ECLI:NL:RBOBR:2023:5521

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
71/105280-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het produceren en voorhanden hebben van metamfetamine in drugslabs en deelname aan criminele organisaties

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van het medeplegen van het produceren en voorhanden hebben van metamfetamine in drugslabs in Drempt en Hauwert, alsook van deelname aan criminele organisaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] betrokken was bij de opzet en werking van meerdere drugslabs, waar grote hoeveelheden metamfetamine werden geproduceerd. Het onderzoek, genaamd 26Inn, leidde tot de ontdekking van verschillende drugslabs en de aanhouding van meerdere verdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] als leider en organisator optrad binnen deze criminele organisaties, die zich richtten op de productie en distributie van synthetische drugs. Daarnaast werd [verdachte] ook beschuldigd van gewoontewitwassen van een aanzienlijk bedrag, dat hij niet kon verantwoorden. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en vastgesteld dat de tenlastelegging grotendeels wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over het beslag op in beslag genomen goederen, waaronder geldbedragen en voertuigen, en heeft bepaald dat deze verbeurd verklaard worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de productie van metamfetamine en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 71.105280.22 en 71.183349.21 (ter terechtzitting d.d. 30 juni 2022 gevoegd)
Datum uitspraak: 29 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Algemene inleiding.

Op 19 juni 2020 bleek uit informatie van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie (DLIO) van de Landelijke Eenheid van de politie dat een Mexicaanse burger woonachtig in Den Haag op zoek zou zijn naar een loods in het buitengebied van Nederland om een drugslab op te zetten. Naar aanleiding van deze informatie werd diezelfde dag een onderzoek opgestart onder de naam 26Inn.
Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat de persoon uit de DLIO informatie [medeverdachte 1] zou zijn. Op basis van observaties, taps en het ontsleutelen van cryptoberichten zijn in het onderzoek 26Inn meerdere drugslabs in beeld gekomen en meerdere verdachten aangemerkt die volgens het Openbaar Ministerie strafbare betrokkenheid hebben gehad bij de grootschalige synthetische drugsproductie. Deze drugslabs zouden metamfetamine hebben geproduceerd. Deze drug wordt ook wel ‘ice’ of ‘crystal meth’ genoemd. De locaties van deze drugslabs waren Moerdijk, Drempt, Willemsoord, Arnhem en Hauwert.
Het onderzoek 26Inn richt zich met name op de organisatie achter deze drugslabs, al worden in dit onderzoek ook verdachten vervolgd die zelf als laborant zouden hebben gewerkt. Ook wordt een aantal verdachten vervolgd voor het misdrijf witwassen, al dan niet op basis van een specifiek gronddelict.
In het onderzoek 26Inn zijn de volgende verdachten aangemerkt: [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] . Ook [medeverdachte 1] wordt als verdachte aangemerkt, maar is tot op heden niet aangehouden. Om die reden is hij in onderzoek 26Inn niet vervolgd.
De rechtbank zal in dit vonnis eerst aandacht besteden aan enkele formaliteiten, waarna zij in hoofdstuk 4 ambtshalve ingaat op de geldigheid van de dagvaarding. Vervolgens zal de rechtbank in hoofdstuk 5 de vraag bespreken of de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. In hoofdstuk 6 zal de bewezenverklaring volgen en in de hoofdstukken 7 en 8 de vraag of dat wat bewezen is ook strafbaar is en of verdachte strafbaar is. In hoofdstuk 9 wordt aandacht besteed aan de vraag wat een passende straf is. Na nog een hoofdstuk over het beslag en de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen volgt de uitspraak.

2.Het onderzoek ter terechtzitting.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2021, 30 juni 2022, 7 juli 2022, 21 september 2022, 18 september 2023, 19 september 2023, 20 september 2023 en 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (hierna ook: het Openbaar Ministerie).
Op de terechtzitting van 18 september 2023, de eerste dag van de inhoudelijke behandeling van het onderzoek 26Inn, heeft de raadsman van [verdachte] , mr. Raza, aangegeven niet meer gemachtigd te zijn om namens [verdachte] het woord te doen. [verdachte] is door de rechtbank per 23 september 2022 geschorst uit de voorlopige hechtenis ten aanzien van parketnummer 71.183349.21. In december 2022 heeft [verdachte] zich niet meer aan zijn meldplicht gehouden en zich vervolgens ook uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie. Van [verdachte] is sindsdien niets meer vernomen. Dit maakt dat er tijdens de inhoudelijke behandeling door de verdediging geen verweer is gevoerd tegen de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten.
De zaak tegen [verdachte] heeft de rechtbank (grotendeels) gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten in onderzoek 26Inn: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] .
Op de zitting van 30 juni 2022 heeft de rechtbank de tegen [verdachte] , onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

3.De beschuldigingen in de tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 september 2021 (71.183349.21) en 14 juni 2022 (71.105280.22). Op vordering van het Openbaar Ministerie is de tenlastelegging met nummer 71.183349.21 op de terechtzitting van 30 juni 2022 gewijzigd. Op de terechtzitting van 18 september 2023 is deze nogmaals op vordering van het Openbaar Ministerie gewijzigd. Toen is ook de tenlastelegging 71.105280.22 op vordering gewijzigd.
Aan verdachte is (na de wijzigingen) ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven:
Onder parketnummer 71.183349.21:
het in vereniging opzettelijk produceren van hoeveelheden metamfetamine, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 in Achter-Drempt;
het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden metamfetamine, op 8 mei 2020 in Achter-Drempt;
het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA/ amfetamine/ metamfetamine, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 in ’s-Gravenhage/ Boskoop/ Achter-Drempt en/of andere plaatsen in Nederland;
het als leider/ oprichter/ bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 in Nederland.
Onder parketnummer 71.105280.22:
het in vereniging opzettelijk produceren van grote hoeveelheden metamfetamine, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 in Hauwert/ een onbekend gebleven locatie (aangeduid als ‘3e lab’ in zaaksdossier 5)/ Nederland;
het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA/ amfetamine/ metamfetamine, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 in Hauwert/ Nederland;
het als leider/ oprichter/ bestuurder deelnemen aan een tweede organisatie in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 in Nederland;
het in vereniging (gewoonte)witwassen van geldbedragen (tot een totaalbedrag van 222.419,71 euro), in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2022 in Nederland/ Spanje;
het in vereniging opzettelijk een jammer voorhanden hebben, op 12 juli 2021 in Boskoop.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

4.De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding.
De steller van de tenlastelegging heeft onder parketnummer 71.105280.22 feit 1 onder meer ten laste gelegd dat de verdachte tezamen en in vereniging grote hoeveelheden metamfetamine heeft geproduceerd ‘op een onbekend gebleven locatie (aangeduid als ‘3e lab’ in zaaksdossier 5)’.
Uit de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) stelt aan de dagvaarding, vloeit voort dat de tenlastelegging met het oog op de duidelijkheid voor in het bijzonder de verdachte en de rechter ten aanzien van elk van de opgenomen hulpstukken en/of onderdelen, hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat de tenlastelegging niet voldoet aan de eisen die artikel 261, eerste lid, Sv aan de inhoud van de dagvaarding stelt, te weten een voldoende duidelijke en een voldoende feitelijke opgave van het strafbare feit dat aan de verdachte wordt verweten. De omschrijving van dit derde lab is in het licht van het onderliggende strafdossier zodanig algemeen en onbepaald dat niet duidelijk is op welke locatie dit onderdeel van de tenlastelegging ziet. Daarom zal de rechtbank de dagvaarding met betrekking tot dit onderdeel, te weten ten aanzien van de woorden ‘en/of op een onbekend gebleven locatie (aangeduid als ‘3e lab’ in zaaksdossier 5)’ dan ook partieel nietig verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is en dus inhoudelijk kan worden beoordeeld.
De overige voorvragen.
De rechtbank is verder bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

5.Beslissingen over het bewijs.

