Parketnummer vordering: ** Parketnummer: 01.007357.22Alain Lucien Goverde
Parketnummers: 01.007357.22, 01.003209.22, 01.004226.22, 01.215713.22, 01.032794.23, 01.338256.22, 01.001165.23, 03.260743.21, 01.307860.22 (ttz. gev.)
Parketnummer vordering: 01.256469.21
Datum uitspraak: 14 november 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2023, 30 mei 2023, 10 juli 2023, 2 oktober 2023 en 31 oktober 2023.
Op 22 maart 2023, 30 mei 2023 en 10 juli 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is op 10 juli 2023 is het onderzoek gesloten. Bij tussenvonnis van 24 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend en geschorst om de reclassering nader onderzoek te laten verrichten naar de uitvoerbaarheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en, indien mogelijk, een maatregelenrapport op te stellen. Op 2 oktober 2023 en 31 oktober 2023 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting hervat.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding 9 maart 2023 en achtmaal bij dagvaardingen van 21 april 2023.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.007357.22tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 te Eindhoven, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door (telkens) meermalen, althans eenmaal,
- berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en daarbij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bedreigende en/of beledigende woorden toe te voegen, te weten (onder meer): “Tot zo en die homo vriend van je durft niet eens open te maken” en/of “Tot oud en nieuw dan krijg je een paar cobra’s tegen je raam kado” en/of “Ik pak jou nog” en/of “Kanker Chinees” en/of “Jou kindje gaat huilen huilen mama mama in ben bang”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gaan en/of (vervolgens) (langdurig) aan te bellen en/of de bel van die woning te forceren en/of (langdurig) te claxonneren en/of (langdurig) op de ramen en/of deuren te slaan en/of te stompen en/of te bonken en/of met het groot licht van zijn, verdachtes, voertuig te knipperen in de richting van die woning, en/of
- door de straat van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te rijden en/of zich op te houden in de buurt van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- te bellen naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
t.a.v. feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
door (telkens) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Tot oud en nieuw dan krijg je een paar cobra’s tegen je raam kado” en/of “Ik pak jou nog, ik pak jou” en/of “Ik heb schijt jou kind gaat trauma’s krijgen” en/of “Ik neuk jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
t.a.v. feit 3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door een toegezonden of aangeboden geschrift heeft beledigd door hem/haar/hun (via Whatsapp) de woorden toe te voegen: “let maar op Kanker chinees dat je bent” en/of “Kanker hoer jou moeder heeft paar kinderen en niemand kent de vader” en/of “ik neuk jullie” en/of "allebei en je homo vriend van je erbij dje bange megool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
t.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 30 november 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deurbel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.003209.22tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 08 augustus 2021 tot en met 09 augustus 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) van een (voor)deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 2:
hij op enig(e) tijdstip(pen) op of omstreeks 17 augustus 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) van een voor(deur) en/of een auto (merk Peugeot), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 8 oktober 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Peugeot), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.004226.22tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 26 juli 2021 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Renault Twingo, [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 2:
hij op enig(e) tijdstip(pen) of omstreeks 8 november 2021 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend (via Whatsapp) de woorden toe te voegen "ik heb jou gezegd vanacht komt iemand terroriseren" en/of "ik maak geen grapjes" en/of "ik ben onderweg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of waarna hij, verdachte meermalen althans eenmaal tegen de voordeur en/of het raam heeft gestampt en/of op de deurbel is blijven duwen;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 7 oktober 2021 te Eindhoven [slachtoffer 6] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 6] krachtig en/of gewelddadig te duwen tengevolge waarvan die [slachtoffer 6] ten val kwam.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.215713.22tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Uden, gemeente Maashorst, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] wonen, in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Uden, gemeente Maashorst, in elk geval in Nederland in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten op/aan de [adres 2] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.032794.23tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2023 te Boxtel [slachtoffer 13] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 13] dreigend de woorden toe te voegen "We halen samen het nieuws. Ik ga dood of jij gaat dood. Ik heb namelijk een handgranaat. Als ik jou zie dan gaat de granaat af. Ik kom naar jou toe.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.338256.22tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2022 tot en met 29 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
- meerdere malen te bellen naar die [slachtoffer 3] ,
- meedere e-mails te sturen naar die [slachtoffer 3] ,
- meerdere malen de voicemail van die [slachtoffer 3] in te spreken,
- naar de woning van de moeder van die [slachtoffer 3] te gaan, en/of
- de autoruit van de auto van die [slachtoffer 3] te vernielen,
met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 28 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar een of meerdere malen te slaan en/of aan haar haren te trekken;
