ECLI:NL:RBOBR:2023:5520

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
71/183517-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van productie en voorhanden hebben van metamfetamine in drugslabs

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van het medeplegen van het produceren en voorhanden hebben van metamfetamine in verschillende drugslabs in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] betrokken was bij de productie van metamfetamine in drugslabs in Hauwert en Arnhem, en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de productie en distributie van synthetische drugs. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van diverse bewijsmiddelen, waaronder EncroChat-berichten, tapgesprekken en DNA-analyses. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verdachte] een actieve rol speelde in de organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor de aansturing van laboranten en het regelen van de productieprocessen. De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is een geldbedrag van € 2.000,- verbeurd verklaard, dat aan de verdachte toebehoorde en dat verkregen was door middel van de strafbare feiten. De rechtbank heeft de strafeis van het Openbaar Ministerie, die een gevangenisstraf van tien jaar vorderde, afgewezen en een lichtere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.183517.21
Datum uitspraak: 29 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Apel, HvB.

1.Algemene inleiding.

Op 19 juni 2020 bleek uit informatie van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie (DLIO) van de Landelijke Eenheid van de politie dat een Mexicaanse burger woonachtig in [woonplaats 1] op zoek zou zijn naar een loods in het buitengebied van Nederland om een drugslab op te zetten. Naar aanleiding van deze informatie werd diezelfde dag een onderzoek opgestart onder de naam 26Inn.
Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat de persoon uit de DLIO informatie [medeverdachte 1] zou zijn. Op basis van observaties, taps en het ontsleutelen van cryptoberichten zijn in het onderzoek 26Inn meerdere drugslabs in beeld gekomen en meerdere verdachten aangemerkt die volgens het Openbaar Ministerie strafbare betrokkenheid hebben gehad bij de grootschalige synthetische drugsproductie. Deze drugslabs zouden metamfetamine hebben geproduceerd. Deze drug wordt ook wel ‘ice’ of ‘crystal meth’ genoemd. De locaties van deze drugslabs waren Moerdijk, Drempt, Willemsoord, Arnhem en Hauwert.
Het onderzoek 26Inn richt zich met name op de organisatie achter deze drugslabs, al worden in dit onderzoek ook verdachten vervolgd die zelf als laborant zouden hebben gewerkt. Ook wordt een aantal verdachten vervolgd voor het misdrijf witwassen, al dan niet op basis van een specifiek gronddelict.
In het onderzoek 26Inn zijn de volgende verdachten aangemerkt: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] . Ook [medeverdachte 1] wordt als verdachte aangemerkt, maar is tot op heden niet aangehouden. Om die reden is hij in onderzoek 26Inn niet vervolgd.
De rechtbank zal in dit vonnis eerst aandacht besteden aan enkele formaliteiten, waarna zij in hoofdstuk 5 de vraag zal bespreken of de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. In hoofdstuk 6 zal de bewezenverklaring volgen en in de hoofdstukken 7 en 8 de vraag of dat wat bewezen is ook strafbaar is en of verdachte strafbaar is. In hoofdstuk 9 wordt aandacht besteed aan de vraag wat een passende straf is. Na nog een hoofdstuk over het beslag en de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen volgt de uitspraak.

2.Het onderzoek ter terechtzitting.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2021, 19 januari 2022, 6 april 2022, 30 juni 2022, 7 juli 2022, 21 september 2022, 23 november 2022, 8 februari 2023, 8 mei 2023, 6 juli 2023, 18 september 2023, 19 september 2023, 20 september 2023, 27 september 2023 en 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (hierna: het Openbaar Ministerie) en van wat door [verdachte] en zijn advocaten, mrs. A. Zeeman en E.G.S. Roethof, naar voren is gebracht.
De zaak tegen [verdachte] heeft de rechtbank (grotendeels) gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten.

3.De beschuldigingen in de tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 september 2021. Op vordering van het Openbaar Ministerie is de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juni 2022 en op de terechtzitting van 18 september 2023 gewijzigd.
Aan [verdachte] is (na de wijzigingen) ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven:
het in vereniging opzettelijk produceren van grote hoeveelheden metamfetamine/ amfetamine/ MDMA, in de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2022 in Willemsoord/’s-Gravenhage/ Wassenaar/ Rijswijk/ Arnhem/ Hauwert en/of andere plaatsen in Nederland;
het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden metamfetamine/ amfetamine/ MDMA, in dezelfde periode en plaatsen;
het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA/ amfetamine/ metamfetamine, in dezelfde periode en plaatsen;
het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet in dezelfde periode in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

4.De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

5.Beslissingen over het bewijs.