In dit hoofdstuk zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen [verdachte] wettig en overtuigend bewezen acht. Allereerst zal de rechtbank de identificaties van [verdachte] en medeverdachten bespreken ten aanzien van EncroChat en SkyECC-accounts en diverse telefoonnummers. Vervolgens zullen de bewijsvragen worden besproken in chronologische volgorde van het aantreffen van de labs en daarna de losstaande feiten, zodat achtereenvolgens aan de orde komen het drugslab in Drempt, Hauwert, het witwassen en het voorhanden hebben van een jammer. Als laatste zal de rechtbank de criminele organisaties bespreken.
Bij de bespreking van de zaaksdossiers zal telkens na een korte inleiding eerst het standpunt van het Openbaar Ministerie worden samengevat, gevolgd door het oordeel van de rechtbank. Daarbij zal de rechtbank in voetnoten verwijzen naar de gebruikte bewijsmiddelen.
De rechtbank zal voor het bewijs het algemeen dossier (hierna: AD), de zaakdossiers (hierna: ZD) en de verschillende persoonsdossiers (hierna: PD) bezigen die zijn opgemaakt ten aanzien van de verdachten in 26Inn. De zaaksdossiers zijn onderdeel van een dossier bestaande uit onder meer negen zaaksdossiers, opgemaakt ter zake onderzoek 26Inn met onderzoeksnummer LERCE20007. Wanneer wordt verwezen naar:
  • AD wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 55, bijlagen pag. 1 t/m 748;
  • 1e aanvulling AD, wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208-1, opgemaakt en gesloten d.d. 17 mei 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 21, bijlagen pag. 749 t/m 1097;
  • 2e aanvulling AD, wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208-2, opgemaakt en gesloten d.d. 11 mei 2023, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 18, bijlagen pag. 1098 t/m 2369;
  • ZD1 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-258, opgemaakt en gesloten d.d. 17 februari 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 43, bijlagen pag. 1 t/m 433. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek 26Lindale, relaas pag. 1 t/m 23, bijlagen pag. 1 t/m 248 en losse NFI-rapporten en uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant en het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch;
  • ZD2 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-259, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 21, bijlagen pag. 1 t/m 525. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek 26Diemme, pag. 1 t/m 1573;
  • ZD3 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-260, opgemaakt en gesloten d.d. 14 februari 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 34, bijlagen pag. 1 t/m 585;
  • ZD5 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-266, opgemaakt en gesloten d.d. 3 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 15, bijlagen pag. 1 t/m 924;
  • ZD6 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-884, opgemaakt en gesloten d.d. 3 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 136, bijlagen pag. 1 t/m 1178 en de 1e aanvulling LERCE20007-884-1, opgemaakt en afgesloten d.d. 10 mei 2023, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 11, bijlagen pag. 925 t/m 1258;
  • De 1e aanvulling bij ZD6, LERCE20007-884-1, opgemaakt en afgesloten d.d. 10 mei 2023, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 11, bijlagen pag. 925 t/m 1258;
  • ZD7 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-113, opgemaakt en gesloten d.d. 1 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 28, bijlagen pag. 1 t/m 118. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek Zimdorf, relaas pag. 1 t/m 38, bijlagen pag. 1 t/m 135;
  • ZD8 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-1174, opgemaakt en gesloten d.d. 25 januari 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 5, bijlagen pag. 1 t/m 24;
  • PD [medeverdachte 2] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-607, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 7, bijlagen pag. 1 t/m 169;
  • PD [medeverdachte 1] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-605, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 4, bijlagen pag. 1 t/m 87;
  • PD [verdachte] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-604, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 7, bijlagen pag. 1 t/m 232, en de 1e aanvulling LERCE20007-604-1, opgemaakt en gesloten d.d. 17 mei 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 5, bijlagen pag. 1 t/m 63;
  • PD [medeverdachte 5] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-608, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 6, bijlagen pag. 1 t/m 130;
  • PD [medeverdachte 3] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-609, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 6, bijlagen pag. 1 t/m 165.
Daarnaast zal de rechtbank voor het bewijs ook een aantal losse processen-verbaal bezigen die na sluiting van het dossier 26Inn zijn ingezonden, te weten:
  • een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, rapportnummer LERCE20007-1294, opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 11 mei 2023;
  • een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer LERCE20007-1391, opgemaakt door [verbalisant 2] d.d. 13 september 2023.
5.1.
Identificatie gebruikers EncroChat/SkyECC en telefoonnummers.
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van het ter beschikking gekomen berichtenverkeer in het onderzoek 26Inn. In 26Inn zijn chatberichten van EncroChat en Sky ECC accounts opgenomen. Ook zijn verschillende telefoonnummers afgetapt die volgens het Openbaar Ministerie toebehoren aan verdachten. De rechtbank zal in dit deelhoofdstuk de identificaties van de verdachten in onderzoek 26Inn bespreken, voor zover noodzakelijk in de zaak van [verdachte] .
De rechtbank zal hierna bij de bespreking van de feiten telkens de eigennaam van de geïdentificeerde gebruiker weergeven. PNu de broers [achternaam] beiden als deelnemers aan de criminele organisatie in de tenlastelegging zijn opgenomen merkt de rechtbank op dat als in het vervolg [medeverdachte 2] wordt geschreven daarmee [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Als de rechtbank [medeverdachte 1] op het oog heeft zal zij zijn naam volledig uitschrijven.
5.4.1.
[verdachte] .
EncroChat-account Doctortattoo.
De telefoon van de gebruiker van het EncroChat-account is geregeld aangestraald op zendmasten in de gemeente Boskoop. Op 19 april 2020 straalde het toestel aan rondom de [adres 1] in [woonplaats] . Doctortattoo chatte toen: ‘
10 ijs kan ik sws weg doen.. En ga nu naar me ouders ben rond 16.00 weer terug.. Nee woon in boskoop 20 min vanaf den haag ben verhuist’en ‘
[adres 2] , [woonplaats] is niet exacte nummer. Als je daar bent tekst me loop ik naar de oprit.’ Uit GBA informatie volgt dat [verdachte] op dat moment woonachtig was aan de [adres 3] in [woonplaats] . Het account Doctortattoo (en Finishedwelder, waarover hieronder meer) is door andere gebruikers opgeslagen onder de namen ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 2] ’. Op 4 april 2020 stuurde Doctortattoo aan Alarmedorca een foto van een deel van de inrichting van een woning en vermeldde daarbij ‘Kom net thuis’. Op 12 juli 2021 is door de politie een foto gemaakt van de woonkamer van [verdachte] . Deze foto komt overeen met de inrichting op de foto die Doctortattoo op 4 april 2020 verzond. [1]
EncroChat-account Finishedwelder.
Uit zendmastgegevens volgt dat de telefoon in gebruik bij EncroChat-account Finishedwelder in de periode van 2 tot en met 10 mei 2020 aanstraalde op zendmasten rondom het adres van [verdachte] . Half mei 2020 heeft de gebruiker van EncroChat-account Finishedwelder vermeld dat zijn oude naam Doctortattoo is. [2] Op 12 juni 2020 heeft Finishedwelder een foto van zijn tatoeage op het linkerbeen gestuurd naar het EncroChat-account Resolutemist, die is geïdentificeerd als [betrokkene 1] . Deze tatoeage is vergeleken met foto’s van de tatoeages van [verdachte] die op 13 juli 2021 door de politie zijn gemaakt. Deze tatoeage op het linkerbeen van [verdachte] komt overeen met de tatoeage die op 12 juni 2020 door Doctortattoo is verstuurd. [3]
SkyECC-account 58GK6Q.
Uit zendmastgegevens volgt dat het SkyECC-account 58GK6Q voor 86 procent van de tijd is aangestraald nabij het woonadres De [adres 3] in [woonplaats] . De gebruiker van het SkyECC-account 58K6Q werd op 7 juli 2020 gefeliciteerd met zijn verjaardag. [verdachte] is op [1981] geboren. Op 28 augustus 2020 heeft de gebruiker van dit SkyECC-account foto’s van een mogelijk nieuwe drugslab locatie gestuurd en heeft daarbij vermeld dat deze in zijn dorp gelegen is en dat hij met Pablo al zes maanden in zoiets heeft gewerkt. Ook stuurde hij diverse foto’s van de mogelijke locatie en omgeving. Het tegencontact reageerde: ‘Kun je met je fiets naar werk tattoo’. De verzonden foto’s betreffen een locatie die één straat achter het woonadres de [adres 3] in [woonplaats] ligt. [4]
Op basis van al het bovenstaand is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker was van de EncroChat- en SkyECC-accounts die aan hem zijn toegeschreven.
5.4.2.
[medeverdachte 2] .
EncroChat-account Pablo-icecobar.
Op 13 april 2020 stuurde Pablo-icecobar een foto van een Belgisch ID-bewijs op naam van [medeverdachte 2] aan EncroChat-account Diorprada, waarop hij aangaf dat Diorprada die direct van zijn telefoon moest verwijderen. Op 20 april 2020 stuurde Pablo-icecobar aan Diorprada: ‘I am [medeverdachte 2] I can do labs wherever I want if’. [5] In zijn verhoor bij de politie heeft [medeverdachte 2] erkend dat hij de gebruiker was van het account Pablo-icecobar [6] , maar gaf hij aan dit te delen met zijn broer [medeverdachte 1] . Nu alle berichten van Pablo-icecobar aan niet Spaanstaligen in het Engels zijn geschreven en [medeverdachte 1] geen Engels spreekt, [7] acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank stelt dan ook vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het account Pablo-icecobar.
5.1.3.
[medeverdachte 1] .
EncroChat-account Milkpython.
[medeverdachte 1] is de broer van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft één zus en één broer. Op 28 april 2020 heeft [medeverdachte 2] aan Doctortattoo gevraagd of deze een EncroChat-account voor zijn broer wil regelen. In diverse chats van heeft Pablo-icecobar gerefereerd naar ‘mijn broer’ als het ging over het EncroChat-account Milkpython. Zo stuurde [medeverdachte 2] naar Diorprada dat zijn broer Milkpython heet en geen Engels spreekt. Op 10 september 2020 verbleef [medeverdachte 1] in het [hotel] in Brussel. De medewerkers van het hotel hebben verklaard dat [medeverdachte 1] de Engelse taal niet machtig was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het account Milkpython. [8]
5.1.4.
[medeverdachte 3] .
EncroChat-account Lavenderwizard.
Lavenderwizard stuurde op 12 juni 2020 drie foto’s van het paspoort van [medeverdachte 3] naar het account Pablo-icecobar. Ook verstuurde hij die dag foto’s waarop de keuken en meubels van het appartement aan de [adres 4] in Den Haag te zien zijn. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] op dat moment in dit appartement verbleef. Daarnaast vloog [medeverdachte 3] op 5 maart 2020 samen met [medeverdachte 1] van Spanje naar Nederland. Uit het berichtenverkeer van Lavenderwizard volgt dat deze met slechts vier personen contact had, waaronder [medeverdachte 2] en zijn broer [medeverdachte 1] . De bijnaam voor [medeverdachte 3] is ‘ [alias 3] ’. Op 29 maart 2020 stuurt Pablo-icecobar aan Newcrusher: ‘Lavenderwizard is de encro van de [alias 3] ’. Ook de gebruiker van het account Alarmedorca had Lavenderwizard opgeslagen als ‘ [alias 3] ’. [9] De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van het EncroChat-account Lavenderwizard.
5.1.5.
Unieke gebruikers.
De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat bovenvermelde accounts en telefoonnummers ook door een ander dan de geïdentificeerde gebruiker werden gebruikt.
5.2.
Het drugslab in Drempt.
5.2.1.
Inleiding.
Op 8 mei 2020 werd door de politie naar aanleiding van informatie van Team Criminele Inlichtingen een onderzoek opgestart onder de naam 26Lindale. De informatie had betrekking op het adres [adres 5] te Drempt. Op dat adres zou synthetische drugs worden geproduceerd. Bij een doorzoeking op die locatie trof de politie op 8 mei 2020 een metamfetamine-lab aan. Er was onder meer 798 liter van een materiaal bevattende metamfetamine (in verschillende varianten) aanwezig en 2,6 kilo van een materiaal bevattende een zout van metamfetamine. Ter plaatse werden drie personen aangehouden, die later door de rechtbank Oost-Brabant en het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor de productie van metamfetamine en het aanwezig hebben van die stof werden veroordeeld tot drie, danwel vier jaar gevangenisstraf.
Het Openbaar Ministerie verdenkt [medeverdachte 2] en [verdachte] ervan een (aansturende) rol te hebben gehad bij dit lab. Verdachte [medeverdachte 2] (tenlastelegging met parketnummer 71.249744.21) wordt als onderdeel van feit 1 het medeplegen van de productie van metamfetamine in dit lab verweten, als onderdeel van feit 2 het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van de hiervoor genoemde hoeveelheden metamfetamine en als onderdeel van feit 3 het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs in dit lab. Dezelfde verwijten worden aan [verdachte] gemaakt onder de feiten 1, 2 en 3 op de tenlastelegging met parketnummer 71.183349.21.
5.2.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 voor zover deze betrekking hebben op het lab in Drempt. Samengevat stelt het Openbaar Ministerie dat uit EncroChat-berichten volgt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] onderling contact onderhielden met betrekking tot de productie van metamfetamine. [verdachte] zorgde met name via [betrokkene 2] voor de grondstoffen die nodig zijn voor de productie, het ophalen van het afval, het afnemen van het eindproduct en de betaling van [medeverdachte 2] en via deze de betaling van de koks. [medeverdachte 2] begeleidde deze koks, regelde hun betaling en levensonderhoud. Hij werd door de koks ook baas, of ‘
[alias 4]’ genoemd. Naast de EncroChat-gesprekken ziet het Openbaar Ministerie ook bewijs in het aanstralen van de telefoon van [medeverdachte 2] in de omgeving van het lab in de periode van 18 februari 2020 tot en met 14 maart 2020, in het feit dat hij als contact in de telefoon van twee bij het lab aangehouden koks stond en dat [medeverdachte 5] , die meer werkzaamheden voor [medeverdachte 2] verrichte, na aanhouding van de koks geld op hun bankrekening in de Penitentiaire Inrichting liet storten.
5.2.3.
Het oordeel van de rechtbank.
In Drempt is een werkend lab aangetroffen. Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 2] bij dit drugslab betrokkenheid hebben gehad. De rechtbank zal hieronder eerst bespreken wat in het drugslab is aangetroffen en vervolgens zal worden ingegaan op de rol die [verdachte] en [medeverdachte 2] hierbij hebben gespeeld.
5.2.3.1.
Bevindingen ten aanzien van het drugslab in Drempt.
Op 8 mei 2020 werd bij de ontdekking van het lab aan de [adres 5] in Drempt 798 liter van een materiaal bevattende metamfetamine (in verschillende varianten) en 2,6 kilo van een materiaal bevattende een zout van metamfetamine aangetroffen. [10]
Naast de metamfetamine trof de politie onder meer vaten aan, jerrycans, centrifuges, een reactieketel, pannen, een gasfles met brander, een vat met een filterdoek overspannen en diverse chemicaliën, te relateren aan het productieproces van synthetische drugs, zoals onder meer: AIBN, kwikchloride, BMK, tolueen, aceton, zoutzuur, wijnsteenzuur, ethanol, methylamine, methanol. [11]
Met de rechtbank en het gerechtshof in de zaken van de laboranten komt de rechtbank tot de conclusie dat bewijs ontbreekt van het onder het vijfde gedachtestreepje bij het feit 2 ten laste gelegde bezit, namelijk de 5,15 kilo van een materiaal bevattende een zout van metamfetamine, te weten d-metamfetaminetaftraat. Uit het dossier blijkt namelijk niet hoe het gewicht van deze stof is bepaald. Uit de lijst van inbeslaggenomen goederen is wel op te maken dat er een emmer of teil in beslag is genomen met roze poeder die onder de centrifuges stond. Voorts blijkt dat het restant in de centrifuges door het NFI is getest. Echter, de teil met het roze poeder is niet gekoppeld geweest aan een SIN-nummer en uit het dossier blijkt niet dat het roze poeder in deze teil is gewogen. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
5.2.3.2.
