ECLI:NL:RBOBR:2023:5400

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
01/184005-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T. Kraniotis
  • mr. M.J.M.A. van der Put
  • mr. R.B.H. Hebbink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gekwalificeerde diefstal, bewezenverklaring van bedreiging, gekwalificeerde diefstallen en belediging van verbalisanten

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder gekwalificeerde diefstal, bedreiging en belediging van verbalisanten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de gekwalificeerde diefstal, maar verklaarde de bedreiging en de diefstallen bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij af, omdat deze onbepaald van aard was. De uitspraak volgde na een terechtzitting op 2 november 2023, waar de tenlastelegging was gewijzigd. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging van politieagenten door hen te bedreigen met geweld en dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van goederen uit woningen, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn verleden van recidive, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.184005.23
Parketnummer vordering: 01.012216.23
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: penitentiaire inrichting Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte/veroordeelde (hierna: de verdachte of de veroordeelde) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 september 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 november 2023 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 22 juli 2023 te Eindhoven, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een kussensloop en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Eindhoven medewerkers van het politiebureau Eindhoven heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door aan twee verbalisanten (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "Ik druk op 2 knopjes en dan BOEM" en/of dat hij semtex op zijn lichaam ging plakken en dat hij dan het politiebureau met de verbalisanten erin zou opblazen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks in de periode van 22 juli tot en met 23 juli 2023 te Eindhoven, in een woning en/of een schuur en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] te Eindhoven, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond, een (elektrische) fiets (merk Giant Entour) en/of een boodschappentas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Eindhoven, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten in een woning gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geluidsbox (merk T&G), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Eindhoven opzettelijk een of meer ambtenaar(en),te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , hoofdagent(en), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "kankerlijers" en/of "vieze flikkers" en/of "klootzakken" en/of "kankerhoer" en/of "kankerkind" en/of "ik hoop dat jullie alle kankerziektes krijgen" en/of "kankerjood", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.012216.23 is aangebracht bij vordering van 29 augustus 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 januari 2023. Een kopie van de vordering is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
Voor het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 5 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging de rechtbank verzocht om partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde diefstal van de fiets en het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de braak. Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 4 heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 2 en feit 5:

 Een eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, zaaksregistratienummer PL2100-2023162071, afgesloten op 25 juli 2023, in totaal 90 doorgenummerde bladzijden, onder meer inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven:
Een proces-verbaal van bevindingen,van 23 juli 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 22:Op 23 juli 2023 waren wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , belast met het overbrengen van [verdachte] . (...) Wij hoorden dat [verdachte] hard begon te schreeuwen dat wij vieze flikkers waren. Wij hoorden hem ons meerdere keren uitschelden met onder andere de woorden:
- Kankerlijers;
- Vieze flikkers;
- Klootzakken;
- Kankerhoer;
- Kankerkind;
- Ik hoop dat jullie alle kankerziektes krijgen;
- Kankerjood.
Wij hoorden hem meerdere keren schreeuwen tegen ons dat hij ons ging opblazen. Wij hoorden hem zeggen "Ik druk op 2 knopjes en dan BOEM". Vervolgens hoorden wij hem zeggen dat hij semtex op zijn lichaam ging plakken en dat hij dan het politiebureau met ons erin zou opblazen.

Ten aanzien van feit 3:

 De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de nacht van 22 op 23 juli 2023 uit een schuurtje, behorende bij een woning aan de [adres 3] in Eindhoven, een boodschappentas gestolen. Dit schuurtje stond op het besloten erf dat behoorde bij deze woning. (...)
 Een eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, zaaksregistratienummer PL2100-2023162071, afgesloten op 25 juli 2023, in totaal 90 doorgenummerde bladzijden, onder meer inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven:
Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , van 23 juli 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant Schoenmakers, pag. 31 en 32:
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn schuur aan de [adres 3] te Eindhoven tussen 22 juli 2023 en 23 juli 2023. Onze tuin was afgesloten. Op 23 juli 2023 werden wij wakker gemaakt door de politie. De politie vroeg of een boodschappentas, die buiten onze poort stond, van ons was. Ik herkende de tas als een tas die van ons was. In de tas zaten meerdere boodschappen die afkomstig waren uit mijn schuur. Hierop zijn wij in de schuur gaan kijken. Ik zag dat de deur van de schuur dicht was. Ik zag op het moment dat ik in de schuur kwam dat onze elektrische fiets was weggenomen. Dit betreft een elektrische fiets van het merk Giant Entour. Toen wij verder gingen kijken, zag ik dat de poort open was gemaakt, vermoedelijk met kracht. Te zien was dat de deur inderdaad op slot was, maar dat deze toch is open gekregen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Een proces-verbaal van bevindingen, van 23 juli 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pag. 38 en 39:
Nadat collega [verbalisant 2] een tas had aangetroffen, werd door hem gezien dat de poort van een tuin openstond. Dit betrof de tuin van de [adres 3] . Wij hoorden dat de bewoners van dat pand desgevraagd verklaarden dat de goederen in de tas van hen waren. Nadat de bewoners in de schuur hadden gekeken, hoorden wij hen zeggen dat hun elektrische fiets was weggenomen. (...) Op 23 juli 2023 kwamen wij ter plaatse op het adres [adres 5] te Eindhoven. Wij hoorden de bewoners zeggen dat ze op een gegeven moment een poort open hoorden gaan. Later in de avond/nacht kwamen ze buiten en zagen ze een onbekende fiets in hun tuin staan. Dit betrof een elektrische fiets van het merk Giant Entour. Wij zagen een schroevendraaier in het zand gestoken staan. Wij zagen dat deze in de directe omgeving stond van de poort en van de fiets die daar neergezet was. Wij hoorden desgevraagd van de bewoners, dat dit een schroevendraaier was die niet van hen was.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, van 24 juli 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] , pag. 77:V: vraag verbalisant.
A: antwoord verdachte.
V: Hoe kom jij aan die fiets?
A: Ik wilde mijn spullen erop doen. Later heb ik de fiets ook achtergelaten.
V: Is die fiets dan van jou?
A: Nee het is niet mijn fiets. Ik heb hem even geleend.