In dit hoofdstuk zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen [verdachte] wettig en overtuigend bewezen acht. Allereerst zal de rechtbank de identificaties van [verdachte] en medeverdachten bespreken ten aanzien van EncroChat- en SkyECC-accounts en diverse telefoonnummers. Vervolgens zullen de bewijsvragen worden besproken in chronologische volgorde van het aantreffen van de drugslabs, zodat achtereenvolgens aan de orde komen de drugslabs die zijn aangetroffen in Willemsoord, Arnhem en Hauwert en tot slot wordt de ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie besproken.
Bij de bespreking van de feiten zal telkens na een korte inleiding eerst het standpunt van het Openbaar Ministerie en daarna het standpunt van de verdediging worden samengevat, gevolgd door het oordeel van de rechtbank. Daarbij zal de rechtbank in voetnoten verwijzen naar de gebruikte bewijsmiddelen.
De rechtbank zal voor het bewijs het algemeen dossier (hierna: AD), de zaakdossiers (hierna: ZD) en de verschillende persoonsdossiers (hierna: PD) bezigen die zijn opgemaakt ten aanzien van de verdachten. De zaaksdossiers zijn onderdeel van een dossier bestaande uit negen zaaksdossiers opgemaakt ter zake onderzoek 26Inn met onderzoeksnummer LERCE20007. Wanneer wordt verwezen naar:
  • AD wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 55, bijlagen pag. 1 t/m 748;
  • 1e aanvulling AD, wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208-1, opgemaakt en gesloten d.d. 17 mei 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 21, bijlagen pag. 749 t/m 1097;
  • 2e aanvulling AD, wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-208-2, opgemaakt en gesloten d.d. 11 mei 2023, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 18, bijlagen pag. 1098 t/m 2369;
  • ZD1 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-258, opgemaakt en gesloten d.d. 17 februari 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 43, bijlagen pag. 1 t/m 433. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek 26Lindale, relaas pag. 1 t/m 23, bijlagen pag. 1 t/m 248 en losse NFI-rapporten en uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant en het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch;
  • ZD2 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-259, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 21, bijlagen pag. 1 t/m 525. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek 26Diemme, pag. 1 t/m 1573;
  • ZD3 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-260, opgemaakt en gesloten d.d. 14 februari 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 34, bijlagen pag. 1 t/m 585;
  • ZD4 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-261, opgemaakt en gesloten d.d. 7 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 56, bijlagen pag. 1 t/m 699. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek 26Crook, relaas pag. 1 t/m 38, bijlagen pag. 1 t/m 540;
  • ZD5 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-266, opgemaakt en gesloten d.d. 3 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 15, bijlagen pag. 1 t/m 924;
  • ZD6 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-884, opgemaakt en gesloten d.d. 3 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 136, bijlagen pag. 1 t/m 1178 en de 1e aanvulling LERCE20007-884-1, opgemaakt en afgesloten d.d. 10 mei 2023, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 11, bijlagen pag. 925 t/m 1258;
  • ZD7 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-113, opgemaakt en gesloten d.d. 1 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 28, bijlagen pag. 1 t/m 118. Dit zaaksdossier bevat tevens als losse bijlage het deelonderzoek Zimdorf, relaas pag. 1 t/m 38, bijlagen pag. 1 t/m 135;
  • ZD9 wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-160, opgemaakt en gesloten d.d. 20 april 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 10, bijlagen pag. 1 t/m 56;
  • PD [medeverdachte 4] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-606, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 6, bijlagen pag. 1 t/m 168;
  • PD [medeverdachte 2] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-607, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 7, bijlagen pag. 1 t/m 169;
  • PD [medeverdachte 1] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-605, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 4, bijlagen pag. 1 t/m 87;
  • PD [medeverdachte 3] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-604, opgemaakt en gesloten d.d. 8 maart, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 7, bijlagen pag. 1 t/m 232, en de 1e aanvulling LERCE20007-604-1, opgemaakt en gesloten d.d. 17 mei 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 5, bijlagen pag. 1 t/m 63;
  • PD [medeverdachte 5] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-608, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 6, bijlagen pag. 1 t/m 130;
  • PD [verdachte] wordt daarmee bedoeld proces-verbaalnummer LERCE20007-609, opgemaakt en gesloten d.d. 2 maart 2022, aantal bladzijden: relaas pag. 1 t/m 6, bijlagen pag. 1 t/m 165.
5.1.
Identificatie van de verdachten in onderzoek 26Inn.
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van het ter beschikking gekomen berichtenverkeer in het onderzoek 26Inn. In 26Inn zijn chatberichten van EncroChat en Sky ECC accounts opgenomen. Ook zijn verschillende telefoonnummers afgetapt die volgens het Openbaar Ministerie toebehoren aan verdachten. De rechtbank zal in dit deelhoofdstuk de identificaties van de verdachten in onderzoek 26Inn bespreken, voor zover noodzakelijk in de zaak van [verdachte] .
De rechtbank zal hierna bij de bespreking van de feiten telkens de eigen naam van de geïdentificeerde gebruiker weergeven. Nu de broers [achternaam] beiden in het onderzoek 26Inn voorkomen, merkt de rechtbank op dat als in het vervolg [achternaam] wordt geschreven daarmee [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Als de rechtbank [medeverdachte 1] op het oog heeft zal zij zijn naam volledig uitschrijven.
5.1.1.
[verdachte] .
EncroChat-account Lavenderwizard.
De verdediging heeft vraagtekens gezet bij de identificatie van [verdachte] als de gebruiker van het EncroChat-account ‘Lavenderwizard’ en betoogd dat niet buiten redelijke twijfel bewezen kan worden dat [verdachte] de gebruiker is van het account ‘Lavenderwizard’.
De rechtbank overweegt als volgt. Lavenderwizard stuurde op 12 juni 2020 drie foto’s van het paspoort van [verdachte] naar het account Pablo-icecobar. Ook verstuurde hij die dag foto’s waarop de keuken en meubels van het appartement aan de [adres 2] in Den Haag te zien zijn. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] op dat moment in dit appartement verbleef. Daarnaast vloog [verdachte] op 5 maart 2020 samen met [medeverdachte 1] van Spanje naar Nederland. Uit het berichtenverkeer van Lavenderwizard volgt dat deze met slechts vier personen contact had, waaronder [medeverdachte 2] en zijn broer [medeverdachte 1] . De bijnaam voor [verdachte] is ‘ [alias 4] ’. Op 29 maart 2020 stuurde Pablo-icecobar aan Newcrusher: ‘Lavenderwizard is de encro van de [alias 4] ’. Ook de gebruiker van het account Alarmedorca had Lavenderwizard opgeslagen als ‘ [alias 4] ’. [1] De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker was van het EncroChat-account Lavenderwizard.
De telefoonnummers.
Door de verdediging is bepleit dat het bewijs voor het gebruik van meerdere telefoonnummers berust op de stemherkenning door een tolk. In de ogen van de verdediging is dit geen deugdelijke (wetenschappelijke) stemherkenning en heeft het daarom geen bewijswaarde. Dit brengt met zich dat deze gesprekken uitgesloten moeten worden van het bewijs.
Telefoonnummer TEL7231.
De rechtbank overweegt als volgt. De gebruiker van het telefoonnummer TEL7231 werd ‘ [alias 3] ’ genoemd. Uit het dossier volgt dat dit één van de bijnamen was van [verdachte] . Ook belt de gebruiker van dit nummer naar een restaurant in Den Haag om eten te bestellen, waarbij de gebruiker zegt: ‘Goedemiddag meneer, u spreekt met [naam 1] ’. Dit is de voornaam van [verdachte] . Tijdens de aanhouding van [verdachte] op 12 juli 2021 is de verpakking van de simkaart van TEL7231 aangetroffen op zijn verblijfadres. [2]
Telefoonnummer TEL1774.
Naar aanleiding van de inzet van een technisch hulpmiddel en een vordering bij de provider, heeft de politie het telefoonnummer TEL1774 aan [verdachte] gekoppeld. Dit, nadat de gebruiker van TEL7231 heeft benoemd dat hij een ander telefoonnummer in zijn bezit heeft. Een tolk heeft vervolgens de stem van [verdachte] herkend als de gebruiker van dit telefoonnummer. [3]
Telefoonnummer TEL7704.
Op 1 april 2021 voert [medeverdachte 5] een Spaanstalig gesprek met de gebruiker van telefoonnummer TEL7704. [verdachte] is een bekende van [medeverdachte 5] en heeft regelmatig contact met haar. Door dezelfde tolk is de stem van de gebruiker van TEL7704 ook herkend als de stem van [verdachte] . [4]
Telefoonnummer TEL4983.
Op een later moment voert [medeverdachte 5] een Spaanstalig gesprek met de gebruiker van het telefoonnummer TEL4983. [verdachte] is een bekende van [medeverdachte 5] en heeft regelmatig contact met haar. Door dezelfde tolk is ook in dit geval de stem van de gebruiker van TEL4983 herkend als de stem van [verdachte] . Daarnaast is op 12 juli 2021 tijdens de aanhouding van [verdachte] op zijn verblijfadres een mobiele telefoon aangetroffen waaraan het telefoonnummer TEL4983 was gekoppeld. [5]
Op basis van bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker was van de vier telefoonnummers die aan hem worden toegedicht. Anders dan de verdediging kent de rechtbank wel bewijswaarde toe aan de stemherkenningen door de tolk. De rechtbank ziet de tolk als een getuige die verdachtes stem van uitgeluisterde telefoongesprekken kent. Niet valt in te zien waarom geen bewijswaarde kan worden toegekend aan het feit dat de tolk zegt deze stem ook als deelnemer aan gesprekken met een ander telefoonnummer te herkennen. Daar komt bij dat het gedeeltelijk ook gesprekken betreft met als tegencontact [medeverdachte 5] , een bekende van verdachte.
5.1.2.
[medeverdachte 2] .
EncroChat-account Pablo-icecobar.
Op 13 april 2020 stuurde Pablo-icecobar een foto van een Belgisch ID-bewijs op naam van [medeverdachte 2] aan EncroChat-account Diorprada, waarop hij aangaf dat Diorprada die direct van zijn telefoon moest verwijderen. Op 20 april 2020 stuurde Pablo-icecobar aan Diorprada: ‘I am [medeverdachte 2] I can do labs wherever I want if’. [6] In zijn verhoor bij de politie heeft [medeverdachte 2] erkend dat hij de gebruiker was van het account Pablo-icecobar, maar gaf hij aan dit te delen met zijn broer [medeverdachte 1] . [7] Nu alle berichten van Pablo-icecobar aan niet Spaanstaligen in het Engels zijn geschreven en [medeverdachte 1] geen Engels spreekt, [8] acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank stelt dan ook vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het account Pablo-icecobar.
5.1.3.
[medeverdachte 1] .
EncroChat-account Milkpython.
[medeverdachte 1] is de broer van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft één zus en één broer. Op 28 april 2020 heeft [medeverdachte 2] aan Doctortattoo gevraagd of deze een EncroChat-account voor zijn broer wil regelen. In diverse chats van Pablo-icecobar heeft deze gerefereerd naar ‘mijn broer’ als het ging over het EncroChat-account Milkpython. Zo stuurde [medeverdachte 2] naar Diorprada dat zijn broer Milkpython heet en geen Engels spreekt. Op 10 september 2020 verbleef [medeverdachte 1] in het [hotel] in Brussel. De medewerkers van het hotel hebben verklaard dat [medeverdachte 1] de Engelse taal niet machtig was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het account Milkpython. [9]
5.1.4.
[medeverdachte 3] .
EncroChat-account Doctortattoo.
De telefoon van de gebruiker van het EncroChat-account is geregeld aangestraald op zendmasten in de gemeente Boskoop. Op 19 april 2020 straalde het toestel aan rondom de [adres 3] in Boskoop. Doctortattoo chatte toen: ‘
10 ijs kan ik sws weg doen.. En ga nu naar me ouders ben rond 16.00 weer terug.. Nee woon in boskoop 20 min vanaf den haag ben verhuist’en ‘
[adres 4] , boskoop is niet exacte nummer. Als je daar bent tekst me loop ik naar de oprit.’ Uit GBA informatie volgt dat [medeverdachte 3] op dat moment woonachtig was aan de [adres 5] in Boskoop. Het account Doctortattoo (en Finishedwelder, waarover hieronder meer) is door andere gebruikers opgeslagen onder de namen ‘ [alias 2] ’ en ‘den haag’. Op 4 april 2020 stuurde Doctortattoo aan Alarmedorca een foto van een deel van de inrichting van een woning en vermeldde daarbij ‘Kom net thuis’. Op 12 juli 2021 is door de politie een foto gemaakt van de woonkamer van [medeverdachte 3] . Deze foto komt overeen met de inrichting op de foto die Doctortattoo op 4 april 2020 verzond. [10]
EncroChat-account Finishedwelder.
Uit zendmastgegevens volgt dat de telefoon in gebruik bij EncroChat-account Finishedwelder in de periode van 2 tot en met 10 mei 2020 aanstraalde op zendmasten rondom het adres van [medeverdachte 3] . Half mei 2020 heeft de gebruiker van EncroChat-account Finishedwelder vermeld dat zijn oude naam Doctortattoo is. [11] Op 12 juni 2020 heeft Finishedwelder een foto van zijn tatoeage op het linkerbeen gestuurd naar het EncroChat-account Resolutemist, die is geïdentificeerd als [persoon] . Deze tatoeage is vergeleken met foto’s van de tatoeages van [medeverdachte 3] die op 13 juli 2021 door de politie zijn gemaakt. Deze tatoeage op het linkerbeen van [medeverdachte 3] komt overeen met de tatoeage die op 12 juni 2020 door Doctortattoo is verstuurd. [12]
SkyECC-account 58GK6Q.
Uit zendmastgegevens volgt dat het SkyECC-account 58GK6Q voor 86 procent van de tijd is aangestraald nabij het woonadres [adres 5] in Boskoop. De gebruiker van het SkyECC-account 58K6Q is op 7 juli 2020 gefeliciteerd met zijn verjaardag. [medeverdachte 3] is op [1981] geboren. Op 28 augustus 2020 heeft de gebruiker van dit SkyECC-account foto’s van een mogelijk nieuwe drugslab locatie gestuurd en heeft daarbij vermeld dat deze in zijn dorp gelegen is en dat hij met [alias 1] al zes maanden in zoiets heeft gewerkt. Ook stuurde hij diverse foto’s van de mogelijke locatie en omgeving. Het tegencontact reageerde: ‘Kun je met je fiets naar werk tattoo’. De verzonden foto’s betreffen een locatie die één straat achter het woonadres [adres 5] in Boskoop ligt. [13]