Betrokkenheid [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Uit onderzoek naar historische printgegevens van de telefoon waarop het EncroChat-account Pablo-icecobar is gebruikt, blijkt dat dit toestel op 18 februari 2020, in de avond en nacht van 10 maart op 11 maart 2020 en 11 maart 2020 overdag en in de avond van 14 maart 2020 in de buurt van het lab in Drempt is aangestraald [12] . Uit de hiervoor behandelde identificatie van de EncroChat-accounts leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van deze telefoon. Dit vormt een aanwijzing dat [medeverdachte 2] op genoemde momenten op de locatie van het lab aanwezig was. Het dossier bevat berichtenverkeer tussen Pablo-icecobar en Doctortattoo, waarvan de rechtbank aannemelijk acht dat dit berichten zijn die zijn uitgewisseld tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . De berichten gaan over de productie van metamfetamine in het lab in Drempt. De eerste berichten die in dit verband opvallen dateren van 29 maart 2020. Uit de conversatie blijkt dat [verdachte] de dag daarvoor, 28 maart 2020 dus, 24 kilo heeft ontvangen, die een dag later verkocht zullen worden. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 2] of ze wat groter gemaakt kunnen worden, waarop [medeverdachte 2] antwoordt dat hij met ‘hen’ zal spreken. Kort daarop stuurt hij het bericht van [verdachte] door aan de gebruiker van het account ‘Newcrusher’ [13] . De gebruiker van dit account is geïdentificeerd als [betrokkene 3] [14] , die onherroepelijk door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is veroordeeld voor de productie van metamfetamine in het lab in Drempt. [15] In het vervolg geeft [medeverdachte 2] tips aan [betrokkene 3] met de vermelding ‘doe het zo ajb’. Een paar uur later stuurt [betrokkene 3] een foto aan [medeverdachte 2] waarop een bak met witte kristallen is te zien met de vraag ‘hoe vind je deze?’. [medeverdachte 2] antwoordt dat ze nu niet moeilijk meer kunnen doen. [16] ‘Ze’ doen inderdaad niet moeilijk meer, want [verdachte] reageert enthousiast als [medeverdachte 2] de foto doorstuurt. Hij laat weten dat dat een betere maat is van het ‘ice’, het is perfect, die maat is goed voor de verkoop. [17] Iedere mogelijke twijfel dat het hier over het lab in Drempt gaat wordt weggenomen door het op 8 mei 2020 in dat lab aangetroffen notitieblok, waarin is genoteerd dat op zaterdag 28 maart ‘24’ zijn uitgegaan. [18] 28 maart 2020 viel op een zaterdag en [verdachte] liet op 29 maart 2020 aan [medeverdachte 2] weten dat hij een dag eerder 24 kilo ontving.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] tenminste één van de koks in het drugslab in Drempt aanstuurde, dat [verdachte] het eindproduct ontving en verkocht en over dat eindproduct aanwijzingen aan [medeverdachte 2] gaf. Uit het vervolg van de EncroChat-conversaties blijkt dat deze taakverdeling zich ook over de periode na 29 maart 2020 uitstrekt. Diverse malen laat [betrokkene 3] aan [medeverdachte 2] weten dat er weer kilo’s gereed zijn, waarna [medeverdachte 2] [verdachte] daarover informeert [19] .
Uit de nadere berichten volgt ook dat de bij het lab betrokkenen het lab het ‘Curlylab’ noemen. Dat verwijst mogelijk naar [betrokkene 2] , die onder de EncroChat-naam Armhead in verband met dit lab in contact stond met [verdachte] en onder meer de bijnaam ‘ [alias 5] ’ had. [20] [betrokkene 2] regelde op verzoek van [verdachte] chemicaliën [21] die nodig waren voor de bereiding van de metamfetamine. [verdachte] werd hier door [medeverdachte 2] van op de hoogte gebracht. [22] [medeverdachte 2] werd van de vraag naar chemicaliën door [betrokkene 3] op de hoogte gesteld. [23] Ook regelden [verdachte] en [medeverdachte 2] boodschappen met het oog op levensonderhoud voor de laboranten. [24] Zo vraagt [betrokkene 3] aan [medeverdachte 2] , die hij daarbij ‘
[alias 4]’ noemt, om eten omdat het bijna op is. Hij stuurt daarbij een boodschappenlijstje. [25] De betalingen voor de koks werd door [verdachte] aan [medeverdachte 2] gedaan. Zo vraagt [medeverdachte 2] op 6 april 2020 aan [verdachte] hoe laat hij de chauffeur voor het geld wil hebben. [verdachte] antwoordt dat dat aan het eind van de dag is en noemt vervolgens een adres in [woonplaats] . Later vraagt hij of [medeverdachte 2] de chauffeur al heeft gestuurd voor de 60k. Uit de bevindingen van de politie volgt dat [medeverdachte 6] het geld is gaan ophalen. In de telefoon van [medeverdachte 6] wordt een tweetal foto’s aangetroffen van een bigshopper gevuld met briefgeld. Uit de gegevens horend bij die foto’s blijkt dat ze in [woonplaats] zijn gemaakt, op 6 april 2020 in de middag. [26] Op 31 maart 2020 had [medeverdachte 2] het adres van de chauffeur doorgegeven, toen hem dat door [verdachte] gevraagd werd in verband met de boodschappen voor het Curlylab. [27]
Op 10 april 2020 laat [verdachte] weten hoeveel kilo’s hij heeft genoteerd afkomstig uit het Curlylab. [medeverdachte 2] bevestigt deze aantallen en vult dit lijstje aan met drie kilo van die dag. [28] Uit het eerdergenoemde overzicht in het notitieblok dat in het lab werd aangetroffen volgt dat er in de periode van 17 maart 2020 tot en met 6 mei 2020 in totaal 215 kilo metamfetamine werd bereid en het lab verliet. [29] De op 10 april 2020 door [verdachte] genoemde aantallen komen exact overeen met de aantallen genoteerd in het notitieblok.
5.2.3.3.
Rol [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Op 9 mei 2020 stuurt [medeverdachte 2] een bericht aan [betrokkene 4] , die chatte onder de naam Diorprada [30] dat de dag daarvoor een van zijn labs door de politie was gepakt. Op de vraag van [betrokkene 4] of er ook iemand gearresteerd is antwoordt [medeverdachte 2] dat drie van zijn koks zijn opgepakt. Deze berichten passen bij de verklaring die [medeverdachte 2] bij de politie heeft afgelegd en die inhoudt dat hij de kok [betrokkene 3] heeft geregeld. [31] Hoewel [medeverdachte 2] het over ‘zijn’ lab heeft, verklaart hij bij de politie een bemiddelende rol te hebben. Tegelijk verklaart hij dat het ‘zijn jongens’ zijn en dat hij verantwoordelijk is voor de koks. [32]
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] in de beginfase in het lab is geweest, de laboranten heeft geregeld voor het productieproces en voor deze laboranten zorgdroeg door hen van boodschappen te voorzien. Van de laboranten vernam hij welke grondstoffen voor de productie van metamfetamine nodig waren en gaf dit door aan [verdachte] . [verdachte] regelde vervolgens dat deze stoffen in het lab werden bezorgd. [medeverdachte 2] gaf aanwijzingen over de productie aan de laboranten en vernam van hen wanneer er eindproduct gereed was. Hij gaf dit door aan [verdachte] , die dit liet ophalen en de verkoop verzorgde of liet verzorgen. Zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] hielden een administratie bij van de hoeveelheid eindproduct dat het lab verliet. [verdachte] zorgde voor de financiële middelen om de laboranten te betalen. Dit liep via [medeverdachte 2] .
Het voorgaande duidt op een zeer belangrijke rol voor [medeverdachte 2] en [verdachte] .
In die rol hebben zij in nauwe en bewuste samenwerking met elkaar, met [betrokkene 2] en met de reeds veroordeelde laboranten zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het bereiden van synthetische drugs door onder andere hardware en chemicaliën aanwezig te hebben, aan daadwerkelijke productie van metamfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan.
5.2.3.4.
Periode.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] reeds op 18 februari 2020 met zijn telefoon in de buurt van het lab aanstraalde. Verder volgt er uit het genoemde notitieblok dat er op 17 maart 2020 eindproduct het lab verliet. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat in de periode voorafgaand aan 17 maart 2020, vanaf in ieder geval 18 februari 2020 voorbereidingshandelingen werden gepleegd om tot productie te komen. Deze voorbereidingshandelingen gingen door tot aan de dag dat de politie het lab binnenviel, waarbij de rechtbank een samenloop ziet met de productie zelf. Deze productie startte in ieder geval op 17 maart 2020 en liep eveneens door tot 8 mei 2020. [verdachte] komt voor het eerst in beeld eind maart 2020 als over de opbrengst van 28 maart 2020 wordt gesproken. Aan [verdachte] is betrokkenheid vanaf 27 maart 2020 ten laste gelegd.
5.2.3.5.
Conclusie.
Gelet op de voorgaande, uit wettige bewijsmiddelen blijkende, feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 71.183349.21 onder de feiten 1 (in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020), 2 (op 8 mei 2020) en 3 (in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020) ten laste gelegde, zoals hierna bewezen zal worden verklaard.
5.3.
Het drugslab in Hauwert.
5.3.1.
Inleiding.
Op de locatie [adres 6] in Hauwert is op 6 juli 2021 een verlaten en reeds ontmanteld metamfetamine drugslab aangetroffen. Het politieonderzoek dat hiernaar heeft plaatsgevonden is genaamd het onderzoek Zimdorf.
Onder parketnummer 71.105280.22 wordt [verdachte] onder feit 1 verweten dat hij tezamen en in vereniging met anderen metamfetamine in dit lab heeft geproduceerd. Ook wordt hem onder feit 2 het medeplegen van voorbereidingshandelingen verweten ten aanzien van dit drugslab.
5.3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
5.3.3.
Het oordeel van de rechtbank.
5.3.3.1.
Bevindingen ten aanzien van het ontmantelde drugslab in Hauwert.
Na de politie inval is op het adres [adres 6] in Hauwert door de politie onderzoek verricht. Het adres betrof een perceel met onder meer een vrijstaande woning en een grote hal. De hal bestond uit verschillende ruimtes die waren gecreëerd door aangebrachte isolatiepanelen. In deze ruimtes zijn goederen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van synthetische drugs. Zo trof de politie onder meer jerrycans, koolstoffilters en slakkenhuizen aan. Ook zijn restanten van chemicaliën als PMK, monomethylamine in methanol, kwikchloride, mierenzuur en wijnsteenzuur aangetroffen [33] .
5.3.3.2.
Betrokkenheid van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Het toestel waarvan het EncroChat-account Lavenderwizard gebruik maakte en dat is toegeschreven aan [medeverdachte 3] straalt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 veelvuldig zendmasten in de buurt van het drugslab in Hauwert aan [34] . Op 30 maart 2020 stuurt [medeverdachte 3] via dat account drie foto’s naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] stuurt deze foto’s door naar [verdachte] . Op 8 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] weer twee foto’s naar [medeverdachte 2] . De vijf foto’s tonen grote gelijkenissen met foto’s die door de politie van het ontmantelde drugslab in Hauwert zijn gemaakt. Zo zijn op de foto’s meerdere overeenkomsten te zien met het drugslab in Hauwert zoals lampen, buizen, plafonds en gipsplaten [35] . [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] spreken over ‘
the big lab’ en ‘
the big place’ in relatie tot deze locatie [36] .
Uit de EncroChat-berichten volgt dat informatie uit het drugslab in Hauwert door [medeverdachte 3] wordt gedeeld met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft deze informatie vervolgens weer door aan [verdachte] . Zo is er op 29 maart 2020 contact tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] over een afzuiging die niet werkt. Vervolgens geeft [medeverdachte 2] bij [verdachte] aan dat er problemen zijn met het filtersystem in het big lab [37] . Op 29 maart 2020 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat hij het zo snel mogelijk moet laten weten als er in big lab te weinig grondstoffen zijn [38] . Op 30 maart 2020 bericht [verdachte] aan [medeverdachte 2] dat hij het aan hem moet laten weten wanneer de kilo’s in big lab klaar zijn en hoeveel het er zijn en dat hij zelf alle verkopen zal doen [39] . Op 2 april 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] dat er iemand is gestuurd die eten en een masker mee heeft en die bij hen gaat blijven. Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] aan [verdachte] waarom er een man met een masker en eten is. [verdachte] geeft aan dat deze man daar geplaatst is omdat [verdachte] steeds kilo’s mist en daarvan niet de schuld wil krijgen. [medeverdachte 2] geeft vervolgens weer aan [medeverdachte 3] door dat hij zich geen zorgen hoeft te maken en dat deze persoon alleen maar naar het uitkristalliseren zal kijken [40] . Op 4 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] een foto van het resultaat van de geproduceerde metamfetamine naar [medeverdachte 2] en geeft daarbij aan dat hij ze er niet mooi vindt uitzien. [medeverdachte 2] stuurt dit door naar [verdachte] en schrijft daarbij ‘
the cookers in the big place’. [verdachte] zegt dat hij zal overleggen over de kwaliteit en bericht daarna dat ze het beter opnieuw kunnen maken. [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 3] dat ze het opnieuw moeten maken [41] .
5.3.3.3.
Rol [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Uit de voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 als laborant in het drugslab in Hauwert werkte. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] noemen dit drugslab ‘
the big lab’ en ‘
the big place’. [medeverdachte 3] onderhoudt over zijn werkzaamheden in het drugslab contact met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft deze informatie weer door aan [verdachte] . [medeverdachte 2] is het aanspreekpunt voor [verdachte] ten aanzien van de werkzaamheden binnen het drugslab en voert de gesprekken met hem over het aanleveren van benodigde grondstoffen. [verdachte] regelt de grondstoffen voor het drugslab en is degene die over de verkoop van het eindproduct gaat. Op basis van de mededelingen van [verdachte] , geeft [medeverdachte 2] weer instructies aan [medeverdachte 3] .
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat bij het drugslab in Hauwert sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Zij vervulden alle drie onmisbare rollen bij het productieproces in Hauwert.
5.3.3.4.
Periode.
[medeverdachte 3] was vanaf 27 maart 2020 in het drugslab aanwezig. Op 9 mei 2020 is hij daar vertrokken. Ook uit EncroChat-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] volgt dat de laboranten op die dag uit het drugslab zijn vertrokken en opgehaald [42] . De rechtbank stelt daarom de productieperiode vast van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020.
5.3.3.5.
Vrijspraak feit 2 (parketnummer 71.105280.22)
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het medeplegen van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen als ten laste gelegd in feit 2 van parketnummer 71.105280.22. Tijdens de politie inval op 6 juli 2021 zijn chemicaliën en hardware aangetroffen in het drugslab. Dit is ruim één jaar nadat de verdachten uit 26Inn het drugslab hadden verlaten. Gelet op het geruime tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde pleegperiode en het aantreffen van het drugslab, kan onvoldoende worden vastgesteld dat al deze goederen in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 in het drugslab aanwezig waren.
5.3.3.6.
Conclusie.
De rechtbank acht ten aanzien van het drugslab in Hauwert wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van de productie van metamfetamine in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2021.
5.4.
Deelname aan een eerste criminele organisatie.
5.4.1.
Inleiding.
Onder feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 71.183349.21 wordt verdachte [verdachte] verweten dat hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 als oprichter, leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die verder bestond (onder andere) uit de broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Het oogmerk van de organisatie was volgens de verdenking het plegen van Opiumwetdelicten met betrekking tot harddrugs.
5.4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Er was volgens het Openbaar Ministerie sprake van een professionele criminele organisatie, die in staat was om drie drugslabs tegelijkertijd te laten draaien. Gedoeld wordt op de labs in Drempt, Willemsoord en een onbekende derde plaats. Nadat EncroChat uit de lucht werd gehaald en de labs zijn ontmanteld ging de organisatie stoïcijns door en zijn er weer twee labs tegelijk in bedrijf, te weten in Hauwert en Arnhem. Ook werden er nog koks naar een lab in Herstal in België gestuurd, dat óók in die periode werd ontdekt.
De organisatie gedroeg zich volgens het Openbaar Ministerie ook echt als een criminele organisatie. Er werden maatregelen genomen om ontdekking of ontmanteling te voorkomen. Zo werd er gebruik gemaakt van PGP-telefoons en werd er versluierd gecommuniceerd. Er werd via onlogische routes gereisd en auto’s moesten na een controle door de politie worden ingewisseld. De geldstromen van de organisatie liepen voor een deel via [medeverdachte 5] , die ook andere mensen daarbij inschakelde en zo de leden van de organisatie uit de wind hield. Ook regelde zij op haar naam diverse appartementen voor leden van de organisatie, opnieuw om ontdekking tegen te gaan. Met dat doel beschikte de organisatie ook over valse Belgische identiteitspapieren voor de leden van de organisatie.
Tot slot werd ook voor gedetineerde leden van de organisatie gezorgd. Zo werden er telefoons in de PI geregeld en werd er geld naar hun bankrekening in de PI overgemaakt.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit op de tenlastelegging van [verdachte] . Hij werkte actief samen met de Mexicaanse organisatie van [medeverdachte 2] , zodat hij controle had over de inzet van koks en de productie in de labs. De communicatie liep via [verdachte] . Hij moest ervoor zorgen dat de koks van [medeverdachte 2] hun werk goed deden. Het eindproduct, de metamfetamine, werd door de Mexicanen aan hem geleverd, waarna hij voor de verkoop zorgde. Dit is een nauwelijks te overschatten rol, gelijkwaardig aan [medeverdachte 2] . [verdachte] is daarom ook als een leider van de criminele organisatie aan te merken.
[medeverdachte 2] is al sinds 2016 (met regelmaat) in Nederland en al geruime tijd betrokken bij de productie van metamfetamine. Hij heeft specifieke kennis van de ‘Mexicaanse methode’ om van l-metamfetamine weer d- en l-metamfetamine te maken. Dit procedé werd door hem zorgvuldig afgeschermd. Hij had de beschikking over laboranten die in de verschillende labs door hem werden ingezet. Hij werd door anderen aangeduid als de baas en die rol had hij ook echt. [medeverdachte 2] beschikte ook over contacten met afnemers van metamfetamine in het buitenland. Hij kan worden aangemerkt als de Mexicaanse kwartiermaker en leider van de metamfetamineproductie in Nederland. Hij onderhield contact met de Nederlandse zijde in de persoon van [verdachte] . Dit was een gelijkwaardig contact. [medeverdachte 2] kan als de leider van de criminele organisatie worden aangemerkt.