t.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 28 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst [slachtoffer 7] heeft mishandeld door hem een of meerdere malen te duwen, te slaan en/of te bijten;
t.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 19 december 2022 en/of 21 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk en wederrechtelijk een wasbox en/of put, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.001165.23tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode 11 maart 2022 tot en met 21 november 2022 te Uden en/of Odiliapeel, gemeente Maashorst, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een of meerdere ramen en/of deuren van [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] ,
- een of meerdere auto's van [slachtoffer 3] ,
- een lamp van [slachtoffer 8] ,
- een lamp van [slachtoffer 12] en/of
- een auto van [slachtoffer 9] en/of [bedrijf 2] ,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , [bedrijf 3] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 12] [slachtoffer 9] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 21 oktober 2022 en/of 20 november 2022 te Uden, gemeente Maashorst, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- op 21 oktober 2022 die [slachtoffer 3] te slaan, te schoppen en/of mee te trekken, en/of
- op 20 november 2022 op die [slachtoffer 3] te springen en/of die [slachtoffer 3] te slaan en/of te bijten.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
03.260743.21tenlastegelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Weert op/aan de Eindhovenseweg, op of omstreeks 11 juni 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 10] ) letsel en/of schade was toegebracht;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 11 juni 2021 te Weert als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer
01.307860.22tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, [slachtoffer 11] heeft mishandeld door die [slachtoffer 11] in het gezicht te slaan.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01.256469.21 is aangebracht bij vordering van 11 april 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, van 2 december 2021.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank is, net zoals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 2 onder 01.004226.22 niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat hetzelfde feit ook aan verdachte ten laste is gelegd onder parketnummer 01.007357.22.
Wat betreft de onder feit 1 van parketnummer 01.001165.23 ten laste gelegde vernieling van de deuren (deels eerste gedachtestreepje) en de auto’s van [slachtoffer 3] (tweede gedachtestreepje) is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er sprake is van dubbele vervolging, nu deze feiten ook onder parketnummer 01.003209.22 ten laste zijn gelegd. Daarom zal de rechtbank het Openbaar Ministerie ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
Voor het overige kan de officier van justitie in de vervolging worden ontvangen.
De schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich, conform het ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir, op de hierna te noemen standpunten gesteld:
- ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01.004226.22: de officier van justitie verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de dagvaarding voor dit feit nietig te verklaren;
- ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01.007357.22: verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel ‘bedreiging met verkrachting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht’;
- ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 01.338256.22: met betrekking tot het onderdeel ‘slaan in het gezicht’ refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank; en
- ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 01.001165.23: de dagvaarding dient ten aanzien van het onderdeel ‘vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van de deuren en een of meerdere auto’s van [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] ’ nietig te worden verklaard.
Voor het overige heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich, conform de ter terechtzitting overgelegde pleitnota, op de hierna te noemen standpunten gesteld:
- ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01.00426.22: verdachte dient te worden vrijgesproken;
- ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01.004226.22: de verdediging verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklarende nu dit feit hetzelfde feitencomplex omvat als in de zaak met parketnummer 01.007352.22;
- ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 01.001165.23: verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onderdeel ‘vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van de deuren van [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 3] en de nietigverklaring van de dagvaarding ten aanzien van het onderdeel ‘een of meerdere auto’s van [slachtoffer 3] ”. Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde vernielingen van de lamp van [slachtoffer 9] en de auto van [slachtoffer 9] en/of [bedrijf 2] ;
- ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01.001165.23: verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde ‘bijten van [slachtoffer 3] ’ op 20 november 2022;
- ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 01.338256.22: verdachte dient te worden vrijgesproken;
- ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 01.338256.22: verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘in het gezicht slaan van [slachtoffer 3] ’;
- ten aanzien van feit 4 in de zaak met parketnummer 01.338256.22: de verdediging merkt op dat [slachtoffer 7] een groot aandeel heeft gehad in de ten laste gelegde mishandeling en is van mening dat dit in de straf verdisconteerd dient te worden;
- ten aanzien van feit 5 in de zaak met parketnummer 01.338256.22: verdachte dient te worden vrijgesproken; en
- feit 2 in de zaak met parketnummer 03.260743.21: verdachte dient te worden vrijgesproken.