Ten aanzien van feit 4:

De rechtbank acht op grond van
  • een proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2023, opgemaakt en elektronisch ondertekend door verbalisant Van der Wegen, pag. 28 en 29;
  • een verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2023,
wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met betrekking tot feit 4 met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Nadere bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van feit 2 (bedreiging).
Door de verdediging is naar voren gebracht dat er geen sprake is geweest van een reële bedreiging, nu de bewoordingen niet zijn geuit onder zodanige omstandigheden dat er voor de betreffende verbalisanten een reële vrees bestond. De verdachte zou immers niet in staat zijn geweest om de bedreigingen daadwerkelijk uit te voeren.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewoordingen die door de verdachte zijn geuit naar hun aard en strekking bedreigend. De omstandigheid dat de verdachte naar alle waarschijnlijkheid niet in staat was om de daad bij het woord te voegen, maakt dit niet anders. De bewoordingen zijn bij uitstek geschikt om vrees aan te jagen. De rechtbank kwalificeert de uitlatingen dan ook als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht als bedoeld in artikel 285 Sr.
Ten aanzien van feit 3 (diefstal van de fiets en braak).
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal van de fiets. Volgens de verdediging is er onvoldoende bewijs dat de fiets uit de tuin is weggehaald.
De rechtbank overweegt als volgt. De fiets van aangeefster Hoeks is in de nacht van 22 op 23 juli 2023 weggenomen uit de tuin van haar woning aan de [adres 3] in Eindhoven en deze fiets is later aangetroffen in de tuin behorende bij de woning aan de Tellengenstraat 53. De verdachte heeft verklaard dat hij in die nacht een boodschappentas uit een schuur van de woning aan de [adres 3] heeft gestolen. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij die nacht een fiets heeft geleend die niet van hem is en dat hij die fiets kort daarna ergens anders heeft weggezet. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank, anders dan de verdediging, betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de fiets genoegzaam bewezen.
De rechtbank acht voorts voldoende bewijs aanwezig om te komen tot een bewezenverklaring van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op de braak. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de aangifte volgt dat de poort vermoedelijk met kracht was opengemaakt, omdat deze aanvankelijk op slot was, maar toch open is gekregen. Verder is door de verbalisanten in de directe omgeving van de poort een schroevendraaier aangetroffen die in het zand gestoken stond en die desgevraagd niet van de bewoners was.
Ten aanzien van feit 5 (belediging).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte weliswaar de bewoordingen zoals deze aan hem ten laste zijn gelegd, heeft gebezigd, maar dat er bij de verdachte geen sprake was van opzet op het beledigen van de verbalisanten. Het zou namelijk een uiting van frustratie van de verdachte zijn geweest, omdat hij drie weken op straat had geleefd en geen medicatie had gekregen. Hierdoor zijn de door de verdachte geuite bewoordingen “een randgeval” en dient vrijspraak te volgen.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten kijf dat de bewoordingen die door de verdachte zijn geuit respectloos zijn en naar hun aard zonder meer beledigend. Door deze bewoordingen ook daadwerkelijk te bezigen in de richting van de verbalisanten, heeft de verdachte ook het opzet gehad om de verbalisanten te beledigen. De omstandigheid dat het bij de verdachte mogelijk een uiting van frustratie is geweest, maakt dit oordeel niet anders.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte en opgesomde bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

2.

op 23 juli 2023 te Eindhoven medewerkers van het politiebureau Eindhoven heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan twee verbalisanten dreigend de woorden toe te voegen "Ik druk op 2 knopjes en dan BOEM" en dat hij semtex op zijn lichaam ging plakken en dat hij dan het politiebureau met de verbalisanten erin zou opblazen;

3.

in de periode van 22 juli tot en met 23 juli 2023 te Eindhoven, in een schuur op een besloten erf waarop een woning staat, te weten de [adres 3] te Eindhoven, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een elektrische fiets, merk Giant Entour, en een boodschappentas, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

4.
omstreeks 23 juli 2023 te Eindhoven, in een woning gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geluidsbox, merk T&G, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 23 juli 2023 te Eindhoven opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerlijers" en "vieze flikkers" en "klootzakken" en "kankerhoer" en "kankerkind" en "ik hoop dat jullie alle kankerziektes krijgen" en "kankerjood".