[medeverdachte 3] maakte sinds begin 2020 als compagnon deel uit van de criminele organisatie. Dit duurde tot zeker april 2021, vanwege zijn betrokkenheid bij het lab in Arnhem. In het begin had [medeverdachte 3] meer de rol van kok, maar na het vertrek van [medeverdachte 2] naar Mexico nam hij een meer coördinerende rol in de organisatie op zich. Hij stuurde toen mensen aan die in het lab in Arnhem werkten of daarbij betrokken waren. Hij deed dit ook ten aanzien van het lab in het Belgische Herstal.
[medeverdachte 5] was onbetwist de belangrijkste ‘facilitator’ van de criminele organisatie. Het feit dat zij Spaans spreekt en de weg in Nederland en in het bijzonder in Den Haag kent waren daarbij belangrijke factoren. Uit door haar gestuurde berichten na ontmanteling van de drugslabs blijkt dat zij wist waar de organisatie zich mee bezig hield. Opvallend is dat zij de verschillende koks ook persoonlijk kent. Zij regelde appartementen en huizen voor de koks en leden van de organisatie, maar ook vervoer en financiële zaken.
Het Openbaar Ministerie heeft niet bewezen geacht dat [medeverdachte 1] ook deelnam aan de criminele organisatie, zodat diens naam er in een bewezenverklaring bij de andere verdachten uitgestreept moet worden.
5.4.3.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal allereerst stilstaan bij het juridisch kader dat geldt bij de vraag of sprake is van deelname aan een criminele organisatie. Daarna zal zij de feiten en omstandigheden vaststellen die uit de bewijsmiddelen in deze zaak volgen, waarna deze zullen worden toegepast op het juridisch kader. Daarbij zal de rechtbank stilstaan bij de verschillende rollen van de verdachten.
5.4.3.1.
Het juridisch kader.
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 11b Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Daarbij geldt dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Iemand die incidenteel een bijdrage aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie levert, bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen, maar verder geen enkele binding met die organisatie heeft, maakt zich niet aan "deelneming" in de zin van artikel 11b Opiumwet schuldig. Omgekeerd kan iemand tot een criminele organisatie behoren, zonder een aandeel te hebben in de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie dan wel daartoe een ondersteunende handeling te hebben verricht. Ook in dat geval is geen sprake van "deelneming" in de zin van de artikel 11b Opiumwet. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
5.4.3.2.
Feiten en omstandigheden.
Uit de bespreking en bewezenverklaring van de zaaksdossiers betreffende de feiten met betrekking tot de metamfetamine-labs in Drempt en Hauwert en de rol van [verdachte] daarin, volgt dat [verdachte] met anderen betrokken was bij de grootschalige productie van metamfetamine. De rechtbank zal voor de bewijsmiddelen ten aanzien van de verdenking van de deelname aan de criminele organisatie allereerst verwijzen naar de hiervoor in het kader van de bespreking van de genoemde labs opgenomen bewijsmiddelen.
Uit het onderzoek dat is neergelegd in zaaksdossier 7, met betrekking tot het lab in Hauwert, volgt dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 samenwerkten met als doel de productie van metamfetamine in dit lab. [43] In verschillende samenstellingen zijn deze personen allen ook betrokken bij andere metamfetamine-labs, zoals in de bespreking van de specifieke drugslabs uitgebreid aan de orde is gekomen. Die feiten staan niet bij alle verdachten op de tenlastelegging. Daarom zal de rechtbank voor de bewijsmiddelen in het kader van de criminele organisatie ten aanzien van die labs verwijzen naar het relaasproces-verbaal van zaaksdossier 5, waar de verschillende labs besproken worden. De rechtbank heeft de inhoud van de onderliggende stukken bij de verschillende zaaksdossiers gecontroleerd en akkoord bevonden, zodat hier naar het relaas verwezen kan worden.
Rode draad in het dossier 26Inn is dat in alle aangetroffen labs metamfetamine wordt geproduceerd. Zo is op de boot in Moerdijk door het NFI vastgesteld dat in het lab d- en l-metamfetamine werd vervaardigd, dat dit gescheiden werd, dat er (her)kristallisatie van d- en/of l- metamfetamine hydrochloride (HCl) plaatsvond én dat er geprobeerd is l-metamfetamine om te zetten in d- en l-metamfetamine, de zogenaamde ‘Mexicaanse methode’. Aangezien de werking van d-metamfetamine in het lichaam het sterkst is, is dat de te produceren stof bij de vervaardiging van metamfetamine als harddrugs. Doormiddel van herkristallisatie wordt de zuiverheid van de stof verhoogd. Als dit proces goed verloopt ontstaan grotere kristallen met een hogere zuiverheidsgraad. [44] Kennis van dit productieproces is aanwezig bij de broers [medeverdachte 2] en bij [medeverdachte 3] .
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor één of meerdere van de hiervoor genoemde verdachten betrokkenheid was bij verschillende van deze labs: Moerdijk [45] , Drempt [46] , Willemsoord [47] , Hauwert [48] en Arnhem [49] . Anders dan het Openbaar Ministerie heeft gesteld is het door de rechtbank niet bewezen geacht dat de organisatie in Arnhem en Hauwert tegelijkertijd produceerde. Wel blijkt uit de periode waarin de labs actief waren dat de organisatie in staat was meerdere labs tegelijkertijd te laten draaien. Uit schattingen naar aanleiding van EncroChat-berichten tussen de bij de labs betrokkenen leidt de rechtbank af dat er alleen al in de maanden januari tot en met juni 2020 meer dan 450 kilogram metamfetamine is geproduceerd. [50] Uitgaande van een verkoopprijs in april 2020 van € 7000,- [51] betekent dat een omzet van € 3.150.000,-. In juli 2020 is de vraag zo groot dat de prijs al lijkt te zijn gestegen naar € 8.000,- [52] , wat dus een omzet van € 3.600.000,- zou betekenen.
Een deel van de hierbij verkregen geldbedragen werd door [medeverdachte 2] via een derde omgezet in Bitcoins. [53] Ook werden er vele geldbedragen door middel van moneytransfers via diverse kantoren in Den Haag naar Zuid-Amerika, Spanje en Amerika verzonden. In 2020 betrof dat 95 transfers voor een bedrag van € 80.894,-. Dit liep via [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] was van een totaal bedrag van € 14.266,- de opdrachtgever en [medeverdachte 1] voor een totaal bedrag van € 28.392,-. [54] In 2021 kreeg [medeverdachte 3] naast [medeverdachte 5] een coördinerende rol in het versturen van geld naar het buitenland. [medeverdachte 3] is voor een bedrag van € 37.569,23 bij moneytransfers betrokken, [medeverdachte 5] voor een bedrag van € 61.604,40. [55]
De bij de verschillende labs betrokken personen werden verzorgd of ontzorgd door [medeverdachte 5] . Zo werden diverse betrokkenen bij labs van onderdak voorzien van [medeverdachte 5] . [56] [57] Zij zette [betrokkene 5] [58] en [medeverdachte 6] in als chauffeur, bijvoorbeeld om de betaling van de koks op te halen [59] , of om een kok te vervoeren die uit een lab kwam. [medeverdachte 6] mocht daarbij van haar eigen of door haar geregelde auto’s gebruik maken. Ook betaalde zij verkeersboetes wanneer chauffeur [medeverdachte 6] die gemaakt had [60] . Met [medeverdachte 3] sprak zij hierover. [61] Opgepakte laboranten werden door tussenkomst van [medeverdachte 5] in de huizen van bewaring van telefoons voorzien [62] . Ook voorzag zij hen van financiële middelen in het huis van bewaring, door geld op hun PI-rekening te laten storten [63] .
Tot hiertoe heeft de rechtbank met name de ‘Mexicaanse kant’ van de organisatie besproken. Uit EncroChat-communicatie blijkt dat [medeverdachte 2] deze kant aanstuurde. Daarnaast had hij op gelijkwaardig niveau contact met [verdachte] . Deze vernam van [medeverdachte 2] welke grondstoffen nodig waren en zorgde dat deze in de labs werden geleverd. Ook ontving hij na het productieproces het eindproduct en verkocht dat of zorgde dat dat verkocht werd. Hij betaalde [medeverdachte 2] ook ten behoeve van de koks. [64]
[medeverdachte 2] is op 16 juli 2020 samen met zijn broer [medeverdachte 1] gezien terwijl zij in een taxi stapten. Ze hadden toen kookpannen bij zich. [65] [medeverdachte 2] heeft in zijn eerste verklaring bij de politie hierover gezegd dat hij samen met zijn broer een lab op ging zetten [66] . Dit is nadat de productie in de labs waarbij [medeverdachte 2] bewijsbaar was betrokken was beëindigd. Dat duidt er op dat de organisatie van plan was om op de bekende voet voort te gaan. Dat dat ook daadwerkelijk is gebeurd blijkt ook uit het feit dat er in april 2021 door de organisatie nog in Arnhem in een professioneel ingericht lab metamfetamine werd geproduceerd. [medeverdachte 2] was toen het land al uit, maar uit de bij zaaksdossier 4 in het vonnis van [medeverdachte 3] besproken bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] toen (een deel van) de coördinerende rol van [medeverdachte 2] had overgenomen en hij de laboranten aanstuurde.
5.4.3.3.
Organisatie.
Gelet op de planmatigheid en stelselmatigheid waarmee de activiteiten rond de labs werden verricht was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . De samenwerking van de verdachten merkt de rechtbank dan ook aan als een organisatie.
5.4.3.4.
Crimineel oogmerk.
Een organisatie zoals hiervoor genoemd wordt pas een criminele organisatie als vast komt te staan dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Op grond van dat wat is beschreven bij de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank zonder enige twijfel vast dat deze organisatie het plegen van strafbare feiten – te weten het produceren van metamfetamine en de verkoop daarvan - tot oogmerk had.
5.4.3.5.
Deelnemers aan de organisatie en hun rol.
[medeverdachte 2] kan als een leider van de criminele organisatie worden aangemerkt. Niet alleen sprak hij over ‘mijn labs’ en ‘mijn koks’, ook spreekt hij over ‘mijn familie en mijn mensen’ die allemaal van valse Belgische identiteitsdocumenten zijn voorzien [67] . Hij regelde koks voor de verschillende drugslabs, stuurde deze aan en zorgde dat ze betaald kregen. [68] Het aldus verkregen geld zette hij om in Bitcoins of stuurde hij via moneytransfers naar het buitenland. Ook verkocht hij zelf metamfetamine aan buitenlandse contacten.
[verdachte] kan als de Nederlandse zakenpartner van [medeverdachte 2] worden beschouwd. Daarmee gaf hij evenzeer leiding aan de organisatie die tot doel had de productie en verkoop van metamfetamine. [verdachte] faciliteerde de labs met chemicaliën en ontving na het productieproces het eindproduct om dat te verkopen. Daartoe had hij overleg met [medeverdachte 2] en gaf hij anderen opdrachten.
[medeverdachte 3] werd als laborant naar Nederland gehaald. In Hauwert produceerde hij zelf metamfetamine, in Arnhem had hij een meer coördinerende rol en stuurde hij onder meer [medeverdachte 4] aan. [69] Ook boekte hij geldbedragen over naar het buitenland.
[medeverdachte 1] voerde samen met zijn broer [medeverdachte 2] gesprekken, bijvoorbeeld met de eigenaar van het perceel waarop het lab in Willemsoord gevestigd was. [70] Hij stond daarin [medeverdachte 2] bij, maar werd zelf ook ingezet om in dat lab te koken. [71] Ook liet [medeverdachte 1] , net als zijn broer, door tussenkomst van [medeverdachte 5] veel geld naar het buitenland overmaken. [72] Hij kan daarmee als deelnemer aan de criminele organisatie worden aangemerkt.
[medeverdachte 5] was een belangrijke facilitator van de criminele organisatie. Opvallend is dat zij vele opgepakte laboranten kende en dat zij voor hun levensonderhoud in de verschillende huizen van bewaring zorgde toen ze waren opgepakt [73] . Ook zorgde ze voor huisvesting en vervoer voor diverse leden van de criminele organisatie. Ook regelde zij dat verdiensten naar het buitenland konden worden overgemaakt.
5.4.3.6.
Pleegperiode.
De rechtbank heeft in de zaak van [medeverdachte 2] bewezen geacht dat [medeverdachte 2] als medepleger betrokken was bij de productie van metamfetamine in een boot in Moerdijk, vanaf 12 december 2018. Vanaf dat moment werd er planmatig en stelselmatig samengewerkt met het oog op een goed draaiende productie van metamfetamine. Hoewel op dat moment van de in de tenlastelegging genoemde namen alleen [medeverdachte 2] deelnam aan de organisatie bestond deze onmiskenbaar vanaf dat moment. De andere deelnemers vallen naar het oordeel van de rechtbank onder de woorden ‘onder andere’ die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Op 12 juli 2021 zijn meerdere deelnemers aan de criminele organisatie aangehouden. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om aan te nemen dat de criminele organisatie daarna is blijven bestaan.
[medeverdachte 2] was als leidinggevende van 12 december 2018 tot aan zijn vertrek uit Nederland in november 2020 deelnemer van de criminele organisatie.
[verdachte] was als leidinggevende van 27 maart 2020 tot aan 30 juni 2020 deelnemer van de criminele organisatie. Buiten deze periode zijn er geen bewijsmiddelen van zijn betrokkenheid.
Op 5 maart 2020 zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen van Spanje naar Nederland gevlogen [74] . Gelet op hun betrokkenheid bij labs redelijk snel hierna zal de rechtbank die datum als aanvangsdatum nemen, nu zij ervan uitgaat dat beiden naar Nederland gekomen zijn met het oog op de productie van metamfetamine. Als einddatum van de periode geldt voor [medeverdachte 3] de dag waarop deelnemers aan deze criminele organisatie werden aangehouden; 12 juli 2021.
[medeverdachte 5] was op de hoogte van het feit dat de mensen die zij met allerlei diensten bijstond bezig waren met de productie van metamfetamine, in ieder geval sinds de ontdekking van het lab in Moerdijk, begin mei 2019. Dat zij dat voor die tijd ook al wist is de rechtbank niet gebleken. Aangezien er verder in 2019 geen zicht is op activiteiten van de organisatie zal de rechtbank de aanvang van de periode waarin zij deelnam vaststellen op 1 januari 2020. Deze periode duurde tot de dag waarop deelnemers van de criminele organisatie werden aangehouden, op 12 juli 2021.
5.4.3.7.
Conclusie.
Gelet op voorgaande uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 71.183349.21 ten laste is gelegd, zoals hierna bewezen is verklaard.
5.5.
Deelname aan een tweede criminele organisatie.
5.5.1.
Inleiding.
Onder feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 71.105280.22 wordt verdachte [verdachte] verweten dat hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 als oprichter, leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een tweede organisatie die verder bestond uit [betrokkene 2] , [betrokkene 6] , [betrokkene 1] en (niet-geïdentificeerde) gebruikers van EncroChat-accounts Serialrhino, Tattoodoctor, Fanaticcheese en Smileonyourface. Deze organisatie wordt in het dossier ook wel de ‘Nederlandse organisatie’ genoemd.
5.5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit op de tenlastelegging van [verdachte] . Het gaat hier om de criminele organisatie die de metamfetamine die werd geproduceerd afnam. Uit wat blijkt uit zaaksdossier 1 over het lab in Drempt volgt dat [verdachte] met [betrokkene 2] een criminele organisatie vormde. [verdachte] gaf [betrokkene 2] opdrachten met betrekking tot dit lab. Daaruit valt af te leiden dat [verdachte] een leidende rol in deze organisatie had. Met alle andere bij dit feit genoemde personen in de tenlastelegging had [verdachte] in de periode maart en april 2020 contact over de productie of verkoop van metamfetamine. [betrokkene 6] wordt door hem ingezet als een klusjesman die de afzuiging in een lab moet maken. [betrokkene 1] wordt door [verdachte] de boekhouder genoemd, met wie [verdachte] via EncroChat communiceerde. Met Serialrhino heeft [verdachte] gesprekken over een ander metamfetaminelab in de buurt van Meppel. Hij lijkt het aanspreekpunt voor [verdachte] van een andere Mexicaanse criminele organisatie dan die van [medeverdachte 2] . Tattoodoctor krijgt opdrachten van [verdachte] om te chauffeuren voor de organisatie. Met Fanaticcheese communiceert [verdachte] over het lab in Hauwert. [verdachte] geeft daarbij aan dat hij het volste vertrouwen in Fanaticcheese heeft. Ten aanzien van Smileonyourface heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat hij contact met [verdachte] heeft over chemicaliën en grondstoffen, maar dat er onvoldoende over zijn rol gezegd kan worden om hem aan te merken als een lid van de criminele organisatie.
5.5.3.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 71.183349.21 volgt dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die ook wel de ‘Mexicaanse organisatie’ wordt genoemd. In die organisatie gaf hij met [medeverdachte 2] leiding aan een groep mensen die in labs metamfetamine produceerden.
Het dossier 26Inn bevat voldoende bewijs om aan te nemen dat [verdachte] , in relatie tot de productie van metamfetamine, daarnaast ook contacten had met Nederlanders. De rechtbank zal allereerst stilstaan bij de vraag wie dat waren en wat hun bezigheden waren, om daarna vaststellingen te doen over de periode, de vraag of sprake was van een organisatie en een crimineel oogmerk.
5.5.3.1.
Contacten van [verdachte] en inhoud van het contact.