Op basis van al het bovenstaand is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van de EncroChat- en SkyECC-accounts die aan hem zijn toegedicht.
5.1.5.
[medeverdachte 4] .
Telefoonnummer TEL2231.
De gebruiker van het telefoonnummer TEL2231 werd door anderen ‘ [alias 5] ’ genoemd. Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 4] ‘ [alias 5] ’ wordt genoemd. De gebruiker van TEL2231 noemde zichzelf [medeverdachte 4] en heeft een zoon met de roepnaam [naam 2] . Uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Amsterdam blijkt dat [medeverdachte 4] als vader staat geregistreerd van [naam 2] en dat deze persoon staat ingeschreven op het adres [adres 6] te [woonplaats 2] . Dit betreft het woonadres van [medeverdachte 4] . Verder blijkt dat de gebruiker van dit telefoonnummer op 14 maart 2021 naar Ecuador is vertrokken, wegens ziekte van zijn moeder. [14] Uit de opgevraagde vluchtgegevens van [medeverdachte 4] blijkt dat hij op die dag vanuit Amsterdam naar Ecuador is gevlogen. [15] Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] de gebruiker was van het telefoonnummer TEL2231.
5.1.6.
[medeverdachte 5] .
Telefoonnummer TEL0724.
[medeverdachte 5] heeft in haar eerste politieverhoor verklaard dat het telefoonnummer TEL0724 haar telefoonnummer is. [16] De gebruikster van het telefoonnummer TEL0724 geeft in meerdere gesprekken aan dat zij ‘ [medeverdachte 5] ’ is of ‘ [medeverdachte 5] ’. De rechtbank stelt dan ook vast dat [medeverdachte 5] de gebruiker was van het telefoonnummer TEL0724.
5.1.7.
[betrokkene 1] .
Telefoonnummers TEL0911 en TEL1630.
De gebruiker van de telefoonnummers TEL0911 en TEL1630 was één en dezelfde persoon. Dat blijkt uit het feit dat er sprake is van overeenkomstige contacten, die hem met [alias 1] aanduiden, gebruik van dezelfde zendmasten en een herkenning van de stem van de gebruiker door een tolk. Dat [betrokkene 1] deze gebruiker was blijkt onder meer uit het feit dat [betrokkene 1] te koppelen is aan bepaalde adressen in Den Haag en het lab in Arnhem en dit overeenkomt met het gebruik van zendmasten door deze telefoons. [17]
5.1.8.
Unieke gebruikers.
De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat bovenvermelde accounts en telefoonnummers ook door een ander dan de geïdentificeerde gebruiker werden gebruikt.
5.2.
Het drugslab in Willemsoord.
5.2.1.
Inleiding.
Naar aanleiding van een melding van het Team Criminele Inlichtingen dat zich op de [adres 7] in Willemsoord een synthetische drugslab bevond, heeft de politie op 24 mei 2020 op dit adres een inval gedaan. De politie trof een metamfetamine drugslab aan. Ter plaatse is de eigenaar van de woning aangehouden. Het politieonderzoek dat na het aantreffen van dit drugslab is opgestart is genaamd Dorade. Uit het onderzoek 26Inn kwamen bevindingen naar voren waaruit het vermoeden rees dat verdachten in dit onderzoek betrokkenheid hebben gehad bij het drugslab in Willemsoord.
[verdachte] wordt – kort gezegd – als onderdeel van feit 1 het medeplegen van de productie van metamfetamine in dit lab verweten, als onderdeel van feit 2 het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van 340 gram metamfetamine en 480 liter metamfetamine olie en als onderdeel van feit 3 het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs in dit lab.
5.2.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 ten aanzien van het drugslab in Willemsoord kunnen worden bewezen verklaard. Het heeft hiertoe aangevoerd dat het DNA van [verdachte] is aangetroffen op een handschoen in de kelder van het drugslab waar de drugs werden bewerkt en verpakt. Daarnaast blijkt uit EncroChat-berichten dat [verdachte] veelvuldig communiceerde over de productie van synthetische drugs.
5.2.3.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de betrokkenheid van [verdachte] bij het drugslab in Willemsoord. Hiertoe is aangevoerd dat er geen EncroChat-berichten zijn aangaande dit drugslab waaruit de betrokkenheid van [verdachte] blijkt. De enkele DNA-match van [verdachte] op een handschoen is onvoldoende om de ten laste gelegde strafbare betrokkenheid bij dit drugslab te bewijzen.
5.2.4.
Het oordeel van de rechtbank.
Tijdens de politie inval in het drugslab in Willemsoord zijn diverse goederen veiliggesteld, waaronder vier paar zwarte latex handschoenen. Op één van deze handschoenen is het DNA-profiel van [verdachte] aangetroffen. Uit het onderzoek 26Inn volgt dat [verdachte] vaker in verband kan worden gebracht met metamfetamine drugslabs, zoals hierna zal worden besproken. Het aantreffen van zijn DNA-profiel in het drugslab in Willemsoord maakt dan ook direct dat bemoeienis van [verdachte] bij dit drugslab moet worden vermoed.
De rechtbank is echter van oordeel dat de betrokkenheid van [verdachte] bij andere drugslabs in dit geval juist ontlastend is. Bij gebrek aan overige aanwijzingen dat [verdachte] in het drugslab in Willemsoord is geweest, kunnen scenario’s dat deze handschoen afkomstig was uit een ander drugslab en met andere laboranten is meegebracht naar Willemsoord onvoldoende worden uitgesloten. Hierbij neemt de rechtbank mee dat de telefoons van [verdachte] bij andere drugslabs waarbij zijn betrokkenheid wordt vermoed aanstraalden, maar dat deze niet in de nabijheid van het drugslab in Willemsoord zijn aangestraald. Ook andere gegevens die voor dit drugslab naar [verdachte] wijzen, ontbreken.
Nu onvoldoende kan worden vastgesteld dat [verdachte] betrokkenheid heeft gehad bij het drugslab in Willemsoord, zal hij worden vrijgesproken van het laste gelegde feitencomplex dat aan dit drugslab is gerelateerd.
5.3.
Het drugslab in Arnhem.
5.3.1.
Inleiding.
Tijdens het politieonderzoek 26Inn kwam zicht op een mogelijke synthetische drugs productielocatie in Arnhem, in een loods aan de [adres 8] . De politie heeft op 8 april 2021 een inval gedaan en in de loods is een in werking zijnde metamfetamine drugslab aangetroffen. Ter plaatse zijn drie verdachten met de Colombiaanse nationaliteit aangehouden. Het politieonderzoek dat naar dit drugslab is opgestart is genaamd 26Crook.
[verdachte] wordt – kort gezegd – als onderdeel van feit 1 het medeplegen van de productie van metamfetamine in dit lab verweten, als onderdeel van feit 2 het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van 622,2 kilogram metamfetamine en als onderdeel van feit 3 het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs in dit lab.
5.3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feitencomplex dat betrekking heeft op dit drugslab kan worden bewezenverklaard. [verdachte] had in het drugslab in Arnhem een coördinerende rol.
5.3.3.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit ten aanzien van het feitencomplex met betrekking tot het drugslab in Arnhem, omdat er geen bewijs is voor de strafbare betrokkenheid van [verdachte] . Hiertoe is aangevoerd dat niet vaststaat dat de tapgesprekken zien op dit drugslab en dat hieruit evenmin medeplegen of een organiserende rol van [verdachte] blijkt.
5.3.4.
Het oordeel van de rechtbank.
5.3.4.1.
Bevindingen ten aanzien van het drugslab in Arnhem.
Op 8 april 2021 is onderzoek verricht op de locatie [adres 8] in Arnhem. Op deze locatie bevond zich een groot complex van bedrijfspanden. Bij betreding van deze bedrijfspanden trof de politie een aparte houten ruimte aan met de tekst ‘kantoor’. Deze kantoorruimte had een gipsplaten wand, met daarachter een goed geïsoleerde en heimelijke doorgang naar meerdere verborgen ruimtes. Deze ruimtes waren met elkaar verbonden en voorzien van een afzuiginstallatie met koofstoffilters. De politie rook in de ruimtes de kenmerkende geur van aceton en trof onder meer aan: jerrycans, emmers, centrifuges en ketels. Ook werden de chemicaliën tolueen, zoutzuur, wijnsteenzuur, caustic soda en aceton aangetroffen. [18] Daarnaast werd in totaal 622,2 kilogram metamfetamine aangetroffen, in de verschijningsvormen metamfetaminebase, metamfetamine-hcl en metamfetaminetartraat. De goederen, chemicaliën, productiemiddelen en productieopstellingen zijn typisch voor de grootschalige bewerking van metamfetamine. [19]
In dit drugslab werd vermoedelijk metamfetaminebase in twee vormen aangeleverd die enerzijds werd gescheiden en anderzijds werd ge(her)kristalliseerd [20] .
5.3.4.2.
Betrokkenheid van [verdachte] .
Voor het beantwoorden van de vraag of [verdachte] betrokkenheid had bij het lab in Arnhem staat de rechtbank eerst stil bij de in het dossier opgenomen tapgesprekken waaruit dat zou kunnen blijken, dan bij locatiegegevens van zijn telefoon, vervolgens bij bevindingen rond het moment van ontdekken van het lab, om daarna gevolgtrekkingen te doen.
5.3.4.2.1.
Tapgesprekken.
De politie heeft in de periode van 11 februari 2021 tot en met 15 juni 2021 – in verschillende periodes – de communicatie opgenomen en afgeluisterd van telefoons die bij [medeverdachte 4] , [verdachte] en [betrokkene 1] in gebruik waren. [21] [betrokkene 1] is één van de koks die op 8 april 2021 in het drugslab is aangehouden. [22] Uit de tapgesprekken blijkt onder meer het volgende.
[verdachte] en [betrokkene 1] voeren op 11 februari 2021 een gesprek over de kwaliteit van metamfetamine kristallen. [verdachte] is niet tevreden met het resultaat. [23] Op 13 februari 2021 spreken zij over het kristallisatieproces waarbij [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] met een andere persoon onderweg is en er over een uur is. [24] Na een uur belt [betrokkene 1] naar [medeverdachte 4] met de vraag waar ze zijn. [medeverdachte 4] reageert dat [betrokkene 1] voorzichtig moet zijn als hij met een ‘familietelefoon’ belt. Uit de telefoongegevens volgt overigens dat deze gesprekken niet over het drugslab in Arnhem gaan, maar moeten zien op een locatie in België. [25]
Op 21 februari 2021 voert [verdachte] een gesprek met een onbekend gebleven persoon, die op dat moment in Arnhem is, waarin [verdachte] zegt dat hij te weinig mensen heeft die voor hem werken en dat hij daarvan gestrest raakt. [26] De man zegt tegen [verdachte] dat hij samen met iemand anders naar binnen wil om ‘tar’ te maken. [verdachte] zegt hem dat hij dan zal uitleggen hoe hij dit moet doen. [27] Op 23 februari 2021 zegt [verdachte] tegen de man dat de jongens klaar zijn voor vandaag en dat ze moeten worden opgehaald. [28]
Op 9 maart 2021 spreken [betrokkene 1] en [verdachte] over het verhitten van een bepaald goed. [verdachte] vraag [betrokkene 1] hoe het gaat, waarop hij antwoordt dat het afwachten is, dat hij alert moet zijn en dat de tolueen niet omhoog komt. Ook wordt besproken dat de olie eruit gehaald wordt en dat dat in een afgesloten emmer wordt gedaan met een bepaalde stof of poeder. [verdachte] legt hem uit dat hij het goed moet laten barsten, voorzichtig uit moet zetten en daarna moet wachten. [betrokkene 1] zegt ook dat [alias 5] bij hem was. Verder spreken zij over percentages en berekeningen van betalingen. [verdachte] zegt dat [betrokkene 1] zich enkel tot hem moet richten en niks tegen ‘hen’ hoeft te zeggen. [29]
5.3.4.2.2.
Locatiegegevens.
Uit zendmastgegevens volgt dat de telefoon van [medeverdachte 4] in de periodes op 2 februari 2021 tot en met 8 februari 2021, van 24 februari 2021 tot en met 2 maart 2021 en van 5 maart 2021 tot en met 11 maart 2021 constant aanstraalt op een zendmast nabij het drugslab. [30] De telefoon in gebruik bij [verdachte] straalt een telefoonmast nabij het drugslab aan op 12, 13, 26 en 27 maart 2021. [31] De telefoons in gebruik bij [betrokkene 1] stralen van 1 februari 2021 tot en met 25 februari 2021 en van 9 maart 2021 tot en met 27 maart 2021 constant masten aan in de omgeving van de [adres 8] . [32] Daarnaast zijn de telefoons in gebruik bij [betrokkene 1] en [medeverdachte 4] op 10 maart 2021 uitgepeild in de loods aan de [adres 8] in Arnhem. [33]
Op 11 maart 2021 is [medeverdachte 4] voor het laatst in de omgeving van het lab aangestraald en op 14 maart 2021 naar Ecuador vertrokken vanwege ziekte van zijn moeder. [medeverdachte 4] is op 17 april 2021 in Nederland teruggekomen. [34] Uit zendmastgegevens van de telefoons van [verdachte] volgt dat hij een dag na het vertrek van [medeverdachte 4] uit het lab van Den Haag naar Arnhem is gereisd. Zijn telefoons straalden vanaf 18.59 uur tot de volgende ochtend 08.45 uur zendmasten aan in de omgeving van het drugslab. [35]
5.3.4.2.3.
Tijdens en direct na de politie inval in Arnhem.
Tijdens de politie inval op 8 april 2021 heeft [betrokkene 1] een bericht gestuurd aan [verdachte] met het verzoek om tegen de baas te zeggen dat ze hen eruit moeten komen halen en dat [verdachte] moet zeggen dat hij van tevoren moet waarschuwen als hij binnenkomt en dat ze staan te kloppen/bonzen. [36] Nadat de politie het drugslab in Arnhem heeft ontdekt, verandert [verdachte] direct van verblijfplaats. Hij verblijft eerst een paar dagen in de woning van [medeverdachte 5] . [37] Vervolgens vertrekt hij op 16 april 2021 naar een bungalowpark in [plaats] waar hij tot en met 14 mei 2021 verblijft. [38]
5.3.4.3.
Rol [verdachte] en [medeverdachte 4] .
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 4] als laborant werkzaam is geweest in het drugslab in Arnhem. Hij heeft drie productierondes in het drugslab gewerkt. Ook [betrokkene 1] was werkzaam als laborant en is twee langere periodes in het drugslab verbleven. [verdachte] is tweemaal in het drugslab aanwezig geweest. Een dag nadat [medeverdachte 4] het drugslab verlaat om zijn moeder te bezoeken verblijft [verdachte] zelf een hele avond en nacht in het drugslab, mogelijk nu [medeverdachte 4] onverwacht moest vertrekken. [39] . [verdachte] had een coördinerende rol ten aanzien van de laboranten in het drugslab. Hij was verantwoordelijk voor het bemannen van het drugslab, sprak met de laboranten over hun werkzaamheden in het drugslab en gaf hen hierover adviezen. [verdachte] was voor de laboranten het aanspreekpunt en fungeerde als schakel tussen de laboranten en ‘de baas’. Nadat het drugslab door de politie is ontdekt, zoekt [verdachte] snel een andere verblijfplaats om zich schuil te houden.