Voor alle overige ten laste gelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 01.338256.23 ten laste gelegde vernieling van de wasbox van [bedrijf 1] (feit 5).
De rechtbank is voorts van oordeel dat de op de dagvaarding met parketnummer 01.001165.23 ten laste gelegde vernieling van de leaseauto van aangever [slachtoffer 9] (het vijfde gedachtestreepje van feit 1) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank heeft, ondanks de door de officier van justitie aangehaalde verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte tegenover haar deze vernielingen bekent, niet de overtuiging dat verdachte inderdaad de dader is.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding met parketnummer 03.260743.21, feit 2 (rijden onder invloed van amfetamine)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 juni 2021 een auto heeft bestuurd onder invloed en overweegt daartoe het volgende.
Direct na het ongeval heeft de politie een speekseltest afgenomen bij verdachte. Deze speekseltest was positief en uit het daarna afgenomen bloedonderzoek blijkt dat verdachte onder invloed was van amfetamine. Verdachte had 180 microgram amfetamine in zijn bloed, terwijl de grenswaarde bij enkelvoudig gebruik 50 microgram per liter bedraagt. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij elke dag in de ochtend speed gebruikt en dat het effect daarvan pas aan het einde van de middag is uitgewerkt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij direct ná het ongeval speed heeft gebruikt vanwege de schrik, en daarom positief heeft getest. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierover bij de politie niet heeft verklaard en dat zelfs als verdachte dit heeft gedaan, hij ten tijde van het ongeval onder invloed moet zijn geweest aangezien hij naar eigen zeggen elke dag in de ochtend speed gebruikte.
Dagvaarding met parketnummer 01.004226.22, feit 1 (vernieling auto)
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van aangever [slachtoffer 5] heeft vernield. Dit gebeurde nadat van [slachtoffer 5] toeterde, nadat verdachte in zijn VW Caddy zonder voorrang te verlenen de weg kwam opdraaien en [slachtoffer 5] hard moest remmen om een botsing te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 5] en zijn bijrijder het kenteken noemen van de VW Caddy van verdachte en dat verdachte ook past binnen het door de bijrijder genoemde signalement. De verklaring van verdachte dat zijn kentekenplaten zijn gestolen wordt niet alleen pas ter terechtzitting gevoerd (en niet bij de politie), maar is ook onvoldoende onderbouwd en wordt daarom niet geloofwaardig geacht.
Dagvaarding met parketnummer 01.001165.23 feit 1 (vernieling lamp)
Anders dan de verdediging acht de rechtbank ook de vernieling van de lamp van [slachtoffer 12] wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet bij verdachte op vernieling van deze lamp, nu hij bewust met een steen richting de lamp heeft gegooid.
Dagvaarding met parketnummer 01.338256.22 (belaging)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 24 november tot en met 29 december 2022 zijn ex-partner aangeefster [slachtoffer 3] heeft belaagd door haar meermaals te bellen, meermaals haar voicemail in te spreken en meermaals e-mails te sturen. Verdachte heeft door zo te handelen, gelet op de aard van de gedragingen, de duur, de frequentie en de intensiteit van de handelingen, wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een haat-liefdeverhouding en dat aangeefster in deze periode 55 keer contact heeft gezocht met verdachte en nooit aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij niet wilde dat verdachte contact met haar opnam.
Verdachte stelt weliswaar dat hij door middel van printscreens kan bewijzen dat aangeefster 55 keer contact met hem heeft gezocht, maar deze printscreens zijn niet overgelegd en er is ook geen steunbewijs die deze stelling van verdachte onderbouwt. Integendeel, uit de aangifte en de e-mails die verdachte in die periode aan aangeefster heeft verzonden, blijkt dat zij hem in deze periode had geblokkeerd op WhatsApp en daarmee dus kenbaar had gemaakt dat zij geen contact met verdachte wilde. De rechtbank stelt verder vast aan de hand van de door aangeefster overgelegde e-mails en uit de voicemailberichten die door de politie zijn uitgeluisterd dat verdachte nare, beledigende en bedreigende berichten heeft verstuurd en voicemails heeft ingesproken. De rechtbank merkt daarbij ook op dat verdachte heeft bekend dat hij aangeefster op 20 november 2022 en op 28 december 2022 heeft mishandeld.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
parketnummer 01.007357.22:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door (telkens) meermalen
- berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigende en/of beledigende woorden toe te voegen, te weten (onder meer): “Tot zo en die homo vriend van je durft niet eens open te maken” en “Tot oud en nieuw dan krijg je een paar cobra’s tegen je raam kado” en “Ik pak jou nog” en “Kanker Chinees” en “Jou kindje gaat huilen huilen mama mama in ben bang”, en
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te gaan en (vervolgens) (langdurig) aan te bellen en de bel van die woning te forceren en (langdurig) te claxonneren en (langdurig) op de ramen en deuren te slaan en/of te stompen en/of te bonken en met het groot licht van zijn, verdachtes, voertuig te knipperen in de richting van die woning, en
- door de straat van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te rijden en zich op te houden in de buurt van de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- te bellen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen.