Uit gekraakte EncroChat-berichten blijkt dat [verdachte] met een onbekend gebleven persoon met de EncroChat-naam Serialrhino contact heeft over de productie van ‘ice’ [75] . Uit het feit dat deze conversatie in het Engels plaatsvindt leidt de rechtbank af dat achter Serialrhino geen Nederlander schuil gaat. [verdachte] laat Serialrhino op 29 maart 2020 weten dat hij een chauffeur stuurt om hem en zijn jongens op te halen [76] . Vervolgens schakelt hij een onbekend gebleven persoon met de EncroChat-naam Tattoodoctor in om deze mensen op te halen en naar de carpoolplaats Zuidwolde te brengen, waar ze door iemand anders overgenomen zullen worden [77] . In chats op 31 maart 2020 legt Serialrhino verantwoording af over de productie [78] , waarna later op de dag Tattoodoctor weer wordt ingeschakeld om ze op te halen. Hij doet dat dan met een andere auto. [79] Intussen vraagt Serialrhino om 5k om zijn jongens te betalen, waarop [verdachte] laat weten dat morgen te brengen. [80] Deze conversatie wordt één op één doorgezet naar [betrokkene 1] , die gebruikmaakt van het EncroChat-account Alarmingorca [81] . [betrokkene 1] weet kennelijk direct waar dit over gaat, want zonder tegenwerping of verduidelijkingsvraag vraagt hij of hij dat moet komen brengen. [verdachte] antwoordt dan: ‘Bende gek betaal ik. Bedoel meer jij bent de boekhouder schrijf het op’. [82] Dat [betrokkene 1] weet heeft van de activiteiten van [verdachte] in de metamfetaminebranche blijkt ook uit het feit dat [verdachte] foto’s die hij op 7 april 2020 van [medeverdachte 2] ontvangt, doorstuurt aan [betrokkene 1] [83] . Een dag eerder had [betrokkene 1] nog aan hem gevraagd wat hij moet vragen voor hun ‘ijs’. Hij weet wel dat [verdachte] alles zelf kwijt kan, maar heeft een maat die ook wat wil reserveren. [verdachte] laat daarop weten dat ze dezelfde prijs, te weten 7.000 moeten aanhouden. Er moet niet mee gestunt worden. [84] [verdachte] bespreekt ook andere zaken met [betrokkene 1] . Zo vraagt hij hem op 5 april 2020 of hij een chauffeur heeft om koks op te halen in Meppel. Zijn eigen chauffeur kan echt niet die dag. [85] Met [betrokkene 1] bespreekt [verdachte] of ze het aan ‘ [alias 6] ’ zullen vragen. [86]
In de gesprekken over de productie van ‘ice’ tussen [verdachte] en Serialrhino komt ook meermaals de naam ‘ [alias 6] ’ voor. Zo zegt [verdachte] op 21 april 2020 bijvoorbeeld dat zijn ‘vriend [alias 6] ’ die dag geld zal komen brengen om Serialrhino te betalen [87] . De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘ [alias 6] ’ [betrokkene 6] wordt bedoeld, die geïdentificeerd is als de gebruiker van het EncroChat-account Happyslipper. [88] Uit chats tussen [verdachte] en een onbekend gebleven persoon met de EncroChat-naam Fanaticcheese leidt de rechtbank af dat [betrokkene 6] verantwoordelijk is voor een lab in de buurt van Meppel, waar ook Serialrhino werkt. [89] Ook met Fanaticcheese voert [verdachte] in het Nederlands gesprekken die overduidelijk gaan over de productie van metamfetamine. Fanaticcheese vraagt op 3 april 2020 of [verdachte] chemicaliën voor hem heeft, waarna Fanaticcheese een conversatie met Happyslipper doorstuurt, waarin Happyslipper meldt dat ze 46 kilo rechtse ice (d-metamfetamine) en 59 kg ‘lichte ice en kg in vloeistof’ hebben. [90] [verdachte] laat Fanaticcheese weten dat alleen perox/aibn er vandaag is, maar dat de methyl er na het weekend is. Er is dan van beiden 100, genoeg voor beide labs. Gelet op het vervolg van de conversatie wordt gedoeld op een lab in de buurt van Meppel en in de buurt van Hoorn, vermoedelijk Hauwert. [91] Duidelijk is dat Fanaticcheese met beide labs te maken heeft, getuige het feit dat [verdachte] vraagt of zijn bericht ziet op Hoorn, waarna Fanaticcheese antwoordt: ‘Meppel maat’. Die avond (3 april 2020) is daar 200 1e fase klaar, zo laat Fanaticcheese weten. Dat ontlokt [verdachte] het antwoord dat hij ‘volle vertrouwen in jullie’ heeft. [92]
Zoals bij de bespreking van zaaksdossier 1, met betrekking tot het lab in Drempt, is besproken blijkt dat [betrokkene 2] met [verdachte] samenwerkte. De rechtbank verwijst hier naar de daar aangehaalde bewijsmiddelen. Uit EncroChat-berichten tussen [verdachte] en een onbekend gebleven persoon met de EncroChat-naam Smileonyourface blijkt dat deze laatste aan [verdachte] grondstoffen voor gebruik in de labs levert. Op 1 april 2020 laat [verdachte] weten dat hij een vrachtwagen heeft geregeld, nadat hij een dag eerder van Smileonyourface hoorde dat het om 25 pallets ging. [93] Deze vrachtwagen is door [betrokkene 2] geregeld, zo blijkt uit een chat tussen hem en [verdachte] [94] . Uit meerdere chats blijkt dat [verdachte] aan [betrokkene 2] opdrachten geeft, bijvoorbeeld om metamfetamine bij hem op te laten halen [95] of om geld aan een chauffeur mee te geven [96] . Ook als [verdachte] en [betrokkene 2] op een andere EncroChat-account zijn overgestapt communiceren zij door over de productie van metamfetamine. [97] Ook hieruit blijkt dat [verdachte] aan [betrokkene 2] aanwijzingen geeft, bijvoorbeeld op 11 juni 2020: ‘dus als base er morgen staat laat koks ophalen en beginnen’ [98] . Ook spreekt hij [betrokkene 2] aan op het feit dat diens mensen slechte olie brengen en de koks daardoor willen stoppen. [99]
5.5.3.2.
Rolverdeling.
Uit voorgaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] met diverse Nederlanders samenwerkt met het oog op de productie van metamfetamine. Deze mensen hebben allen hun eigen rol. Wat opvalt is dat [verdachte] bij geen van zijn tegencontacten een ondergeschikte rol heeft. Ook is duidelijk dat de verschillende tegencontacten elkaar kennen, maar dat veelal [verdachte] de schakel is. [verdachte] kan Tattoodoctor inzetten als chauffeur om koks naar een lab te vervoeren. [verdachte] laat [betrokkene 1] uitgaande bedragen noteren, omdat dat de boekhouder is. Ook bepaalt [verdachte] voor welke prijs [betrokkene 1] metamfetamine aan een vriend mag leveren. Verder vraagt [verdachte] een chauffeur van [betrokkene 1] te leen, waarna ze samen bespreken of [betrokkene 6] hier wat in kan betekenen. [betrokkene 6] lijkt verantwoordelijk voor een lab in de buurt van Meppel, maar blijkt ook taken voor [verdachte] te verrichten, zoals het brengen van geld naar Serialrhino, de kok die zelf ook weer koks aanstuurt. [verdachte] bestelt chemicaliën voor het lab waar [betrokkene 6] aan gekoppeld kan worden en laat [betrokkene 2] het vervoer van deze chemicaliën regelen. Uit de gesprekken met zijn leverancier blijkt echter dat [betrokkene 2] niet geïnformeerd mag worden over de prijzen [100] . [betrokkene 2] krijgt wel vaker opdrachten van [verdachte] . Daaruit volgt dat [verdachte] ‘boven’ [betrokkene 2] staat, al werken ze ook samen. Dit blijkt ook uit het bericht van [betrokkene 2] op 3 april 2020 aan [verdachte] ‘Ja we gaan seruis worden’ en het antwoord van [verdachte] daarop: ‘hahaha ohoh grootste van Europa’ [101] . Ook Fanaticcheese lijkt voor [verdachte] in een lab te werken. Hij geeft aan welke chemicaliën hij nodig heeft en houdt [verdachte] op de hoogte van de productie. [verdachte] geeft aan dat hij het volste vertrouwen in Fanaticcheese en zijn mensen heeft.
Gelet op het voorgaande blijkt [verdachte] evident een leidinggevende rol te bekleden.
5.5.3.3.
Pleegperiode.
In het dossier zijn aanwijzingen voor de betrokkenheid bij Opiumwetdelicten van [verdachte] concreet vanaf 27 maart 2020, omdat van die datum de eerste EncroChat-berichten van zijn hand bekend zijn. Hoewel er, gelet op de mate waarin hij dan al ‘in de materie zit’, aanwijzingen zijn dat hij dan al enige tijd actief is, zal de rechtbank dit als begin van de pleegperiode aanmerken. Van zijn tegencontacten die hier besproken worden zijn ook geen eerdere berichten bekend. Met het uit de lucht gaan van EncroChat in juni 2020 eindigen ook de gesprekken op basis waarvan inzicht in de communicatie van [verdachte] is gekregen. Hoewel hij daarna is overgestapt op SkyECC en uit het dossier blijkt dat hij via die berichtendienst ook communiceert over de productie van metamfetamine, is niet bekend wie zijn tegencontacten zijn. De rechtbank zal om die reden de pleegperiode beperken tot en met 12 juni 2020.
5.5.3.4.
Organisatie.
Gelet op bovenvermelde rolverdeling en de planmatigheid en stelselmatigheid waarmee de activiteiten werden verricht was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen [verdachte] en zijn medeverdachten, ook al is er maar voor tweeënhalve maand zicht op. De samenwerking van de verdachten merkt de rechtbank dan ook aan als een organisatie.
5.5.3.5.
Crimineel oogmerk.
Een organisatie zoals hiervoor genoemd wordt pas een criminele organisatie als vast komt te staan dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank zonder enige twijfel vast dat deze organisatie het plegen van strafbare feiten - zoals het produceren van synthetische drugs, het verrichten van voorbereidingshandelingen hiertoe en de verkoop daarvan - tot oogmerk had.
Dit crimineel oogmerk is echter niet ten laste gelegd. Daarom komt de rechtbank niet toe aan het bewijzen daarvan.
5.5.3.6.
Conclusie.
Gelet op voorgaande uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] onder feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 71.105280.22 ten laste is gelegd, zoals hierna bewezen is verklaard.
5.6.
De witwasverdenking.
5.6.1.
Inleiding.
Onder feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 71-105280-22 wordt [verdachte] verweten dat hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2022 in vereniging een bedrag van € 222.419,71 heeft witgewassen.
5.6.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft op gronden als verwoord in het schriftelijk requisitoir tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Er is sprake van een onbekend gronddelict, waardoor het zes-stappenplan moet worden toegepast. Er zijn feiten en omstandigheden die het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Door de politie is een eenvoudige kasopstelling gemaakt, waaruit een fors negatief bedrag volgde, namelijk het bedrag van € 222.419,71. Van [medeverdachte 7] en [verdachte] mocht dan ook een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring verlangd worden. Beide hebben zich op hun zwijgrecht beroepen en enkel een dik pak papieren bescheiden overgelegd. [medeverdachte 7] heeft uiteindelijk op 22 augustus 2023 nog een verklaring afgelegd bij de politie. De overgelegde bescheiden en deze verklaring hebben geen helderheid geboden. [medeverdachte 7] wist dat het geld afkomstig was van misdrijf, dit blijkt uit EncroChat-berichten van [verdachte] . Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat [verdachte] in vereniging met [medeverdachte 7] de werkelijke aard en herkomst van een bedrag van € 222.419,71 heeft verhuld en geld en goederen heeft verworven, voorhanden gehad en omgezet terwijl zij wisten dat het afkomstig was uit enig misdrijf. [verdachte] heeft hiervan een gewoonte gemaakt.
5.6.3.
Het oordeel van de rechtbank.
5.6.3.1.
Beoordelingskader.
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of [verdachte] zich in vereniging heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Voor een veroordeling voor witwassen dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen. De rechtbank zal in dat geval moeten vaststellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier 26Inn vast dat er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het ten laste gelegde geldbedrag en een bepaald concreet misdrijf. De rechtbank zal daarom gebruikmaken van het toetsingskader uit het zes stappen-arrest van het Gerechtshof Amsterdam. [102]
Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of [verdachte] van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
5.6.3.2.
Vermoeden van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een vermoeden van witwassen, vanwege transacties die niet in verhouding staan tot het officiële inkomen en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Transacties die niet in verhouding staan tot het officiële inkomen.
[medeverdachte 7] en [verdachte] waren sinds 2 juni 2012 gehuwd. Beide stonden vanaf 29 april 2019 ingeschreven op het adres [adres 3] in [woonplaats] . [103] Zij vormden dan ook samen een economische eenheid. Uit het politieonderzoek is gebleken dat [verdachte] vanaf 1 februari 2018 eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijf 1] . [104] Daarnaast was [verdachte] van 1 juni 2020 tot en met 1 augustus 2020 medevennoot van de onderneming [bedrijf 2] . [105] [medeverdachte 7] was vanaf 21 juni 2019 eigenaar van de onderneming [bedrijf 3] . [106] Daarnaast is [medeverdachte 7] van 13 januari 2015 tot en met 23 januari 2019 eigenaar geweest van de onderneming [bedrijf 4] . [107]
Uit het financieel onderzoek naar de in beslag genomen administratie is gebleken dat veel aankopen voor de inrichting van de woning in de onderzoeksperiode door [medeverdachte 7] en/of [verdachte] contant zijn betaald. Zo is op 22 januari 2019 een keuken voor het adres aan de [adres 3] in [woonplaats] contant afgerekend voor een bedrag van € 18.000,-. [108] Daarnaast is bijvoorbeeld op 4 augustus 2020 een witte Mercedes Benz aangeschaft, die gedeeltelijk is betaald met een contact bedrag van € 9.900,- op naam van [bedrijf 3] , het bedrijf van [medeverdachte 7] . [109] Op 12 november 2020 is een Opel aangeschaft voor de moeder van [medeverdachte 7] en contant afgerekend voor een bedrag van zo’n € 7.000,-. [110]
De politie heeft een overzicht [111] gemaakt van de binnen de onderzoeksperiode verrichte contante uitgaven inclusief bankstortingen:
De politie heeft alle gegevens van [medeverdachte 7] en [verdachte] en hun ondernemingen gevorderd bij De Belastingdienst. Op basis van de ontvangen en bekend geworden financiële gegevens van [medeverdachte 7] en [verdachte] is een zogenaamde eenvoudige kasopstelling gemaakt over de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 juli 2021:
Daaruit komt een onverklaarbaar groot verschil naar voren tussen de contante ontvangsten en contante uitgaven van [medeverdachte 7] en [verdachte] van € 222.419,71. [112] Hieruit volgt dat de contanten uitgaven van [medeverdachte 7] en [verdachte] niet in verhouding stonden tot het officiële inkomen.
Voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld overweegt de rechtbank dat tijdens de actiedag op 21 juli 2021 is in de kluis in de slaapkamer in de woning een contact geldbedrag van € 32.500,- is aangetroffen. [113]
5.6.3.3.
Verklaring van verdachte.
Aangezien er sprake is van een vermoeden van witwassen mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
[verdachte] heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht en geen verklaring gegeven. De advocaat van [verdachte] heeft op 13 december 2022 een groot pak papieren bescheiden – zonder enige toelichting – aan de politie gezonden. Nog afgezien van het feit dat dat niet als een verklaring van verdachte beschouwd wordt, kan de rechtbank daaruit ook geen legale herkomst van de contante uitgaven in de onderzoeksperiode van 1 januari 2019 tot en met 12 juli 2021 herleiden.
5.6.3.4.
Van misdrijf afkomstig.
Uit het onderzoek dat door de politie is verricht, is niet gebleken dat [medeverdachte 7] en [verdachte] op legale wijze de beschikking hebben kregen over het contante bedrag van € 222.419,71. Nu, gelet op al het bovenstaande, [verdachte] hier zelf ook geen concrete en verifieerbare verklaring voor heeft weten te geven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Mede tegen de achtergrond van de andere door [verdachte] gepleegde strafbare feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] wist dat het genoemde contante bedrag van misdrijf afkomstig was. Als beheerder van de financiën van het echtpaar zal [verdachte] als medepleger van witwassen van het totale geldbedrag worden veroordeeld.
5.6.3.5.
Conclusie.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 juli 2021 meermalen contante geldbedragen heeft witgewassen. Deze witwashandelingen heeft [verdachte] gedurende een langere periode verricht en in een zodanige frequentie, dat deze gedragingen als gewoonte moeten worden aangemerkt. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als gewoontewitwassen, zoals strafbaar gesteld in artikel 420ter Sr.
5.7.
Het voorhanden hebben van een jammer.
5.7.1.
Inleiding.
In de woning van [verdachte] aan de [adres 3] in [woonplaats] , werd bij de doorzoeking op 12 juli 2021 een jammer aangetroffen, in een kast in de bijkeuken [114] . Deze jammer is voor nader onderzoek in beslag genomen (beslagnummer: HA049.06.01.001).
5.7.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit. Door het [bedrijf 5] is vastgesteld dat de jammer naar behoren werkte. [verdachte] heeft de jammer, geheel of gedeeltelijk aangelegd, aanwezig gehad.
5.7.3.
Het oordeel van de rechtbank.
Het is strafbaar om opzettelijk een jammer geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig te hebben. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat daarvan sprake is wanneer het apparaat met een betrekkelijk simpele handeling in gebruik kan worden genomen of als uit omstandigheden blijkt of kan worden aangetoond dat de intentie van gebruik aanwezig is. De rechtbank overweegt het volgende.
De jammer is onderzocht door het [bedrijf 5] . [115] De inspecteur heeft geconcludeerd dat het een jammer betreft. [116] De jammer had geen merk- of typeaanduiding, was voorzien van zes met coax-pluggen vastgeschroefde antennes en kreeg zijn voedingsspanning van een accu. De inspecteur heeft de jammer voor het verrichten van zijn onderzoek moeten aansluiten op netvoeding. Er was geen vergunning dan wel vrijstelling verleend aan [verdachte] voor het gebruik van frequentieruimte. [117]
[verdachte] is verhoord over het bezit van de jammer en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat [verdachte] geen wetenschap had van de aanwezigheid van de jammer in zijn bijkeuken, nu dit zijn eigen woning betrof. Van omstandigheden waaruit blijkt dat de verdachte niet de intentie had om het apparaat te gebruiken, is evenmin gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het apparaat strafbaar geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad.

