II. een schriftelijk bescheid, zijnde een uittreksel van de rijbewijsgegevens van 20 januari 2023 betreffende verdachte, p. 1, 3.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1 primair:
op 23 augustus 2022 te Schijndel, gemeente Meierijstad, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, Molendijk-Noord, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend onvoldoende zijn aandacht te houden op het verkeer op die weg en niet uit te wijken voor een voor hem, verdachte, op die weg rijdende fietser en tegen die fietser te botsen, waardoor een ander (te weten die fietser, genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
t.a.v. feit 2:
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Schijndel, gemeente Meierijstad, op de Molendijk-Noord, op 23 augustus 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] )
letsel was toegebracht;
t.a.v. feit 3:
op 23 augustus 2022 te Schijndel, gemeente Meierijstad, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Molendijk-Noord, als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf, bijkomende straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit de een strafoplegging overeenkomstig de toepasselijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting: in geval van ernstige schuld een gevangenisstraf van 6 maanden en een rijontzegging voor de duur van 2 jaar; in geval van aanmerkelijke schuld een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van 1 jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemene overwegingen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk ongeval waarbij een 85-jarige man is overleden. Aan het slachtoffer is het leven ontnomen en het ongeval heeft verstrekkende onherstelbare gevolgen voor zijn nabestaanden, hetgeen door het voorhouden van de slachtofferverklaringen tijdens de zitting goed invoelbaar is verwoord. Verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten zonder zich te vergewissen wat er precies gebeurd was en of er schade of letsel door hem was toegebracht. Verdachte reed in een bestelbus terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uit de stukken blijkt dat het rijbewijs van verdachte al in 2016 ongeldig was verklaard.
Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder ook het volgende in aanmerking.
Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat verdachte enige tijd heeft rondgereden in de omgeving van Schijndel voor het tijdstip van het ongeval.
Verdachte heeft bij de politie verklaard, nadat hem verklaringen van getuigen over zijn rijgedrag waren voorgehouden, dat hij denkt dat hij tijdens het rijden minder oplettend was en misschien wat “grover” reed omdat zijn hoofd zo vol zat. Het zou volgens verdachte kunnen kloppen dat hij erg dicht achter andere verkeersdeelnemers reed en al rijdend slingerende bewegingen maakte. Hij verklaart ook niet te weten hoe hard hij reed vlak voor het ongeval op de Molendijk.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij heeft bemerkt dat hij op de weg, de Molendijk-Noord te Schijndel, iets geraakt had met zijn bestelbus. Hij hoorde een klap en zag dat zijn spiegel was ingeklapt. Hij is zonder te stoppen doorgereden, naar zijn zeggen omdat hij dacht een verkeersbord of paaltje te hebben geraakt en in paniek raakte omdat hij zonder geldig rijbewijs een bestelbus bestuurde.
Na de aanrijding is verdachte naar zijn moeder gegaan, heeft daarna de spiegel van zijn bus (provisorisch) gerepareerd en is vervolgens naar huis gegaan. Verdachte heeft zich pas een week na het ongeval gemeld bij de politie, terwijl hij wist dat de politie twee dagen na het ongeval de bestelbus in beslag had genomen voor onderzoek, hij inmiddels ook wist dat er bij de aanrijding een dodelijk slachtoffer was te betreuren en hij wist dat zijn moeder bij de politie melding had gemaakt van zijn mogelijke betrokkenheid bij het ongeval.
Een dergelijke handelwijze moet voor de nabestaanden van de heer [slachtoffer] , in het besef dat hun vader na te zijn aangereden door verdachte, door hem dodelijk gewond en hulpeloos is achtergelaten, onverteerbaar zijn. Deze handelwijze is, los daarvan, ook in algemene zin verwerpelijk.
Daarnaast heeft verdachte een dilemma veroorzaakt voor zijn moeder, aan wie hij toen hij bij haar aankwam, had verteld dat hij kort voor zijn aankomst iets had aangereden. De moeder heeft uiteindelijk de politie ingelicht. Pas daarna heeft verdachte zich gemeld bij de politie.
Met zijn handelen heeft verdachte niet enkel de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht, maar ook de heer [slachtoffer] het leven ontnomen en de nabestaanden van de heer [slachtoffer] onherstelbaar leed berokkend. Dat verdachte is gaan rijden ondanks de wetenschap dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en recentelijk was veroordeeld voor verkeersdelicten, terwijl hij in de proeftijd liep van twee eerdere veroordelingen, baart de rechtbank ernstig zorgen. Ook de lichtzinnigheid waarmee verdachte dan besluit toch te gaan rijden terwijl hij weet dat dat niet mag, namelijk om rondjes gaan rijden om de tijd door te komen, vindt de rechtbank stuitend.
