ECLI:NL:RBOBR:2023:5446

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
22/2789
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en toekenning van WIA-uitkering door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 20 november 2023, zaaknummer 22/2789, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV was toegewezen met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 58,10%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische beperkingen niet adequaat waren onderkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische situatie van eiseres op 18 februari 2022 correct is beoordeeld. De verzekeringsarts B&B heeft alle relevante medische informatie in zijn beoordeling meegenomen en de rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid te twijfelen. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering per 18 februari 2022, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2789

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.J. Brahm),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.N. van Driel).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 58,10%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 14 oktober 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als fysiotherapeut voor gemiddeld 30,30 uur per week. Op 2 maart 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het dienstverband is per 16 maart 2021 beëindigd. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 18 februari 2022 voor 58,10% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om een loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van die datum toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 4 oktober 2022. De medische belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts B&B aangepast en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van die datum.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
11 oktober 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank hetgeen door haar in (het aanvullend) bezwaar is gesteld als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder is eiseres van mening dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet is voorzien van een deugdelijke motivering. Daarnaast stelt eiseres dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij geen vrijwilligerswerk meer kan verrichten. Om haar standpunt te onderbouwen heeft zij medische informatie ingestuurd van haar optometrist en een deelverslag van een second opinion van een neuroloog. Verder geeft zij aan dat haar revalidatiearts bereid is om in gesprek te gaan met het UWV en heeft zij een advies van Libra werkexpertise meegestuurd. Ook wijst eiseres erop dat haar oogklachten niet zijn benoemd door de verzekeringsarts B&B. Tot slot heeft eiseres medische brieven van haar neuroloog en revalidatiearts overgelegd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 58,10% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 18 februari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 18 februari 2022 58,10% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien op een spreekuur en de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 18 februari 2022 in zijn rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft na bestudering van alle beschikbare gegevens en zijn eigen onderzoek aanleiding gezien om de FML in geringe mate te herzien ten aanzien van punt 1.8.1 (afleiding door anderen). Hij acht eiseres in tegenstelling tot de primaire arts niet beperkt voor afleiding bij eenvoudige en/of routinematige taken. Verder heeft hij geen aanpassingen gemaakt in de FML. Uit de medische informatie die eiseres in bezwaar heeft ingediend is hem niet gebleken dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat het met name informatie betreft van paramedici en niet-BIG geregistreerde behandelaars. Uit de journaalregels van de huisarts blijken volgens hem maar weinig geobjectiveerde afwijkingen en bij een eerder NPO (neuropsychologisch onderzoek) zijn evenmin grote afwijkingen of gekke dingen aan het licht gekomen. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat hij de diagnose hersenschudding of NAH (niet-aangeboren hersenletsel) niet tot de zijne wil maken, omdat hij dat op basis van de beschikbare gegevens niet aannemelijk vindt. Vanuit de beperkte mate van objectivering van de klachten heeft hij geen reden gezien om de fysieke beperkingen aan te scherpen. Op cognitief gebied heeft hij (en de primaire arts) geen afwijkingen geconstateerd. Ook zijn structurele visuele belemmeringen volgens de verzekeringsarts B&B niet aannemelijk gemaakt, nu eiseres met haar klachten en belemmeringen tot de start van het revalidatietraject in februari 2021 3 x 5 uur per week haar eigen werk heeft kunnen doen, inclusief woon-werk verkeer per auto 2 x 1 uur per dag met alle visuele belasting van dien. Het gegeven dat eiseres nadien heeft kunnen autorijden, op haar mobiele telefoon bezig is geweest en heeft gelezen, maakt onverlet het gerapporteerde zwak functionerend visueel systeem en/of de verstoorde samenwerking tussen beide ogen (fixatie disparatie) visuele beperkingen niet aannemelijk. Op basis van de standaard Duurbelastbaarheid in arbeid heeft hij onvoldoende zware argumenten om een grotere urenrestrictie toe te passen. Eiseres heeft geen aandoening waarvan bekend is dat die veelal gepaard gaat met een verlies van energie, en er is geen sprake van langdurige intensieve therapie die eiseres structureel minder beschikbaar voor werk maakt. Ook is er geen sprake van een aandoening waarbij op preventieve gronden de duurbelastbaarheid beperkt dient te worden. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten van 24 april 2023, 12 mei 2023 en 28 september 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De informatie van Libra arbeidsexpertise is van ruim na de datum in geding en geeft de verzekeringsarts B&B onvoldoende aanknopingspunten om de belastbaarheid voor onjuist te houden. Dat geldt ook voor de informatie van de neuroloog. Uit de informatie van de neuroloog van 15 maart 2023 blijkt dat eiseres (linker) schouderklachten had. De verzekeringsarts B&B vindt het onwaarschijnlijk dat eiseres deze klachten ook op de datum in geding had. Hij vindt daarbij van belang dat de primaire rapportage hier geen melding van maakt en dat eiseres, die linkshandig is, na de datum in geding nog gewerkt heeft als fysiotherapeut, wat impliciet wijst op een normale motorische belastbaarheid van de linkerschouder en -arm. Bovendien heeft de neuroloog geen motorische afwijkingen van schouders en armen geobjectiveerd en vermoedt hij een functionele stoornis. In de informatie van de neuroloog van 26 april 2023 wordt de uitslag van een MRI van de hersenen besproken waaruit blijkt dat geen sprake is van significante afwijkingen. De verzekeringsarts B&B ziet ook daarin geen reden tot aanpassing van de belastbaarheid. De posttraumatische mindere mentale belastbaarheid komt volgens hem al voldoende tot uitdrukking in de FML van 4 oktober 2022. Ten aanzien van de brief van de revalidatiearts van 19 juli 2023 merkt de verzekeringsarts B&B op dat het eerste contact met de revalidatiearts circa drie maanden na de datum in geding heeft plaatsgevonden en de brief met name een uitgebreide beschrijving van alle gevolgde behandelingen en de behandelresultaten bevat. De revalidatiearts gaat onder andere uit van de diagnose ‘licht traumatisch hersenletsel’. De verzekeringsarts B&B deelt deze diagnose niet. Eiseres liep immers bij de aanrijding geen hoofdletsel op en kan
dus(cursief door de verzekeringsarts B&B) geen hersenletsel hebben opgelopen. De eerste twee neurologen die eiseres heeft bezocht hebben dan ook terecht als diagnose ‘posttraumatische hoofd/nekklachten’ (lees: whiplash) gesteld. De derde neuroloog heeft in april 2023 een MRI van de hersenen laten maken (zie de brief van 26 april 2023) waarop geen afwijkingen zichtbaar waren en dus geen aanwijzingen zijn gevonden voor hersenletsel. De verzekeringsarts B&B stelt verder dat er ook meer indirect geen aanwijzingen voor hersenletsel zijn, nu eiseres in de periode na de aanrijding adequaat cognitief functioneerde waarbij ze onder andere haar eigen werk als fysiotherapeut heeft kunnen uitvoeren. De diagnose PTSS, die door de revalidatiearts wordt genoemd, komt volgens de verzekeringsarts B&B nogal uit de lucht vallen. Deze diagnose is namelijk niet genoemd door de bedrijfsarts en ook in het rapport van de primaire arts, de journaalregels van de huisarts of de tussentijdse rapportage van de psychosomatisch fysiotherapeute worden geen duidelijke PTSS-klachten beschreven. De GZ-psycholoog stelt in haar eindrapportage van 16 augustus 2022 als diagnose somatisch symptoomstoornis, wat een wezenlijk ander beeld is dan een PTSS. Op grond hiervan acht de verzekeringsarts B&B de door de revalidatiearts benoemde PTSS niet zonder meer correct. Ten aanzien van de opmerking van de revalidatiearts dat werkhervatting nog niet haalbaar is, stelt de verzekeringsarts B&B dat het niet aan een behandelaar is hierover uitspraken te doen. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 18 februari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 18 februari 2022 met de middelste van de drie geduide functies 41,90% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 58,10% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 18 februari 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 58,10% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.