die op deze manier met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp rondrende, het leven zouden kunnen laten of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Door zijn gedragingen heeft verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de man in het zwart en de andere omstanders die vrees kon ontstaan.
Nu de verdediging ter onderbouwing van de bepleitte vrijspraak de getuige [getuige] heeft doen horen ter zitting, merkt de rechtbank met betrekking tot die getuigenverklaring nog op dat zij daar geen waarde aan hecht. Zoals hierboven overwogen hecht de rechtbank waarde aan de beelden, die de getuige ter zitting leken te verbazen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
op 16 juli 2023 te Eindhoven,
meerdere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend,
meermalen een op vuurwapen lijkend voorwerp, aan die personen getoond en/of op die personen gericht;

3.

op 16 juli 2023 te Eindhoven openlijk, te weten op het evenemententerrein De Ijzeren Man aan de Javalaan,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer] en andere onbekend gebleven personen, door
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en tegen het hoofd te slaan of te stompen en te duwen en vast te pakken en aan die [slachtoffer] te trekken en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam te schoppen en
- die andere onbekend gebleven personen te duwen en/of te trekken en/of te slaan en een vuilnisbak/kliko in de richting van die [slachtoffer] en/of die andere personen te gooien.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte met betrekking tot feit 3 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte uit (putatief) noodweer heeft gehandeld. Verdachte was naar zijn zeggen tevoren bedreigd door zijn tegenstander dat hij hem zou schieten en verdachte verkeerde daardoor in de veronderstelling dat zijn tegenstander een vuurwapen bij zich droeg. In die veronderstelling is hij het festivalterrein weer op gegaan om het wapen af te pakken dan wel onklaar te maken omdat daar nog familieleden en vrienden van verdachte aanwezig waren die hij wilde beschermen.
Voor een geslaagd beroep op (putatief) noodweer moet er - onder meer - sprake zijn van een feitelijke aantasting van eigen, of andermans lijf, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, geen beroep op (putatief) noodweer rechtvaardigen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich van het festivalterrein heeft verwijderd, maar dat hij korte tijd later weer is teruggekomen, omringd door een groep medestanders. Volgens verdachte was hij voor hij het terrein verliet verbaal bedreigd door [slachtoffer] . Hierover heeft geen van de getuigen verklaard. Wel kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat [slachtoffer] op dat moment onder invloed van alcohol was. Uit de beelden komt naar voren dat verdachte en zijn familieleden na terugkomst op het terrein actief de confrontatie zochten met [slachtoffer] en hem te lijf gingen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gedraging van [slachtoffer] (zo deze verbale bedreiging al heeft plaatsgevonden) niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de familieleden en vrienden van verdachte. Verdachte had eerder verklaard dat de sfeer goed was en een enkele verbale bedreiging jegens verdachte zelf door een dronken man is geenszins een aanval op zijn familie en vrienden. Ook is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van hen. Immers, de verdachte heeft enkel de vrees voor zo'n aanranding gehad. Ook met inachtneming van de achtergrond van verdachte (waardoor mogelijk sprake zou kunnen zijn van wraakacties jegens hem) is het volstrekt vergezocht om er onder deze omstandigheden van uit te gaan dat een dronken onbekende zijn familieleden en vrienden met een vuurwapen aan zou vallen. De rechtbank overweegt dan ook dat de hierboven als aannemelijk aangeduide feiten en omstandigheden niet een situatie opleveren waarin de verdachte abusievelijk doch verschoonbaar heeft kunnen menen dat een noodzaak tot verdediging bestond.
Het verweer wordt verworpen. Dit betekent dat ook feit 3 een strafbaar feit is.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is verzocht rekening te houden met de reden waarom hij feit 3 heeft gepleegd en met de goede weg die verdachte na het uitzitten van een eerder opgelegde lange gevangenisstraf is ingeslagen, waarbij hij zich volledig richt op zijn gezinssituatie en waarin hij node wordt gemist.
De raadsman heeft een straf gelijk aan het ondergane voorarrest bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens een festival als een dolle stier gedragen door rond te rennen met nepwapen en daarmee te richten op mensen. Daarmee heeft hij andere bezoekers van het festival angst aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk en in vereniging gepleegd geweld jegens personen. Verdachte was duidelijk de agressor en heeft klappen uitgedeeld.
Verdachte heeft de feiten gepleegd in het bijzijn van zijn kinderen die hij -naar eigen zeggen- koste wat kost op het rechte pad wil houden, maar aan wie hij op deze manier naar het oordeel van de rechtbank allerminst het goede voorbeeld geeft. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Het agressieve karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er nog altijd niet voor terugschrikt om geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Zijn gedrag past niet bij de goede voornemens die verdachte na het ondergaan van een eerder opgelegde gevangenisstraf van lange duur zegt te hebben gemaakt. Deze eerdere straf zag op zware geweldsdelicten en wapenbezit.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
57, 141, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

acht het onder feit 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder de feiten 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.H. van de Kant, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. S.A.J. Louwers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2023.