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden (kort gezegd) een meldplicht, opname in een instelling en het meewerken aan middelencontrole, zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 27 oktober 2023.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging komt,
heeft de verdediging de rechtbank verzocht om het voorwaardelijk deel van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen en bovendien te volstaan met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft kenbaar gemaakt dat hij wil meewerken aan een klinische opname en dat hij bij voorkeur rechtstreeks naar de kliniek wordt overgeplaatst. De verdediging heeft de rechtbank dan ook verzocht om in te zetten op de hulpverlening.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen uit een woning of schuur bij een woning, waarbij bij een van deze diefstallen ook sprake is geweest van braak. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Daarmee heeft de verdachte laten zien dat hij de persoonlijke eigendommen van anderen niet respecteert.
Daarnaast heeft de verdachte agenten bedreigd en beledigd tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden. Het bedreigen en beledigen van verbalisanten getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieagenten moeten hun werk kunnen doen zonder geconfronteerd te worden met dit soort bedreigende en beledigende woorden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte van 25 september 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten en daarvoor onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen en maatregelen is veroordeeld. Kennelijk hebben deze eerder aan de verdachte opgelegde sancties hem er niet van weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten een richtsnoer vormen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij het de rechter vrijstaat om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
De landelijke oriëntatiepunten nemen bij insluiping van een woning in geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden als uitgangpunt. In geval van inbraak is het uitgangspunt in geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Voor wat betreft bedreiging en belediging nemen de oriëntatiepunten een geldboete dan wel een taakstraf als uitgangspunt.
Met de officier van justitie acht de rechtbank, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend en geboden. Voor wat betreft de duur van deze op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde. In zoverre zal de rechtbank aldus afwijken van genoemde oriëntatiepunten.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland van 27 oktober 2023. Uit dit rapport volgt dat de reclassering het risico op recidive bij de verdachte als hoog inschat. Bij voldoende intrinsieke motivatie bij de verdachte, adviseert de reclassering om als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen (kort gezegd) een meldplicht, een opname in een zorginstelling en het meewerken aan middelencontrole. Onder de opname in een zorginstelling valt ook het innemen van medicijnen en indien nodig de overgang naar ambulante zorg en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank acht het van belang dat de verdachte hulp krijgt. De verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard dat hij mee wil werken aan alle bijzondere voorwaarden en zo snel mogelijk wil worden opgenomen in een kliniek. De rechtbank ziet mede hierin aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Om dit hulpkader goed op te kunnen starten en de verdachte voldoende gelegenheid te geven om zijn leven weer op de rails te krijgen, acht de rechtbank, anders dan de verdediging heeft bepleit, termen aanwezig om een proeftijd voor de duur van 3 jaren op te leggen.
Alles overziend zal de rechtbank aldus aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals hierna in het dictum verwoord. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten zal hierop in mindering worden gebracht.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Benadeelde partij Hoeks heeft een civiele vordering ingediend. Op deze vordering zijn geen bedragen ingevuld en er zijn ook geen stukken overlegd ter onderbouwing.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Er is geen schadebedrag gevorderd er zijn evenmin stukken overlegd ter onderbouwing waaruit een schadebedrag zou kunnen blijken, waardoor sprake is van een onbepaalde vordering.
De motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01.012216.23.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant van 20 januari 2023 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft afwijzing van de vordering bepleit, omdat uit de stukken niet voldoende blijkt dat de veroordeelde op de hoogte was van de voorwaardelijke veroordeling. De raadsman heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
De rechtbank overweegt als volgt. De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet te hebben geweten dat hij in een proeftijd van deze eerdere voorwaardelijke veroordeling liep. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat op basis van de thans beschikbare stukken niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van deze voorwaardelijke veroordeling.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 267, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde;
verklaart het onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

* een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;

beveelt dat de tijd, die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 3 jaaréén of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils meldt op het adres Dr. Cuyperslaan 80 te Eindhoven of op het telefoonnummer 088-0901140. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering voornoemd;
- zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Verdachte wordt hiervoor zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd aangemeld en de opname start daarna zo snel mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
geeft aan de reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
wijst af de vordering met parketnummer 01.012216.23 van de officier van justitie d.d. 29 augustus 2023;
beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] :
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en mr. R.B.H. Hebbink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers en mr. L.A.P.H. Kirkels, griffiers,
en is uitgesproken op 16 november 2023.