6.De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen en wat daarover is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 71.183349.211.
(ZAAKSDOSSIER 1)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 te Drempt, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
(ZAAKSDOSSIER 1)op 8 mei 2020 te Drempt, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad- 80 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten d,l-metamfetaminebase (een mengsel van d- en 1-metamfetamine) en- 318 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten l-metamfetaminebase en
- 40 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten een vloeistof bevattende d-metamfetamine en- 360 liter van een stof bevattende een zout van metamfetamine,te weten l-metamfetaminetartraat en- 2,6 kilo van een stof bevattende een zout van metamfetamine,te weten d-metamfetamine HCl, zijnde de zouten van metamfetamine (op grond van artikel I, eerste en tweede lid, Opiumwet) gelijkgesteld met metamfetamine en zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(ZAAKSDOSSIER 1)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit. bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende metamfetamine, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I , voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe- (crypto)telefoons voorhanden gehad en-via die (crypto)telefoons chatgesprekken gevoerd over de productie van synthetische drugs en- instructies gegeven over de productie van synthetische drugs en met anderen afspraken gemaakt over de productie van synthetische drugs en laboranten en/of overige personen aangestuurd en/of geregeld
en
in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 te Drempt, gemeente Bronckhorst, jerrycans en vaten en productieopstellingen en (andere) hardware en chemicaliën, waaronder AIBN en kwikchloride en BMK en tolueen en aceton en zoutzuur en wijnsteenzuur en ethanol en methylamine en methanol, voorhanden gehad;
4.
(ZAAKSDOSSIER 5)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 in Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere hij, verdachte, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet;Parketnummer 71.105280.221.
(ZAAKSDOSSIERS 5, 7)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 te Hauwert, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(ZAAKSDOSSIER 5)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere hij, verdachte, en [betrokkene 2] en [betrokkene 6] en [betrokkene 1] en (niet-geïdentificeerde) overige personen die gebruik maakten van de EncroChat-accounts tattodoctor@EncroChat.com en fanaticcheese@EncroChat.com;
4.
(ZAAKSDOSSIER 6)in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 juli 2021 te Boskoop en andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, voorwerpen, te weten- geldbedragen van in totaal EUR 222.419,71
b. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — afkomstig waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
(ZAAKSDOSSIER 8)op 12 juli 2021 te Boskoop, opzettelijk, een radioapparaat, te weten: een draagbare multiband/1‐, 2‐, 3‐, 4‐band GSM/UMTS/GPS/LTE jammer, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