t.a.v. feit 2:
in de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Tot oud en nieuw dan krijg je een paar cobra’s tegen je raam kado” en “Ik pak jou nog, ik pak jou” en “Ik heb schijt jou kind gaat trauma’s krijgen” en “Ik neuk jullie".
t.a.v. feit 3:
in de periode van 8 november 2021 tot en met 18 december 2021 in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beledigd door hun (via Whatsapp) de woorden toe te voegen: “let maar op Kanker chinees dat je bent” en “Kanker hoer jou moeder heeft paar kinderen en niemand kent de vader” en “ik neuk jullie” en "allebei en je homo vriend van je erbij dje bange megool".
t.a.v. feit 4:
op 30 november 2021 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een deurbel die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde heeft vernield.
parketnummer 01.003209.22:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 08 augustus 2021 tot en met 09 augustus 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een voordeur die aan [bedrijf 3] toebehoorden heeft vernield.
t.a.v. feit 2:
op 17 augustus 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een voordeur die aan [bedrijf 3] toebehoorden en een auto (merk Peugeot) die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft vernield.
t.a.v. feit 3:
op 8 oktober 2021 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Peugeot) die aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft vernield.
parketnummer 01.004226.22:
t.a.v. feit 1:
op 26 juli 2021 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Renault Twingo, [kenteken] ) die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft vernield.
t.a.v. feit 3:
op 7 oktober 2021 te Eindhoven [slachtoffer 6] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 6] krachtig en gewelddadig te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 6] ten val kwam.
parketnummer 01.215713.22:
t.a.v. feit 1:
op 16 maart 2022 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan [bedrijf 3]
toebehoorde heeft vernield.
t.a.v. feit 2:
op 16 maart 2022 te Uden in de woning, te weten aan de [adres 2] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 3] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
parketnummer 01.032794.23:
op 1 februari 2023 te Boxtel [slachtoffer 13] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 13] dreigend de woorden toe te voegen "We halen samen het nieuws. Ik ga dood of jij gaat dood. Ik heb namelijk een handgranaat. Als ik jou zie dan gaat de granaat af. Ik kom naar jou toe."
parketnummer 01.338256.22:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 24 november 2022 tot en met 29 december 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
- meerdere malen te bellen naar die [slachtoffer 3] ,
- meedere e-mails te sturen naar die [slachtoffer 3] ,
- meerdere malen de voicemail van die [slachtoffer 3] in te spreken,
- naar de woning van de moeder van die [slachtoffer 3] te gaan, en
- de autoruit van de auto van die [slachtoffer 3] te vernielen,
met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen te dulden en/of vrees aan te jagen.
t.a.v. feit 2:
op 9 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, in elk geval enig goed, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft vernield.
t.a.v. feit 3:
op 28 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar te slaan en aan haar haren te trekken.
t.a.v. feit 4:
op 28 december 2022 te Uden, gemeente Maashorst [slachtoffer 7] heeft mishandeld door hem een of te duwen, te slaan en te bijten.
parketnummer 01.001165.23:
t.a.v. feit 1:
in de periode 11 maart 2022 tot en met 21 november 2022 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- ramen van [bedrijf 3] (12 maart 2022),
- een lamp van [slachtoffer 8] (28 augustus 2022),
- een lamp van [slachtoffer 9] (31 oktober 2022)
die aan [bedrijf 3] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] toebehoorde(n) heeft vernield.
t.a.v. feit 2:
op 21 oktober 2022 en 20 november 2022 te Uden [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- op 21 oktober 2022 die [slachtoffer 3] te slaan, te schoppen en mee te trekken, en
- op 20 november 2022 op die [slachtoffer 3] te springen en die [slachtoffer 3] te slaan en te bijten.