De persoon van verdachte.
Verdachte heeft een uitgebreid strafblad, met name op het gebied van verkeersdelicten, waarvoor hij is veroordeeld tot meerdere (voorwaardelijke) gevangenisstraffen, een taakstraf en meerdere (al dan niet deels voorwaardelijke) rijontzeggingen. Het strafblad vermeldt acht (8) veroordelingen wegens verkeersdelicten in de periode van 2018 tot en met 2023.
Ook na het bewezenverklaarde feit is verdachte in 2023 nog tweemaal onherroepelijk veroordeeld, te weten voor rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs, tot een gevangenisstraf van drie weken en 9 maanden voorwaardelijke rijontzegging en een gevangenisstraf van 6 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan tijdens de proeftijd van twee eerdere veroordelingen.
Verdachte heeft zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen in het verkeer en lijkt zich van de gevolgen niets aan te trekken. Verdachte heeft zich ook niets aangetrokken van eerdere veroordelingen en van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Eerdere aan verdachte opgelegde straffen hebben kennelijk geen enkele indruk op verdachte gemaakt en hebben niet kunnen leiden tot het inzicht bij verdachte dat zijn strafbare gedragingen tot ernstige gevolgen kunnen leiden en dat hij zijn gedrag moet aanpassen.
De op te leggen straf en bijkomende straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens overtreding van (onder meer) de artikelen 6, 7, eerste lid, of 9 van de Wegenverkeerswet 1994 kan hem (gelet op artikel 179, vierde lid van die wet) de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste tien jaren worden ontzegd indien tijdens het plegen van een van die strafbare feiten nog geen vijf jaren zijn verlopen na het einde van de tijdsduur waarvoor bij een vroegere onherroepelijke veroordeling wegens een van die strafbare feiten de betrokkene de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd.
Daarvan is hier sprake.
De rechtbank legt de verdachte de maximale ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op, namelijk voor de duur van 10 jaren. De rechtbank acht dit noodzakelijk en gerechtvaardigd en ziet geen andere mogelijkheid dan het opleggen van rijontzegging van die duur om verdachte de strafbaarheid en verwijtbaarheid van zijn gedragingen te doen inzien, voor de verkeersveiligheid en om de maatschappij te beveiligen tegen het gedrag van verdachte.
De rechtbank zal een zwaardere straf en bijkomende straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf en bijkomende straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straffen de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengen.
De vordering van de benadeelde partij [nabestaande] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de vordering, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de maatreel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De benadeelde partij vordert een materiële schadevergoeding van € 15,55 (betreffende reiskosten) en een immateriële schadevergoeding van € 17.500,00 (betreffende affectieschade).
Voor wat betreft de gevorderde affectieschade overweegt de rechtbank als volgt. Affectieschade betreft immateriële schade die een naaste of nabestaande lijdt als gevolg van het door een onrechtmatige daad (waaronder een strafbaar feit) veroorzaakte ernstig en blijvend letsel bij of overlijden van het slachtoffer.
Aan de vereisten voor toekenning van een vergoeding voor affectieschade is gelet op artikel 6:108, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek voldaan. De benadeelde partij is de dochter van de overledene en is gerechtigd tot het vorderen van een vergoeding voor affectieschade.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2022 (de datum van het delict).
De rechtbank acht ook toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een materiële schadevergoeding van € 15,55 (reiskosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 (de datum van ontvangst van de vordering) tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2022
respectievelijk 25 oktober 2023.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordelingen (96.287675.20 en
20.001277.20).
De vorderingen voldoen aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vorderingen. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, terwijl hij in de proeftijd zat van twee eerdere veroordelingen.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
57, 36f Wetboek van Strafrecht
6, 7, 9, 176, 179 Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
t.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf, bijkomende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
t.a.v. feit 1 primair:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren.
t.a.v. feit 1 primair:
de maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van € 17.515,55.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [nabestaande] , van een bedrag van € 17.515,55.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van € 15,55 voor materiële schade en een vergoeding van € 17.500,00 voor immateriële schade (affectieschade).
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 1 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [nabestaande] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [nabestaande] , van een bedrag van
€ 17.515,55. Dit betreft een vergoeding van € 15,55 voor materiële schade en een vergoeding van € 17.500,00 voor immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (20.001277.20):
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 augustus 2021, gewezen onder parketnummer 20.001277.20, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (96.287675.20):
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf en bijkomende straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2022, gewezen onder parketnummer 96.287675.20, te weten:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2
maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter,
mr. S.A.E.M. Rampaart en S.A.A.P. van Hees, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 24 november 2023.