7.De strafbaarheid van de feiten.

Zoals hiervoor onder 5.5.3.5 is overwogen ontbreekt op de tenlastelegging met nummer 71.105280.22 onder feit 5 het bestanddeel waaruit het oogmerk van de organisatie blijkt. Het ten laste gelegde feit kan bewezen worden, maar is daardoor niet te kwalificeren als een strafbaar feit. [verdachte] zal om die reden voor dat feit ontslagen worden van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert voor het overige op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

8.De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard, met uitzondering voor feit 5 van de tenlastelegging met nummer 71.105280.22.

9.Motivering van de straf.

9.1.
De eis van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van het Openbaar Ministerie is aan dit vonnis gehecht.
9.2.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feiten.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het produceren en voorhanden hebben van metamfetamine in een drugslab in Drempt en een drugslab in Hauwert. Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Ook heeft hij als leider deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het produceren van metamfetamine. Ook wordt hij veroordeeld voor het witwassen van ruim € 220.000,-. Tot slot heeft hij opzettelijk een jammer aanwezig gehad.
Gevolgen van de feiten en hun ernst.
De drugslabs waarbij [verdachte] betrokken was, waren professioneel ingericht en bestemd voor het vervaardigen van zeer grote hoeveelheden metamfetamine. Het is algemeen bekend dat de productie van metamfetamine zeer schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van de gebruiker. Metamfetamine is zeer verslavend en kan – al dan niet bij overdosis – zelfs leiden tot de dood van de gebruiker.
Naast deze gezondheidsrisico’s brengt de productie van metamfetamine grote schade toe aan het milieu en de leefomgeving. Het bereiden van metamfetamine gaat gepaard met het gebruik van zeer gevaarlijke stoffen en chemisch afval. Deze stoffen en afval komen terecht in de aardbodem, open wateren of openbare ruimtes. Dit leidt tot immense schade aan het milieu en deze komt veelal geheel voor rekening van de (lokale) gemeenschap.
De ontdekking van een crystal meth-lab gaat daarnaast gepaard met onrust en een gevoel van onveiligheid voor de (lokale) gemeenschap. Deze drugslabs zijn dan ook een zware vorm van ondermijning voor de Nederlandse samenleving. [verdachte] heeft voor dit alles geen oog gehad en zijn eigen belangen laten prevaleren.
De criminele organisatie waaraan [verdachte] heeft deelgenomen, bracht ‘de Mexicaanse methode’ naar Nederland, waarbij veelal Latijns-Amerikaanse laboranten naar Nederland werden gehaald om deze bereidingswijze van metamfetamine toe te passen. [verdachte] faciliteerde de labs met chemicaliën en ontving vervolgens het eindproduct om dat te verkopen. Criminele organisaties als de onderhavige ondermijnen de rechtsorde vanwege hun misdadige oogmerk, hun grote winsten waarover geen belasting wordt betaald en alle overige daarmee samenhangende (illegale) handelingen.
Door het gewoontewitwassen van € 222.419,71 heeft [verdachte] contante geldbedragen voorhanden gehad en daarvan gebruik gemaakt. Door zijn handelen heeft [verdachte] opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie willen onttrekken. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van he financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving.
[verdachte] heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan het, zonder vergunning, voorhanden hebben van een jammer. Het voorhanden hebben van een jammer is laakbaar, omdat deze gebruikt kan worden voor het verstoren van onder andere elektronische communicatie en de opslag van gegevens. Jammers worden in het criminele circuit doorgaans gebruikt om buiten het zicht van de politie te kunnen manoeuvreren en kunnen bij verstoring van de communicatie van hulpdiensten voor levensbedreigende situaties zorgen.
Ten aanzien van het opleggen van een passende straf.
De rechtbank heeft er bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat het meerdere professioneel opgezette drugslabs betrof, bedoeld om grote hoeveelheden metamfetamine te maken. [verdachte] is betrokken geweest bij twee drugslabs en had een essentiële rol in deze drugslabs. Uit het dossier doemt het beeld op dat [verdachte] de diensten van de ‘Mexicanen’ inriep om ten behoeve van zichzelf grote hoeveelheden metamfetamine te produceren. [verdachte] zorgde ervoor dat er grondstoffen werden geleverd en ging er met de opbrengst van de productie vandoor.
Verdachte heeft geen enkel inzicht getoond in zijn handelen en het getuigt van minachting van de rechtbank dat verdachte zijn berechting ontloopt door tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis zich niet meer aan de voorwaarden te houden en ervoor te zorgen dat hij onvindbaar is. De rechtbank rekent [verdachte] dit alles zeer zwaar aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Voor het bereiden van meer dan 20 kilogram harddrugs geldt als standaard uitgangspunt een gevangenisstraf van 50 maanden onvoorwaardelijk, in geval van een organisatie is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden onvoorwaardelijk. De rechtbank heeft verder aansluiting gezocht bij straffen die door andere rechtbanken of gerechtshoven in soortgelijke zaken zijn opgelegd. In de praktijk wordt aan laboranten voor betrokkenheid bij een lab een iets lagere gevangenisstraf opgelegd dan het hiervoor genoemde uitgangspunt in geval van een organisatie. Verdachte was echter als organisator betrokken bij twee labs. Daarnaast was hij de leider van een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie van metamfetamine.
Gelet op de grote rol van verdachte en het voorgaande benadert de passende straf het strafmaximum dat hierop staat, te weten tien jaar en acht maanden voor het leidinggeven aan een criminele organisatie, te verhogen met een derde als het gepaard gaat met andere strafbare feiten. Dat betekent een gevangenisstraf van ruim veertien jaar. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank nauwelijks ruimte hier in het voordeel van verdachte van af te wijken.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf ook rekening houden met de omstandigheid dat de feiten ten aanzien van ieder afzonderlijk lab, in tijd, plaats en handelingen zodanig overeen komen dat ze in feite telkens één feit betreffen, dat in meerdere strafbepalingen valt. Vanwege deze eendaadse samenloop zal de rechtbank slechts de strafbepaling toepassen, waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Overigens wijst de rechtbank erop dat niet valt in te zien wat een vervolging voor voorbereidingshandelingen ten aanzien van een specifiek lab toevoegt in het geval er meer bewijs is voor de daadwerkelijke productie in dat lab. Uiteraard heeft iedere dader die produceert dit ook voorbereid, al is het – in de visie van het Openbaar Ministerie – alleen al omdat de dader ook op de plek van de productie, in sommige gevallen daartoe zelfs speciaal naar Nederland dient te komen of de chemicaliën en hardware voor het daadwerkelijk produceren uiteraard ook voorhanden moet hebben.
In het wetsvoorstel tot nadere wijziging van de Opiumwet werd benadrukt dat het voorstel tot de invoering van de strafbare voorbereidingshandeling zich in de eerste plaats richtte tegen de organisatoren en geldschieters die achter die handel schuil gaan en die onder de bestaande wetgeving veelal ongestraft en ongemoeid bleven. Het zijn ‘de ‘grote jongens’ achter de harddrughandel tegen wie het wetsvoorstel zich richtte, en niet zozeer koeriers en andere personen die in de organisatie een ondergeschikte taak vervullen. [118] Dat neemt evenwel niet weg dat artikel 10a Opiumwet, waarin dit voorstel wet werd, niet slechts aan ‘grote jongens’ kan worden tegengeworpen. De rechtbank vermag echter niet in te zien waarom in gevallen waarin van ‘ongestraft en ongemoeid’ geen sprake is omdat er wel degelijk sprake is van vervolgbare voltooide delicten, tevens voor vervolging van artikel 10a Opiumwet wordt gekozen. Artikel 10a Opiumwet is niet voor dergelijke gevallen door de wetgever in de wet opgenomen. Een vervolging terzake dit artikel leidt in de regel tot lange tenlasteleggingen en alleen daarmee samenhangend al veel extra werk voor de verdediging, het Openbaar Ministerie en de rechtbank, terwijl het bij een veroordeling in gevallen als deze geen toegevoegde waarde heeft voor de op te leggen straf.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van lange duur.
Zoals bij de bespreking van de tweede organisatie is gebleken gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ook leider was van een criminele ‘Nederlandse’ organisatie. Dat feit is echter door een omissie in de tenlastelegging niet te kwalificeren. Indien dat wel voor de strafmaat had meegewogen, had de rechtbank voor alle feiten samen een gevangenisstraf van 14 jaren passend gevonden. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat zij het strafbare handelen van [verdachte] minstens zo zwaar inschat als dat van [medeverdachte 2] .
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden is.
De rechtbank zal daarmee een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Overschrijding van de redelijke termijn.
Ten aanzien van het tijdsverloop in deze zaak overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende. Artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) waarborgt het recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft, volgens de uitleg die de Hoge Raad aan de redelijke termijn heeft gegeven, als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen, behoudens bijzondere omstandigheden die maken dat van deze termijn in redelijkheid kan worden afgeweken. De termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn als uitgangspunt 12 juli 2021, de dag van (de eerste) inverzekeringstelling en stelt vast dat de termijn van twee jaren aldus met ruim vier maanden is overschreden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gezien de omvang van de zaak een relatief geringe overschrijding is. Er is daarbij sprake geweest van diverse verdenkingen jegens verdachte, maar ook van verdenkingen tegen meerdere medeverdachten, van een zeer uitgebreid dossier en vele onderzoekswensen. De rechtbank zal derhalve volstaan met de vaststelling dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, maar zal hier geen gevolgen aan verbinden.
De tenuitvoerlegging van de straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

10.Beslag.

De rechtbank dient een beslissing te nemen over de volgende in beslag genomen voorwerpen:
Onder parketnummer 71.183349.21:
een bestelbus (goednummer 681296);
een sleutelbos VHS-90-T (goednummer 681284), gevoegd bij bestelbus 681296;
een geldbedrag van € 32.500,- (goednummer 681269);
een Rolex horloge (goednummer 681274);
een Audemars Piquet horloge (goednummer 681275);
22 fitnesapparaten (goednummer 681246 t/m 681267);
Google cryptotelefoon (goednummer 681277);
7 doosjes medicijnen met opschrift
Humatrope(goednummer 681281);
Jammer (goednummer 681282);
Google cryptotelefoon (goednummer 681283);
Vals legitimatiebewijs t.n.v. [alias 7] (goednummer 681293).
1e ING-bankrekening t.n.v. [verdachte] en [medeverdachte 7] [bankrekeningnummer 1] met saldo € 18.692,77 (goednummer 689278);
2e ING-bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] [bankrekeningnummer 2] met saldo € 804,94 (goednummer 689279);
3e ING-bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] [bankrekeningnummer 3] met saldo € 30.000,04 (goednummer 686922);
Onder parketnummer 71.105280.22:
15. € 4.900,- ( € 4.900,- (goednummer 731838);
15. € 4.900,- ( Oppo telefoon (goednummer 731811).
10.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat het geldbedrag van € 32.500,- en de fitnessapparaten verbeurd worden verklaard. De Google cryptotelefoons, de jammer en het valse legitimatiebewijs dienen aan het verkeer te worden onttrokken. Verder heeft het Openbaar Ministerie gevorderd dat de bestelbus, een sleutelbos, een Rolex horloge, een Audemars Piquet horloge, de medicijnen, de bankrekeningen , het geldbedrag van € 4.900,- en de Oppo-telefoon aan de rechthebbende worden teruggegeven.
10.2.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag van € 32.500,- en de fitnessapparaten vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen betreft die door middel van of uit baten van het strafbare feit (witwassen) zijn verkregen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de Google cryptotelefoons, de jammer en het valse legitimatiebewijs vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en het ongecontroleerd bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal tot slot de teruggave gelasten van de overige in beslag genomen goederen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave van de in beslag genomen goederen.