Alhoewel [verdachte] niet steeds zelf in het drugslab aanwezig was, maakt zijn rol zoals hierboven beschreven dat hij naast wetenschap van het drugslab en de aanwezige metamfetamine hierover ook de beschikkingsmacht heeft gehad.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [betrokkene 1] en [medeverdachte 4] . De rollen van [verdachte] en de anderen waren omvangrijk en voor het welslagen van de productie van metamfetamine essentieel. Zonder hun handelen had de feitelijke productie geen doorgaan kunnen vinden. De rechtbank overweegt dat [verdachte] hiermee een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, dat van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de productie van metamfetamine kan worden gesproken en dat [verdachte] daarom als medepleger daarvan kan worden aangemerkt. Kortom: [verdachte] heeft zich tezamen en in vereniging met hen schuldig gemaakt aan de hem verweten gedragingen ten aanzien van het drugslab in Arnhem.
5.3.4.4.
Periode.
Uit bovenstaande moet worden geconcludeerd dat [verdachte] vanaf 11 februari 2021 telefoongesprekken voert over de productie van drugs die naar het oordeel van de rechtbank als voorbereidingshandelingen moeten worden aangemerkt. Vanaf de 21 februari 2021 hebben deze gesprekken betrekking op het productieproces in het drugslab in Arnhem. De pleegperiode ten aanzien van dit drugslab is geëindigd op het moment van aantreffen door de politie, te weten 8 april 2021. Uit de berichten die [betrokkene 1] die dag naar [verdachte] stuurt blijkt dat [verdachte] ook toen nog een aansturende rol had met betrekking tot dit lab.
5.3.4.5.
Conclusie.
De rechtbank acht ten aanzien van het drugslab in Arnhem wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van de productie van metamfetamine (in de periode van 21 februari 2021 tot en met 8 april 2021) en het opzettelijk aanwezig hebben van 622,2 gram metamfetamine (8 april 2021). Ook acht de rechtbank het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen bewezen (in de periode van 11 februari 2021 tot en met 8 april 2021), een en ander zoals hierna bewezen is verklaard.
5.4.
Het drugslab in Hauwert.
5.
5.4.1.
Inleiding.
Op de locatie [adres 9] in Hauwert is op 6 juli 2021 een verlaten en reeds ontmanteld metamfetamine drugslab aangetroffen. Het politieonderzoek dat hiernaar heeft plaatsgevonden is genaamd het onderzoek Zimdorf.
[verdachte] wordt – kort gezegd – als onderdeel van feit 1 het medeplegen van de productie van metamfetamine in dit lab verweten, als onderdeel van feit 2 het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden metamfetamine en als onderdeel van feit 3 het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs in dit lab.
5.4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, MDMA en/of metamfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt en vervaardigd, een onbekende hoeveelheid metamfetamine aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet heeft getroffen.
5.4.3.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor betrokkenheid bij het drugslab in Hauwert. Volgens de verdediging is er onvoldoende bewijs in het dossier voor een bewezenverklaring van medeplegen van de productie van metamfetamine in Hauwert. De zendmastgegevens zijn hiertoe onvoldoende. Uit de EncroChat-gesprekken blijkt niet dat er daadwerkelijk geproduceerd werd in het drugslab.
5.4.4.
Het oordeel van de rechtbank.
5.4.4.1.
Bevindingen ten aanzien van het ontmantelde drugslab in Hauwert.
Na de politie inval is op het adres [adres 9] in Hauwert door de politie onderzoek verricht. Het adres betrof een perceel met onder meer een vrijstaande woning en een grote hal. De hal bestond uit verschillende ruimtes die waren gecreëerd door aangebrachte isolatiepanelen. In deze ruimtes zijn goederen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van synthetische drugs. Zo trof de politie onder meer jerrycans, koolstoffilters en slakkenhuizen aan. Ook zijn restanten van chemicaliën als PMK, monomethylamine in methanol, kwikchloride, mierenzuur en wijnsteenzuur aangetroffen [40] .
5.4.4.2.
Betrokkenheid van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] bij het drugslab in Hauwert.
Het toestel waarvan het EncroChat-account Lavenderwizard gebruik maakte en dat is toegeschreven aan [verdachte] straalt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 veelvuldig zendmasten in de buurt van het drugslab in Hauwert aan [41] . Op 30 maart 2020 stuurt [verdachte] via dat account drie foto’s naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] stuurt deze foto’s door naar [medeverdachte 3] . Op 8 april 2020 stuurt [verdachte] weer twee foto’s naar [medeverdachte 2] . De vijf foto’s tonen grote gelijkenissen met foto’s die door de politie van het ontmantelde drugslab in Hauwert zijn gemaakt. Zo zijn op de foto’s meerdere overeenkomsten te zien met het drugslab in Hauwert zoals lampen, buizen, plafonds en gipsplaten [42] . [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] spreken over ‘the big lab’ en ‘the big place’ in relatie tot deze locatie [43] .
Uit de EncroChat-berichten volgt dat informatie uit het drugslab in Hauwert door [verdachte] wordt gedeeld met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft deze informatie vervolgens weer door aan [medeverdachte 3] . Zo is er op 29 maart 2020 contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] over een afzuiging die niet werkt. Vervolgens geeft [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 3] aan dat er problemen zijn met het filtersystem in het big lab [44] . Op 29 maart 2020 zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] dat hij het zo snel mogelijk moet laten weten als er in big lab te weinig grondstoffen zijn [45] . Op 30 maart 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] dat hij het aan hem moet laten weten wanneer de kilo’s in big lab klaar zijn en hoeveel het er zijn en dat hij zelf alle verkopen zal doen [46] . Op 2 april 2020 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat er iemand is gestuurd die eten en een masker mee heeft en die bij hen gaat blijven. Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] waarom er een man met een masker en eten is. [medeverdachte 3] geeft aan dat deze man daar geplaatst is omdat [medeverdachte 3] steeds kilo’s mist en daarvan niet de schuld wil krijgen. [medeverdachte 2] geeft vervolgens weer aan [verdachte] door dat hij zich geen zorgen hoeft te maken en dat deze persoon alleen maar naar het uitkristalliseren zal kijken [47] . Op 4 april 2020 stuurt [verdachte] een foto van het resultaat van de geproduceerde metamfetamine naar [medeverdachte 2] en geeft daarbij aan dat hij ze er niet mooi vindt uitzien. [medeverdachte 2] stuurt dit door naar [medeverdachte 3] en schrijft daarbij ‘
the cookers in the big place’. [medeverdachte 3] zegt dat hij zal overleggen over de kwaliteit en bericht daarna dat ze het beter opnieuw kunnen maken. [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen [verdachte] dat ze het opnieuw moeten maken [48] .
5.4.4.3.
Rol [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Uit de voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [verdachte] in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 als laborant in het drugslab in Hauwert werkte. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] noemen dit drugslab ‘
the big lab’ en ‘
the big place’. [verdachte] onderhoudt over zijn werkzaamheden in het drugslab contact met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft deze informatie weer door aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is het aanspreekpunt voor [medeverdachte 3] ten aanzien van de werkzaamheden binnen het drugslab en voert de gesprekken met hem over het aanleveren van benodigde grondstoffen. [medeverdachte 3] regelt de grondstoffen voor het drugslab en is degene die over de verkoop van het eindproduct gaat. Op basis van de mededelingen van [medeverdachte 3] , geeft [medeverdachte 2] weer instructies aan [verdachte] .
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat bij het drugslab in Hauwert sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij vervulden alle drie onmisbare rollen bij het productieproces in Hauwert.
5.4.4.4.
Partiële vrijspraak MDMA en amfetamine.
[verdachte] wordt verweten het medeplegen van de productie van Metamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine. Het LFO heeft beschreven dat met de ter plaatse aangetroffen chemicaliën deze drie soorten drugs zijn te vervaardigen [49] .
Uit het algehele beeld van het onderzoek 26Inn komt naar voren dat [medeverdachte 2] ’s organisatie in Nederland metamfetamine heeft geproduceerd door toepassing van de aluminium amalgaam methode (‘de Mexicaanse methode’). Op basis van dit algehele beeld, en de hiervoor genoemde EncroChat-berichten – en foto’s die zien op het drugslab in Hauwert, gaat de rechtbank er vanuit dat ook dit drugslab is gebruikt voor het produceren van metamfetamine. [verdachte] zal daarom partieel worden vrijgesproken van het produceren en opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en amfetamine.
5.4.4.5.
Periode.
[verdachte] was vanaf 27 maart 2020 in het drugslab aanwezig. Op 9 mei 2020 is hij daar vertrokken. Ook uit EncroChat-berichten tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] volgt dat de laboranten op die dag uit het drugslab zijn vertrokken en opgehaald [50] . De rechtbank stelt daarom de productieperiode vast van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020.
5.4.4.6.
Partiële vrijspraak voorbereidingshandelingen.
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het medeplegen van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen onder feit 3 die specifiek zien op de aangetroffen goederen in het drugslab in Hauwert. Tijdens de politie inval op 6 juli 2021 zijn chemicaliën en hardware aangetroffen in het drugslab. Dit is ruim één jaar nadat de verdachten uit 26Inn het drugslab hadden verlaten. Gelet op dit geruime tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde pleegperiode en het aantreffen van het drugslab, kan onvoldoende worden vastgesteld dat al deze goederen in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 in het drugslab aanwezig waren.
5.4.4.7.
Conclusie.
De rechtbank acht ten aanzien van het drugslab in Hauwert wettig en overtuigend bewezen het medeplegen van de productie van metamfetamine en het opzettelijk voorhanden hebben van een hoeveelheid metamfetamine in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2021.
5.5.
Deelname aan een criminele organisatie.
5.5.1.
Inleiding.
Onder feit 4 wordt [verdachte] verweten dat hij in de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die verder bestond uit (onder andere) de broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Het oogmerk van de organisatie was volgens de verdenking het plegen van Opiumwetdelicten met betrekking tot harddrugs.
5.5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Er was volgens het Openbaar Ministerie sprake van een professionele criminele organisatie, die in staat was om drie drugslabs tegelijkertijd te laten draaien. Gedoeld wordt op de labs in Drempt, Willemsoord en een onbekende derde plaats. Nadat EncroChat uit de lucht werd gehaald en de labs zijn ontmanteld ging de organisatie stoïcijns door en zijn er weer twee labs tegelijk in bedrijf, te weten in Hauwert en Arnhem. Ook werden er nog laboranten naar een lab in Herstal in België gestuurd, dat óók in die periode werd ontdekt.
De organisatie gedroeg zich volgens het Openbaar Ministerie ook echt als een criminele organisatie. Er werden maatregelen genomen om ontdekking of ontmanteling te voorkomen. Zo werd er gebruik gemaakt van PGP-telefoons en werd er versluierd gecommuniceerd. Er werd via onlogische routes gereisd en gebruikte auto’s moesten na een politiecontrole worden ingewisseld. De geldstromen van de organisatie liepen voor een deel via [medeverdachte 5] , die ook andere mensen daarbij inschakelde en zo de leden van de organisatie uit de wind hield. Ook regelde zij op haar naam diverse appartementen voor leden van de organisatie, opnieuw om ontdekking tegen te gaan. Met dat doel beschikte de organisatie ook over valse Belgische identiteitspapieren voor de leden van de organisatie.
Tot slot werd ook voor gedetineerde leden van de organisatie gezorgd. Zo werden er voor hen telefoons in de PI geregeld en werd er geld overgemaakt naar hun bankrekening in de PI.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit op de tenlastelegging van [verdachte] . Hij maakte sinds begin 2020 als compagnon deel uit van de criminele organisatie. Dit duurde tot zeker april 2021, vanwege zijn betrokkenheid bij het lab in Arnhem. In het begin had [verdachte] meer de rol van kok, maar na het vertrek van [medeverdachte 2] naar Mexico nam hij een meer coördinerende rol binnen de organisatie op zich. Hij stuurde toen mensen aan die in het lab in Arnhem werkten of daarbij betrokken waren. Hij deed dit ook ten aanzien van het lab in het Belgische Herstal.
[medeverdachte 2] is al sinds 2016 (met regelmaat) in Nederland en al geruime tijd betrokken bij de productie van metamfetamine. Hij heeft specifieke kennis van de ‘Mexicaanse methode’ om van l-metamfetamine weer d- en l-metamfetamine te maken. Dit procedé werd door hem zorgvuldig afgeschermd. Hij had de beschikking over laboranten die in de verschillende labs door hem werden ingezet. Hij werd door anderen aangeduid als de baas en die rol had hij ook echt. [medeverdachte 2] beschikte ook over contacten met afnemers van metamfetamine in het buitenland. Hij kan worden aangemerkt als de Mexicaanse kwartiermaker en leider van de metamfetamineproductie in Nederland. Hij onderhield contact met de Nederlandse zijde in de persoon van [medeverdachte 3] . Dit was een gelijkwaardig contact. [medeverdachte 2] kan als de leider van de criminele organisatie worden aangemerkt.
[medeverdachte 3] werkte actief samen met de Mexicaanse organisatie van [medeverdachte 2] , zodat hij controle had over de inzet van koks en de productie in de labs. De communicatie liep via [medeverdachte 3] . Hij moest ervoor zorgen dat de koks van [medeverdachte 2] hun werk goed deden. Het eindproduct, de crystal meth, werd door de Mexicanen aan hem geleverd, waarna hij voor de verkoop zorgde. Dit is een nauwelijks te overschatten rol, gelijkwaardig aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] is daarom ook als een leider van de criminele organisatie aan te merken.
[medeverdachte 5] was onbetwist de belangrijkste ‘facilitator’ van de criminele organisatie. Het feit dat zij Spaans spreekt en de weg in Nederland en in het bijzonder in Den Haag kent waren daarbij belangrijke factoren. Uit door haar gestuurde berichten na ontmanteling van de drugslabs blijkt dat zij wist waar de organisatie zich mee bezig hield. Opvallend is bovendien dat zij de verschillende koks ook persoonlijk kent. Zij regelde appartementen en huizen voor de koks en leden van de organisatie, maar ook vervoer en financiële zaken.