11.Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet,
33, 33a, 36b, 36d, 47, 55, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
10.15
van de Telecommunicatiewet,
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart de dagvaarding onder
feit 1 van parketnummer 71.105280.22 partieel nietigvoor zover het betrekking heeft op ‘een onbekend gebleven locatie (aangeduid als '3e lab' in zaaksdossier 5)’;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder
feit 2 van parketnummer 71.105280.22is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in hoofdstuk 6, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde onder
feit 3 van parketnummer 71.105280.22 niet strafbaaren ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 71.183349.21:

1.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B,

van de Opiumwet gegeven verbod,

in eendaadse samenloop gepleegd met de feiten 2 en 3:

2.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C,

van de Opiumwet gegeven verbod;

3.medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10

van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;

4.
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet.
Ten aanzien van parketnummer 71.105280.22:

1.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B,

van de Opiumwet gegeven verbod;

4.medeplegen van gewoontewitwassen;

5.
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregel:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;

onttrekking aan het verkeervan de volgende in beslag genomen goederen:
- Google cryptotelefoon (goednummer 681277);
- Jammer (goednummer 681282);
- Google cryptotelefoon (goednummer 681283);
- Vals legitimatiebewijs t.n.v. [alias 7] (goednummer 681293).

verbeurdverklaringvan de volgende in beslag genomen goederen:
- € 32.500,- (goednummer 681269);
- 22 STK fitnesapparaten (goednummer 681246 t/m 681267);
De rechtbank gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de volgende in beslag genomen goederen:
- een bestelbus en sleutelbos (goednummer 681296);
- een Rolex horloge (goednummer 681274);
- een Audemars Piquet horloge (goednummer 681275);
- 7 doosjes medicijnen met opschrift
Humatrope(goednummer 681277);
- 1e ING-bankrekening t.n.v. [verdachte] en [medeverdachte 7] [bankrekeningnummer 1] met saldo € 18.692,77 (goednummer 689278);
- 2e ING-bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] [bankrekeningnummer 2] met saldo € 804,94 (goednummer 689279);
- 3e ING-bankrekening t.n.v. [bedrijf 6] [bankrekeningnummer 3] met saldo € 30.000,04 (goednummer 686922);
- € 4.900,- euro (goednummer 731838);
- Oppo telefoon (goednummer 731811).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2023.
Bijlage I – de tenlastelegging
Parketnummer 71.183349.211.
(ZAAKSDOSSIER 1)hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 8mei 2020 te Achter Drempt, gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, tezamen en invereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkten/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/ofvervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine, zijndemetamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan welaangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2.
(ZAAKSDOSSIER 1)hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Achter Drempt, gemeente Bronckhorst, in elk geval inNederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijkaanwezig heeft gehad- 80 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten d,l-metamfetaminebase (een mengsel van d- en 1-metamfetamine) en/of- 318 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten l-metamfetaminebase en/of- 40 liter van een stof bevattende metamfetamine,te weten een vloeistof bevattende d-metamfetamine en/of- 360 liter van een stof bevattende een zout van metamfetamine,te weten l-metamfetaminetartraat en/of- 5,15 kilo van een stof bevattende een zout van metamfetamine,te weten d-metamfetaminetartraat en/of- 2,6 kilo van een stof bevattende een zout van metamfetamine,te weten d-metamfetamine HCI,zijnde de zouten van metamfetamine (op grond van artikel I, eerste en tweede lid, Opiumwet) gelijkgesteld met metamfetamine en zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
(ZAAKSDOSSIER 1)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te 's-Gravenhage en/of Boskoop en/of Achter-Drempt. gemeente Bronckhorst, en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit. bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende(een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen vandat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer(andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of haar mededader(s)(telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemdwas/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens en/of één of meermalen)- een of meer (crypto)telefoons voorhanden gehad en/of-(via die (crypto)telefoons) een of meer chatgesprekken en/of een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd over de productie van synthetische drugs en/of- een of meer instructies gegeven over de productie van synthetische drugs en/of (met anderen) afspraken gemaakt over de productie van synthetische drugs en/of een of meer laboranten en/of (overige) personen aangestuurd en/of geregeld en/of- vervoer en/of levensonderhoud en/of boodschappen en/of betalingen van een of meer laboranten geregeld en/of (die) boodschappen afgeleverd en/of laten afleveren en/of (die) betalingen ontvangen en/of voldaan en/of- een of meerdere chauffeurs geworven en/of ingezet en/of- een of meerdere productielocaties geregeld en/of ingericht
en/of
op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8mei 2020 te Achter-Drempt, gemeente Bronckhorst, althans in Nederland, een of meerdere jerrycans en/of vaten en/of (onderdelen van) productieopstellingen en/of (andere) hardware en/of een of meerdere hoeveelheden chemicaliën, waaronder een of meerdere hoeveelheden AIBN en/of kwikchloride en/of BMK en/of tolueen en/of aceton en/of zoutzuur en/of wijnsteenzuur en/of ethanol en/of methylamine en/of methanol, voorhanden gehad en/of;
4.
(ZAAKSDOSSIER 5)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Boskoop en/of Achter-Drempt. gemeente Bronckhorst, en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, als leider en/of oprichter en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hij, verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet.Parketnummer 71.105280.221.
(ZAAKSDOSSIERS 5, 7)hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 te Hauwert, gemeente Medemblik en/of op een onbekend gebleven locatie (aangeduid als ‘3e lab’ in zaaksdossier 5), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
(ZAAKSDOSSIER 7)hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot enmet 6 juli 2021 te Hauwert, gemeente Medemblik, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)len) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijkdaartoe (telkens één of meermalen)een of meerdere vacuümpompen en/of (gas)branders en/of vloeistofpompen en/of pannen en/of koelkasten en/of koolstoffilters en/of slakkenhuizen en/of vriezers en/of vaten en/of tonnen en/of IBC’s en/of bakken en/of jerrycans en/of lampen en/of een of meerdere hoeveelheden chemicaliën, waaronder een of meerdere hoeveelheden kwikchloride en/of (mono)methylamine en/of PMK en/of wijnsteenzuur en/of mierenzuur en/of aceton en/of methanol en/of BMK en/of caustic soda, voorhanden gehad;
3.
(ZAAKSDOSSIER 5)hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Boskoop en/of Achter-Drempt, gemeente Bronckhorst, en/of te Hauwert, gemeente Medemblik en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, als leider en/of oprichter en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een (tweede) organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hij, verdachte, en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 1] en/of een of meer (niet-geïdentificeerde) overige personen die gebruik maakten van de EncroChat-accounts serialrhino@EncroChat.com, tattodoctor@EncroChat.com, fanaticcheese@EncroChat.com en smileonyourface@EncroChat.com;
4.
(ZAAKSDOSSIER 6)hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2022 te Boskoop en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of te Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een of meerdere voorwerpen, te weten- een of meerdere geldbedragen van in totaal (ongeveer) EUR 222.419,71, althanseen deel daarvan
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/ofb. heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
5.
(ZAAKSDOSSIER 8)hij op of omstreeks 12 juli 2021 te Boskoop, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioappara(a)t(en), te weten: een of meer (draagbare) multiband/1‐, 2‐, 3‐, 4‐band GSM/UMTS/GPS/LTE jammer(s), te weten- een jammer met beslagnummer HA049.06.01.001heeft/hebben aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.

Voetnoten

1.PD [verdachte] , pag. 165-170.
2.PD [verdachte] , pag. 157-164.
3.PD [verdachte] , pag. 165-170.
4.PD [verdachte] , pag. 171-181.
5.PD [medeverdachte 2] , pag. 29-40.
6.PD [medeverdachte 2] , pag. 104-120.
7.PD [medeverdachte 2] , pag. 29-40.
8.PD [medeverdachte 1] , pag. 54-61.
9.PD [medeverdachte 3] , pag. 62-81.
10.ZD1, deelonderzoek 26Lindale, bijlage pag. 4-25 en 35-39 en de los opgenomen NFI-rapporten van 30 september 2020 en 26 oktober 2020.
11.ZD1, deelonderzoek 26Lindale, bijlage pag. 35-39.
12.ZD1, bijlage pag. 83.
13.ZD1, bijlage pag. 11.
14.ZD1, bijlage pag. 8-10.
15.Arrest gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 18 oktober 2021, parketnummer 20-002602-20.
16.ZD1, bijlage pag. 12.
17.ZD1, bijlage pag. 13.
18.ZD1, deelonderzoek 26Lindale, bijlage pag. 94-105.
19.ZD1, bijlage pag. 21, 61 en 66-68 en AD, 2e aanvulling, bijlage pag. 1541.
20.ZD1, bijlage pag. 8-10.
21.ZD1, bijlage pag. 16 en 18.
22.ZD1, bijlage pag. 15 en 71.
23.AD, 2e aanvulling, bijlage pag. 1547.
24.ZD1, bijlage pag. 41.
25.AD, 2e aanvulling, bijlage pag. 1545.
26.ZD1, bijlage pag. 195-200.
27.ZD1, bijlage pag. 41.
28.ZD1, bijlage pag. 20.
29.ZD1, deelonderzoek 26Lindale, bijlage pag.105.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 29 augustus 2023.
31.ZD1, bijlage pag. 240-241.
32.ZD1, bijlage pag. 240.
33.ZD7, bijlage pag. 34-39.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer LERCE20007-1390, opgemaakt door [verbalisant 2] d.d. 13 september 2023, pag. 1-3.
35.ZD7, bijlage pag. 78-87.
36.ZD7, bijlage pag. 14-15 en 29.
37.ZD7, bijlage pag. 12-17.
38.ZD7, bijlage pag. 15.
39.ZD7, bijlage pag. 15.
40.ZD7, bijlage pag. 21-24.
41.ZD7, bijlage pag. 26-29.
42.ZD7, bijlage pag. 39-40.
43.ZD5, relaas pag. 44-45.
44.ZD2, bijlage pag. 262-267.
45.ZD5, relaas pag. 37.
46.ZD5, relaas pag. 33.
47.ZD5, relaas pag. 39.
48.ZD5, relaas pag. 45.
49.ZD5, relaas pag. 41.
50.ZD5, relaas pag. 50.
51.ZD5, bijlage pag. 409-410.
52.ZD6, bijlage pag. 5.
53.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 10-11.
54.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 12-13.
55.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 14-17.
56.ZD5, relaas pag. 69-82.
57.ZD4, bijlage pag. 586.
58.ZD5, bijlage pag. 586.
59.ZD1, bijlage pag. 198.
60.ZD5, relaas pag. 102 en AD, 1e aanvulling, bijlage pag. 966-967.
61.ZD5, relaas pag. 103.
62.ZD5, relaas pag. 104-105.
63.ZD5, relaas pag. 105-106.
64.ZD5, relaas pag. 35 en 46.
65.AD, relaas pag. 23 en 26.
66.PD [medeverdachte 2] , pag. 104-120.
67.ZD5, bijlage pag. 685.
68.ZD5, relaas pag. 34-35, 39-40 en 46.
69.ZD5, relaas pag. 42-43 en 46.
70.ZD3, bijlage pag. 249 en 584.
71.ZD3, bijlage pag. 7 en 376.
72.ZD5, bijlage pag. 887 e.v. en AD, 1e aanvulling, relaas pag. 12.
73.ZD5, relaas pag. 35-36.
74.ZD5, bijlage pag. 231-232.
75.ZD5, bijlage pag. 398-401.
76.ZD5, bijlage pag. 392.
77.ZD5, bijlage pag. 393-394.
78.ZD5, bijlage pag. 395-396.
79.ZD5, bijlage pag. 396.
80.ZD5, bijlage pag. 397.
81.ZD5, bijlage pag. 319.
82.ZD5, bijlage pag. 397.
83.ZD5, bijlage pag. 319.
84.ZD5, bijlage pag. 409-410.
85.ZD5, bijlage pag. 408.
86.ZD5, bijlage pag. 409.
87.ZD5, bijlage pag. 400.
88.ZD5, bijlage pag. 300.
89.ZD5, bijlage pag. 412-415.
90.ZD5, bijlage pag. 413.
91.ZD5, bijlage pag. 413-415.
92.ZD5, bijlage pag. 414.
93.ZD5, bijlage pag. 422.
94.ZD5, bijlage pag. 423-424.
95.ZD5, bijlage pag. 434.
96.ZD5, bijlage pag. 435.
97.ZD5, bijlage pag. 443-445.
98.ZD5, bijlage pag. 445.
99.ZD5, bijlage pag. 449.
100.ZD5, bijlage pag. 425-426.
101.ZD5, bijlage pag. 429.
103.ZD6, bijlage pag. 60.
104.ZD6, bijlage pag. 68.
105.ZD6, bijlage pag. 56-58.
106.ZD6, bijlage pag. 71.
107.ZD6, bijlage pag. 72.
108.ZD6, bijlage pag. 634 en 649.
109.ZD6, bijlage pag. 155.
110.ZD6, bijlage pag. 197.
111.ZD 6, relaas pag. 12.
112.ZD6, relaas p. 13.
113.ZD6, bijlage pag. 206 en 213-215 en relaas pag. 7.
114.ZD8, bijlage pag. 18.
115.ZD8, bijlage pag. 19-24.
116.ZD8, bijlage pag. 22.
117.ZD8, bijlage pag. 19-24.
118.Kamerstukken II 1983/84, 17975, 5, pag. 5.