Het Openbaar Ministerie heeft niet bewezen geacht dat [medeverdachte 1] ook deelnam aan de criminele organisatie, zodat diens naam er in een bewezenverklaring bij de andere verdachten uitgestreept moet worden.
5.5.3.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft allereerst verwezen naar haar argumenten die zijn aangevoerd tegen de betrokkenheid van [verdachte] bij het lab in Arnhem, omdat het Openbaar Ministerie de betrokkenheid bij dat lab zwaar laat wegen in zijn veronderstelde rol in de criminele organisatie. Dat geldt evenzeer voor de andere verweren gevoerd ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3. In het licht van de bepleite vrijspraak voor de betrokkenheid bij de verschillende labs, is de vermeende rol die voor [verdachte] overblijft van onvoldoende gewicht om hem als deelnemer aan een criminele organisatie te bestempelen. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat als er al een vorm van medeplegen in deze zaak wordt aangenomen, dat het niveau niet wordt overstegen tot aan de criteria van een bewijsbaar duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
5.5.4.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal allereerst stilstaan bij het juridisch kader dat geldt bij de vraag of sprake is van deelname aan een criminele organisatie. Daarna zal zij de feiten en omstandigheden vaststellen die uit de bewijsmiddelen in deze zaak volgen, waarna deze zullen worden toegepast op het juridisch kader. Daarbij zal de rechtbank stilstaan bij de verschillende rollen van de verdachten en ingaan op het door de verdediging gevoerde verweer.
5.5.4.1.
Het juridisch kader.
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 11b Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Daarbij geldt dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Iemand die incidenteel een bijdrage aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie levert, bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen, maar verder geen enkele binding met die organisatie heeft, maakt zich niet aan "deelneming" in de zin van artikel 11b Opiumwet schuldig. Omgekeerd kan iemand tot een criminele organisatie behoren, zonder een aandeel te hebben in de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie dan wel daartoe een ondersteunende handeling te hebben verricht. Ook in dat geval is geen sprake van "deelneming" in de zin van de artikel 11b Opiumwet. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
5.5.4.2.
Feiten en omstandigheden.
Uit de bespreking en bewezenverklaring van de feiten met betrekking tot de metamfetamine-labs in Arnhem en Hauwert en de rol van verdachte daarin, volgt dat [verdachte] met anderen betrokken was bij de grootschalige productie van metamfetamine. De rechtbank zal voor de bewijsmiddelen ten aanzien van de verdenking van de deelname aan de criminele organisatie allereerst verwijzen naar de hiervoor in het kader van de bespreking van de genoemde labs opgenomen bewijsmiddelen.
Uit het onderzoek dat is neergelegd in zaaksdossier 7, met betrekking tot het lab in Hauwert, volgt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in de periode van 27 maart 2020 tot en met 9 mei 2020 samenwerkten met als doel de productie van metamfetamine in dit lab. [51] In verschillende samenstellingen zijn deze personen allen ook betrokken bij andere metamfetamine-labs, zoals in de bespreking van de specifieke drugslabs uitgebreid aan de orde is gekomen. Die feiten staan niet bij alle verdachten op de tenlastelegging. Daarom zal de rechtbank voor de bewijsmiddelen in het kader van de criminele organisatie ten aanzien van die labs verwijzen naar het relaasproces-verbaal van zaaksdossier 5, waar de verschillende labs besproken worden. De rechtbank heeft de inhoud van de onderliggende stukken bij de verschillende zaaksdossiers gecontroleerd en akkoord bevonden, zodat hier naar het relaas verwezen kan worden.
Rode draad in het dossier 26Inn is dat in alle aangetroffen labs metamfetamine wordt geproduceerd. Zo is op de boot in Moerdijk door het NFI vastgesteld dat in het lab d- en l-metamfetamine werd vervaardigd, dat dit gescheiden werd, dat er (her)kristallisatie van d- en/of l- metamfetamine hydrochloride (HCl) plaatsvond én dat er geprobeerd is l-metamfetamine om te zetten in d- en l-metamfetamine, de zogenaamde ‘Mexicaanse methode’. Aangezien de werking van d-metamfetamine in het lichaam het sterkst is, is dat de te produceren stof bij de vervaardiging van metamfetamine als harddrugs. Door middel van herkristallisatie wordt de zuiverheid van de stof verhoogd. Als dit proces goed verloopt ontstaan grotere kristallen met een hogere zuiverheidsgraad. [52] Kennis van dit productieproces is aanwezig bij de broers [medeverdachte 2] en bij [verdachte] .
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor één of meerdere van de hiervoor genoemde verdachten betrokkenheid was bij verschillende van deze labs: Moerdijk [53] , Drempt [54] , Willemsoord [55] , Hauwert [56] en Arnhem [57] . Anders dan het Openbaar Ministerie heeft gesteld is het door de rechtbank niet bewezen geacht dat de organisatie in Arnhem en Hauwert tegelijkertijd produceerde. Wel blijkt uit de periode waarin de labs actief waren dat de organisatie in staat was meerdere labs tegelijkertijd te laten draaien. Uit schattingen naar aanleiding van EncroChat-berichten tussen de bij de labs betrokken personen leidt de rechtbank af dat er alleen al in de maanden januari tot en met juni 2020 meer dan 450 kilogram metamfetamine is geproduceerd. [58] Uitgaande van een verkoopprijs in april 2020 van € 7.000,- [59] betekent dat een omzet van € 3.150.000,-. In juli 2020 is de vraag zo groot dat de prijs al lijkt te zijn gestegen naar € 8.000,- [60] , wat dus een omzet van € 3.600.000,- zou betekenen.
Een deel van de hierbij verkregen geldbedragen werd door [medeverdachte 2] via een derde omgezet in Bitcoins. [61] Ook werden er vele geldbedragen door middel van moneytransfers via diverse kantoren in Den Haag naar Zuid-Amerika, Spanje en Amerika verzonden. In 2020 betrof dat 95 transfers voor een bedrag van € 80.894,-. Dit liep via [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] was van een totaalbedrag van € 14.266,- de opdrachtgever en [medeverdachte 1] voor een totaalbedrag van € 28.392,-. [62] In 2021 kreeg [verdachte] naast [medeverdachte 5] een coördinerende rol in het versturen van geld naar het buitenland. [verdachte] is voor een bedrag van € 37.569,23 bij moneytransfers betrokken, [medeverdachte 5] voor een bedrag van € 61.604,40. [63]
De bij de verschillende labs betrokken personen werden verzorgd of ontzorgd door [medeverdachte 5] . Zo werden diverse betrokkenen bij labs van onderdak voorzien door [medeverdachte 5] . [64] [65] Zij zette [betrokkene 2] [66] en [medeverdachte 6] in als chauffeur, bijvoorbeeld om de betaling van de laboranten op te halen [67] , of om een laborant te vervoeren die uit een lab kwam. [medeverdachte 6] mocht daarbij van haar of door haar geregelde auto’s gebruik maken. Ook betaalde zij verkeersboetes wanneer chauffeur [medeverdachte 6] die gemaakt had. [68] Met [verdachte] sprak zij hierover. [69] Opgepakte laboranten werden door tussenkomst van [medeverdachte 5] in de huizen van bewaring van telefoons voorzien. [70] Ook voorzag zij hen van financiële middelen in het huis van bewaring, door geld op hun PI-rekening te laten storten. [71]
Tot hiertoe heeft de rechtbank met name de ‘Mexicaanse kant’ van de organisatie besproken. Uit EncroChat-communicatie blijkt dat [medeverdachte 2] deze kant aanstuurde. Daarnaast had hij op gelijkwaardig niveau contact met [medeverdachte 3] . Deze vernam van [medeverdachte 2] welke grondstoffen nodig waren en zorgde dat deze in de labs werden geleverd. Ook ontving hij na het productieproces het eindproduct en verkocht dat of zorgde dat dat verkocht werd. Hij betaalde [medeverdachte 2] ook ten behoeve van de koks. [72]
[medeverdachte 2] is op 16 juli 2020 samen met zijn broer [medeverdachte 1] gezien terwijl zij in een taxi stapten. Ze hadden toen kookpannen bij zich. [73] [medeverdachte 2] heeft in zijn eerste verklaring bij de politie hierover gezegd dat hij samen met zijn broer een lab op ging zetten. [74] Dit is nadat de productie in de labs waarbij [medeverdachte 2] bewijsbaar was betrokken was beëindigd. Dat duidt er op dat de organisatie van plan was om op de bekende voet voort te gaan. Dat dat ook daadwerkelijk gebeurde blijkt uit het feit dat er in april 2021 door de organisatie nog in Arnhem metamfetamine werd geproduceerd. [medeverdachte 2] was toen het land al uit, maar uit de hiervoor bij het lab Arnhem besproken bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] toen (een deel van) de coördinerende rol van [medeverdachte 2] had overgenomen en hij de laboranten aanstuurde.
5.5.4.3.
Organisatie.
Gelet op de planmatigheid en stelselmatigheid waarmee de activiteiten rond de labs werden verricht was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] . De samenwerking van de verdachten merkt de rechtbank dan ook aan als een organisatie.
5.5.4.4.
Crimineel oogmerk.
Een organisatie zoals hiervoor genoemd wordt pas een criminele organisatie als vast komt te staan dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Op grond van dat wat is beschreven bij de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank zonder enige twijfel vast dat deze organisatie het plegen van strafbare feiten – te weten het produceren van metamfetamine en de verkoop daarvan - tot oogmerk had.
5.5.4.5.
Deelnemers aan de organisatie en hun rol.
[medeverdachte 2] kan als een leider van de criminele organisatie worden aangemerkt. Niet alleen sprak hij over ‘mijn labs’ en ‘mijn koks’, ook spreekt hij over ‘mijn familie en mijn mensen’ die allemaal van valse Belgische identiteitsdocumenten zijn voorzien [75] . Hij regelde koks voor de verschillende drugslabs, stuurde deze aan en zorgde dat ze betaald kregen. [76] Het aldus verkregen geld zette hij om in Bitcoins of stuurde hij via moneytransfers naar het buitenland. Ook verkocht hij zelf metamfetamine aan buitenlandse contacten. [77]
[medeverdachte 3] kan als de Nederlandse zakenpartner van [medeverdachte 2] worden beschouwd. Daarmee gaf hij evenzeer leiding aan de organisatie die tot doel had de productie en verkoop van metamfetamine. [medeverdachte 3] faciliteerde de labs met grondstoffen en ontving na het productieproces het eindproduct om dat te verkopen. Daartoe had hij overleg met [medeverdachte 2] en gaf hij anderen opdrachten.
[verdachte] werd als laborant naar Nederland gehaald. In Hauwert produceerde hij zelf metamfetamine, in Arnhem had hij een meer coördinerende rol en stuurde hij onder meer [medeverdachte 4] aan. [78] Ook boekte hij geldbedragen over naar het buitenland.
De verweren van de verdediging worden weerlegd met de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3 van de tenlastelegging en hetgeen hiervoor uiteen is gezet over de criminele organisatie en de rol van [verdachte] daarin.
[medeverdachte 1] voerde samen met zijn broer [medeverdachte 2] gesprekken, bijvoorbeeld met de eigenaar van het perceel waarop het drugslab in Willemsoord gevestigd was. [79] Hij stond daarin zijn broer bij, maar werd zelf ook ingezet om in dat lab te koken. [80] Ook liet hij, net als zijn broer, door tussenkomst van [medeverdachte 5] veel geld naar het buitenland overmaken. [81] Hij kan daarmee als deelnemer aan de criminele organisatie worden aangemerkt.
[medeverdachte 5] was een belangrijke facilitator van de criminele organisatie. Opvallend is dat zij vele opgepakte laboranten kende en dat zij voor hun levensonderhoud in de verschillende huizen van bewaring zorgde toen ze waren opgepakt. [82] Ook zorgde ze voor huisvesting en vervoer voor diverse leden van de criminele organisatie. Ook regelde zij dat verdiensten naar het buitenland konden worden overgemaakt.
5.5.4.6.
Pleegperiode.
De rechtbank heeft in de zaak van [medeverdachte 2] bewezen geacht dat [medeverdachte 2] als medepleger betrokken was bij de productie van metamfetamine in een boot in Moerdijk, vanaf 12 december 2018. Vanaf dat moment werd er planmatig en stelselmatig samengewerkt met het oog op een goed draaiende productie van metamfetamine. Hoewel op dat moment van de in de tenlastelegging genoemde namen alleen [medeverdachte 2] deelnam aan de organisatie bestond deze onmiskenbaar vanaf dat moment. De andere deelnemers vallen naar het oordeel van de rechtbank onder de woorden ‘onder andere’ die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Op 12 juli 2021 zijn meerdere deelnemers aan de criminele organisatie aangehouden. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om aan te nemen dat de criminele organisatie daarna is blijven bestaan.
[medeverdachte 2] was als leidinggevende van 12 december 2018 tot aan zijn vertrek uit Nederland in november 2020 deelnemer van de criminele organisatie.
[medeverdachte 3] was als leidinggevende van 27 maart 2020 tot aan 30 juni 2020 deelnemer van de criminele organisatie. Buiten deze periode zijn er geen bewijsmiddelen van zijn betrokkenheid.
Op 5 maart 2020 zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] samen van Spanje naar Nederland gevlogen. [83] Gelet op hun betrokkenheid bij labs redelijk snel na deze datum zal de rechtbank die datum als aanvangsdatum nemen, nu zij ervan uitgaat dat beiden naar Nederland gekomen zijn met het oog op de productie van metamfetamine. Als einddatum van de periode geldt voor [verdachte] de dag waarop deelnemers aan deze criminele organisatie werden aangehouden; 12 juli 2021.
[medeverdachte 5] was op de hoogte van het feit dat de mensen die zij met allerlei diensten bijstond bezig waren met de productie van metamfetamine, in ieder geval sinds de ontdekking van het lab in Moerdijk, begin mei 2019. Dat zij dat voor die tijd ook al wist is de rechtbank niet gebleken. Aangezien er verder in 2019 geen zicht is op activiteiten van de organisatie zal de rechtbank de aanvang van de periode waarin zij deelnam vaststellen op 1 januari 2020. Deze periode duurde tot de dag waarop deelnemers aan deze de criminele organisatie werden aangehouden, 12 juli 2021.
5.5.4.7.
Conclusie.
Gelet op voorgaande uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 4 op de dagvaarding ten laste is gelegd, zoals hierna bewezen is verklaard.

6.De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen en wat daarover is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
(ZAAKSDOSSIERS 4, 7)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 april 2021 te Arnhem en Hauwert, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
(ZAAKSDOSSIERS 4, 7)in de periode van 27 maart 2020 tot en met 8 april 2021 te Arnhem en Hauwert, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, waaronder
(ZAAKSDOSSIER 4)op 8 april 2021 te Arnhem, ongeveer 622,2 kilogram metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(ZAAKSDOSSIERS 4, 7)in de periode van 5 maart 2020 tot en met 8 april 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)len) bevattende metamfetamine, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst,voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
- een (crypto)telefoon voorhanden gehad en/of- via die (crypto)telefoon chatgesprekken en/of telefoongesprekken gevoerd over de productie van synthetische drugs en/of- instructies gegeven over de productie van synthetische drugs en met anderen afspraken gemaakt over de productie van synthetische drugs en laboranten aangestuurd en geregeld en
(ZAAKSDOSSIER 4)in de periode van 11 februari 2021 tot en met 8 april 2021 te Arnhem, jerrycans en vaten en emmers en centrifuges en ketels en chemicaliën, waaronder tolueen en zoutzuur en aceton en wijnsteenzuur en caustic soda en voorhanden gehad;
4.
(ZAAKSDOSSIER 5)in de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere hij, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

7.De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

8.De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

9.Motivering van de straf.

9.1.
De eis van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van het Openbaar Ministerie is aan dit vonnis gehecht.
9.2.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] een ondergeschikte, uitvoerende rol had in de organisatie en dat de eis van het Openbaar Ministerie geen recht doet aan de aard van de feiten. De eendaadse samenloop van de feiten dient in strafmatigende zin te worden meegewogen. Tot slot heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder andere met het feit dat hij geen documentatie in Nederland heeft en dat hij in detentie geen familiebezoek ontvangt omdat zijn familie in Mexico woont.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan [verdachte] dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gepleegde feiten.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het produceren en voorhanden hebben van metamfetamine in een drugslab in Hauwert en in Arnhem. Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Ook heeft hij ruim één jaar en vier maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het produceren van metamfetamine.
Gevolgen van de feiten en hun ernst.
De drugslabs waarbij [verdachte] betrokken was, waren professioneel ingericht en bestemd voor het vervaardigen van zeer grote hoeveelheden metamfetamine. Het is algemeen bekend dat de productie van metamfetamine zeer schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van de gebruiker. Metamfetamine is zeer verslavend en kan – al dan niet bij overdosis – zelfs leiden tot de dood van de gebruiker.
Naast deze gezondheidsrisico’s brengt de productie van metamfetamine grote schade toe aan het milieu en de leefomgeving. Het bereiden van metamfetamine gaat gepaard met het gebruik van zeer gevaarlijke stoffen en chemisch afval. Deze stoffen en afval komen terecht in de aardbodem, open wateren of openbare ruimtes. Dit leidt tot immense schade aan het milieu en deze komt veelal geheel voor rekening van de (lokale) gemeenschap.
De ontdekking van een crystal meth-lab gaat daarnaast gepaard met onrust en een gevoel van onveiligheid voor de (lokale) gemeenschap. Deze drugslabs zijn dan ook een zware vorm van ondermijning voor de Nederlandse samenleving. [verdachte] heeft voor dit alles geen oog gehad en zijn eigen belangen laten prevaleren.
De criminele organisatie waaraan [verdachte] heeft deelgenomen, bracht ‘de Mexicaanse methode’ naar Nederland, waarbij veelal Latijns-Amerikaanse laboranten naar Nederland werden gehaald om deze bereidingswijze van metamfetamine toe te passen. [verdachte] is kennelijk enkel met dit doel naar Nederland gekomen. [verdachte] werkte in het drugslab in Hauwert als laborant. Een jaar later had hij in het drugslab in Arnhem een aansturende en coördinerende rol voor de laboranten.
Ten aanzien van het opleggen van een passende straf.
De rechtbank ziet, in de door verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden, geen aanleiding om hier in strafmatigende zin rekening mee te houden bij de strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Voor het bereiden van meer dan 20 kilogram harddrugs geldt als standaard uitgangspunt een gevangenisstraf van 50 maanden onvoorwaardelijk, in geval van een organisatie is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden onvoorwaardelijk. De rechtbank heeft verder aansluiting gezocht bij straffen die door andere rechtbanken of gerechtshoven in soortgelijke zaken zijn opgelegd. In de praktijk wordt aan laboranten voor betrokkenheid bij een lab een iets lagere gevangenisstraf opgelegd dan het hiervoor genoemde uitgangspunt in geval van een organisatie. [verdachte] was actief in twee labs.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf ook rekening houden met de omstandigheid dat de feiten 1, 2 en 3, telkens ten aanzien van ieder afzonderlijk lab, in tijd, plaats en handelingen zodanig overeen komen dat ze in feite telkens één feit betreffen, dat in meerdere strafbepalingen valt. Vanwege deze eendaadse samenloop zal de rechtbank slechts de strafbepaling toepassen, waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Overigens wijst de rechtbank erop dat niet valt in te zien wat een vervolging voor voorbereidingshandelingen ten aanzien van een specifiek lab toevoegt in het geval er meer bewijs is voor de daadwerkelijke productie in dat lab. Uiteraard heeft iedere dader die produceert dit ook voorbereid, al is het – in de visie van het Openbaar Ministerie – alleen al omdat de dader ook op de plek van de productie, in sommige gevallen daartoe zelfs speciaal naar Nederland dient te komen of de chemicaliën en hardware voor het daadwerkelijk produceren uiteraard ook voorhanden moet hebben.
In het wetsvoorstel tot nadere wijziging van de Opiumwet werd benadrukt dat het voorstel tot de invoering van de strafbare voorbereidingshandeling zich in de eerste plaats richtte tegen de organisatoren en geldschieters die achter die handel schuil gaan en die onder de bestaande wetgeving veelal ongestraft en ongemoeid bleven. Het zijn ‘de ‘grote jongens’ achter de harddrughandel tegen wie het wetsvoorstel zich richtte, en niet zozeer koeriers en andere personen die in de organisatie een ondergeschikte taak vervullen. [84] Dat neemt evenwel niet weg dat artikel 10a Opiumwet, waarin dit voorstel wet werd, niet slechts aan ‘grote jongens’ kan worden tegengeworpen. De rechtbank vermag echter niet in te zien waarom in gevallen waarin van ‘ongestraft en ongemoeid’ geen sprake is omdat er wel degelijk sprake is van vervolgbare voltooide delicten, tevens voor vervolging van artikel 10a Opiumwet wordt gekozen. Artikel 10a Opiumwet is niet voor dergelijke gevallen door de wetgever in de wet opgenomen. Een vervolging terzake dit artikel leidt in de regel tot lange tenlasteleggingen en alleen daarmee samenhangend al veel extra werk voor de verdediging, het Openbaar Ministerie en de rechtbank, terwijl het bij een veroordeling in gevallen als deze geen toegevoegde waarde heeft voor de op te leggen straf.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van lange duur. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden is.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank [verdachte] vrijspreekt van betrokkenheid bij het drugslab in Willemsoord en de rechtbank van oordeel is dat deze straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Overschrijding van de redelijke termijn.
Ten aanzien van het tijdsverloop in deze zaak overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) waarborgt het recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg waarin verdachte in voorlopige hechtenis verkeerd, heeft, volgens de uitleg die de Hoge Raad aan de redelijke termijn heeft gegeven, als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting is afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de termijn is aangevangen, behoudens bijzondere omstandigheden die maken dat van deze termijn in redelijkheid kan worden afgeweken. De termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn als uitgangspunt 12 juli 2021, de dag van inverzekeringstelling. De rechtbank doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken nadat de redelijke termijn is aangevangen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit, mede tegen de achtergrond van de enorme omvang van de zaak, het aantal verdachten en de vele onderzoekswensen, alsmede het feit dat verdachte deze periode volledig in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet leiden tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden.
De op te leggen straf.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank aan [verdachte] zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en tien maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenuitvoerlegging van de straf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

10.Beslag.

De rechtbank dient een beslissing te nemen over het een geldbedrag van € 2.000,- (goednummer 681231).
10.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat het geldbedrag verbeurd wordt verklaard in verband met de Opiumwetverdenking.
10.2.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 2.000,- vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat het geldbedrag aan [verdachte] toebehoorde geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten is verkregen.

11.Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet,
33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in hoofdstuk 6, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

1.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B,

van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,

in eendaadse samenloop gepleegd met de feiten 2 en 3:

2.medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C,

van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

3.medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10

van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;

4.
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde, vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:

een gevangenisstrafvoor de duur van
7 jaren en 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

verbeurdverklaringvan de volgende in beslag genomen goederen:
- € 2.000,- (goednummer 681231)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 29 november 2023.
Bijlage I – de tenlastelegging
1.
(ZAAKSDOSSIERS 3, 4, 7)hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, en/of 's-Gravenhage en/of Wassenaar en/of Rijswijk en/of Arnhem en/of Hauwert, gemeente Medemblik en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA. een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2.
(ZAAKSDOSSIERS (3, 4, 7)hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, en/of 's-Gravenhage en/of Wassenaar en/of Rijswijk en/of Arnhem en/of Hauwert, gemeente Medemblik en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA, waaronder
(ZAAKSDOSSIER 3)op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 24 mei 2020 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, in elk geval in Nederland, ongeveer 340 gram metamfetamine en/of 480 liter metamfetamine(olie), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende metamfetamine, en/of
(ZAAKSDOSSIER 4)op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 9 april 2021 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ongeveer 622,2 kilogram metamfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde (telkens) metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;3.
(ZAAKSDOSSIERS 3, 4, 7)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, en/of 's-Gravenhage en/of Wassenaar en/of Rijswijk en/of Arnhem en/of Noordwijk en/of Hauwert, gemeente Medemblik en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)len) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/ofzich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens één of meermalen)- zich naar Nederland begeven en zich hier gevestigd en/of woonruimte geregeld en/of- een of meer (crypto)telefoons voorhanden gehad en/of- (via die (crypto)telefoons) een of meer chatgesprekken en/of een of meer (telefoongesprekken gevoerd over de productie van synthetische drugs en/of- een of meer instructies gegeven over de productie van synthetische drugs en/of (met anderen) afspraken gemaakt over de productie van synthetische drugs en/of een of meer laboranten en/of (overige) personen aangestuurd en/of geregeld en/of- vervoer en/of levensonderhoud en/of boodschappen en/of betalingen van een of meer laboranten geregeld en/of (die) boodschappen afgeleverd en/of laten afleveren en/of (die) betalingen ontvangen en/of voldaan en/of- een of meerdere productielocaties geregeld en/of ingericht en/of
(ZAAKSDOSSIER 3)op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 5 maart 2020 tot en met 24 mei 2020 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, een of meerdere vaten en/of jerrycans en/of drums en/of een of meerdere hoeveelheden chemicaliën, waaronder een of meerdere hoeveelheden methylamine en/of methanol en/of aceton en/of kwikchloride voorhanden gehad en/of
(ZAAKSDOSSIER 4)op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 9 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, een of meerdere jerrycans en/of vaten en/of emmers en/of centrifuges en/of ketels en/of een of meerdere chemicaliën, waaronder een of meerdere hoeveeelheden tolueen en/of zoutzuur en/of aceton en/of wijnsteenzuur en/of caustic soda en/of voorhanden gehad en/of
(ZAAKSDOSSIER 7)op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 te Hauwert, gemeente Medemblik, een of meerdere vacuümpompen en/of (gas)branders en/of vloeistofpompen en/of pannen en/of koelkasten en/of koolstoffilters en/of slakkenhuizen en/of vriezers en/of vaten en/of tonnen en/of IBC’s en/of bakken en/of jerrycans en/of lampen en/of een of meerdere hoeveelheden chemicaliën, waaronder een of meerdere hoeveelheden kwikchloride en/of (mono)methylamine en/of PMK en/of wijnsteenzuur en/of mierenzuur en/of aceton en/of methanol en/of BMK en/of caustic soda, voorhanden gehad;
4.
(ZAAKSDOSSIER 5)hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 12 juli 2021 te Willemsoord, gemeente Steenwijkerland, en/of 's-Gravenhage en/of Wassenaar en/of Rijswijk en/of Arnhem en/of Noordwijk en/of Hauwert, gemeente Medemblik, en/of Achter-Drempt, gemeente Bronckhorst en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) hij, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet.

Voetnoten

1.PD [verdachte] , pag. 62-81.
2.PD [verdachte] , pag. 62-81.
3.PD [verdachte] , pag. 62-81.
4.PD [verdachte] , pag. 62-81.
5.PD [verdachte] , pag. 62-81.
6.PD [medeverdachte 2] , pag. 29-40.
7.PD [medeverdachte 2] , pag. 104-120.
8.PD [medeverdachte 2] , pag. 29-40.
9.PD [medeverdachte 1] pag. 54-61.
10.PD [medeverdachte 3] , pag. 165-170.
11.PD [medeverdachte 3] , pag. 157-164.
12.PD [medeverdachte 3] , pag. 165-170.
13.PD [medeverdachte 3] , pag. 171-181.
14.PD [medeverdachte 4] , pag. 71-101.
15.PD [medeverdachte 4] , pag. 103.
16.PD [medeverdachte 5] , pag. 92-104.
17.ZD4, bijlage pag. 5-12.
18.ZD4, bijlage pag. 171-173.
19.ZD4, bijlage pag. 216.
20.ZD4, bijlage pag. 216.
21.ZD4, bijlage pag. 69-118.
22.ZD4, relaas pag. 3.
23.ZD4, bijlage pag. 137.
24.ZD4, bijlage pag. 233-234.
25.ZD4, bijlage pag. 166-167, 179-182 en 185-191.
26.ZD4, bijlage pag. 96-97.
27.ZD4, bijlage pag. 98.
28.ZD4, bijlage pag. 100.
29.ZD4, bijlage pag. 156-159.
30.ZD4, bijlage pag. 134-136.
31.ZD4, bijlage pag. 295 e.v..
32.ZD4, bijlage pag. 134.
33.ZD4, bijlage pag. 296.
34.ZD4, relaas pag. 31.
35.ZD4, relaas pag. 25.
36.ZD4, bijlage pag. 471.
37.ZD4, bijlage pag. 396-397.
38.ZD4, bijlage pag. 414-416.
39.ZD4, relaas pag. 25.
40.ZD7, bijlage pag. 34-39.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer LERCE20007-1390, opgemaakt door [verbalisant] d.d. 13 september 2023, pag. 1-3.
42.ZD7, bijlage pag. 78-87.
43.ZD7, bijlage pag. 14-15 en 29.
44.ZD7, bijlage pag. 12-17.
45.ZD7, bijlage pag. 15.
46.ZD7, bijlage pag. 15.
47.ZD7, bijlage pag. 21-24.
48.ZD7, bijlage pag. 26-29.
49.ZD7, bijlage pag. 38.
50.ZD7, bijlage pag. 39-40.
51.ZD5, relaas pag. 44-45.
52.ZD2, bijlage pag. 262-267.
53.ZD5, relaas pag. 37.
54.ZD5, relaas pag. 33.
55.ZD5, relaas pag. 39.
56.ZD5, relaas pag. 45.
57.ZD5, relaas pag. 41.
58.ZD5, relaas pag. 50.
59.ZD5, bijlage pag. 409-410.
60.ZD6, bijlage pag. 5.
61.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 10-11.
62.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 12-13.
63.AD, 1e aanvulling, relaas pag. 14-17.
64.ZD5, relaas pag. 69-82.
65.ZD4, bijlage pag. 586.
66.ZD5, bijlage pag. 586.
67.ZD1, bijlage pag. 198.
68.ZD5, relaas pag. 102 en AD, 1e aanvulling, bijlage pag. 966-967.
69.ZD5, relaas pag. 103.
70.ZD5, relaas pag. 104-105.
71.ZD5, relaas pag. 105-106.
72.ZD5, relaas pag. 35 en 46.
73.AD, relaas pag. 23 en 26.
74.PD [medeverdachte 2] , pag. 104-120.
75.ZD5, bijlage pag. 685.
76.ZD5, relaas pag. 34-35, 39-40 en 46.
77.ZD9, relaas pag. 7-10.
78.ZD5, relaas pag. 42-43 en 46.
79.ZD3, bijlage pag. 249 en 584.
80.ZD3, bijlage pag. 7 en 376.
81.ZD5, bijlage pag. 887 e.v. en AD, 1e aanvulling, relaas pag. 12.
82.ZD5, relaas pag. 35-36.
83.ZD5, bijlage pag. 231-232.
84.Kamerstukken II 1983/84, 17975, 5, pag. 5.