parketnummer 03.260743.21:
t.a.v. feit 1:
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Weert op de Eindhovenseweg, op 11 juni 2021 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer 10] ) schade was toegebracht.
t.a.v. feit 2:
op 11 juni 2021 te Weert als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
parketnummer 01.307860.22:
op 18 juli 2022 te Eindhoven [slachtoffer 11] heeft mishandeld door die [slachtoffer 11] in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Zij heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna tbs-maatregel) met dwangverpleging op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. Verder heeft zij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudende een contactverbod met aangevers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voor de duur van 5 jaren en met een vervangende hechtenis van twee weken per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze 38v-maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en met bijzondere voorwaarden, waaronder – primair – ambulante behandeling dan wel – subsidiair – klinische behandeling.
Subsidiair, als er een tbs-maatregel wordt opgelegd, heeft de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke tbs-maatregel op te leggen en geen tbs-maatregel met dwangverpleging. De verdediging heeft daartoe betoogd dat een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet proportioneel is, nu er ‘slechts’ sprake is van bedreiging en belaging. De ernst van deze delicten staat niet in verhouding tot de zwaarte van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Meer subsidiair, als de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd, heeft de raadsvrouw verzocht om te bepalen dat sprake is van de gemaximeerde tbs-maatregel en om in dat geval ook geen vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich over een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten tegen zijn ex-vriendin [slachtoffer 3] . Het begon met verschillende vernielingen (van haar auto, autospiegels en ruiten van haar huurwoning). Verdachte is ook tegen de wil van [slachtoffer 3] binnengedrongen in haar woning. Als verdachte ’s nachts een ruit ingooit om zo de woning binnen te dringen, ziet [slachtoffer 3] zich genoodzaakt om samen met haar jonge dochter zich te verstoppen in de badkamer. Als de politie ter plaatse komt, springt de dochter van [slachtoffer 3] bij één van de politieagenten in de armen en zegt dat verdachte nog binnen is (wat inderdaad het geval was), dat ze bang is en dat de politieagent haar moet helpen. De rechtbank vindt dit zeer schokkend en ernstig.
Vanwege deze huisvredebreuk (die gepaard gaat met de zoveelste vernieling) bij [slachtoffer 3] , wordt op 17 maart 2022 de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven. Als verdachte na ongeveer 1 maand weer wordt geschorst blijft het enkele maanden rustig, maar daarna gaat het weer mis. [slachtoffer 3] wordt door verdachte mishandeld op 21 oktober (door te slaan, schoppen en aan de haren meetrekken), 20 november (door te slaan en te bijten) én 29 december 2022 (door aan de haren richting de grond te trekken). Bij de mishandelingen van 21 oktober en 20 november 2022 loopt [slachtoffer 3] ook flink letsel op.
De jonge dochter van aangeefster is op 20 november 2022 getuige van de mishandeling van haar moeder door verdachte. Het moet zeer beangstigend voor haar zijn geweest dat zij weer wordt geconfronteerd met de agressie van verdachte tegen haar moeder.
Op 29 december heeft verdachte, zoals hiervoor reeds besproken, aangeefster mishandeld door haar uit het niets bij haar haren te pakken en naar de grond te trekken als hij haar bij toeval tegenkomt in de shop van een tankstation. [slachtoffer 7] is ook in deze shop en als hij tussenbeide wil komen om [slachtoffer 3] te helpen (een vrouw die uit het niets door verdachte aan haar haren wordt getrokken), richt de agressie van verdachte zich tegen hem. Verdachte heeft op zichzelf terecht gesteld dat [slachtoffer 7] zich ook niet onbetuigd heeft gelaten en dat verdachte ook flink letsel heeft opgelopen, maar het is verdachte die als eerste een duw geeft aan [slachtoffer 7] . [slachtoffer 7] heeft flink letsel opgelopen, waaronder bijtwonden in zijn voorhoofd.
Niet alleen op 29 december 2022 heeft de agressie van verdachte zich gericht op een omstander die verdachte en [slachtoffer 3] wil scheiden als hij getuige is van het geweld door verdachte tegen die [slachtoffer 3] . Ook op 20 november was dat het geval. Uit het procesdossier blijkt dat als een omstander tussenbeide wil komen omdat verdachte bovenop [slachtoffer 3] ligt en [slachtoffer 3] slaat, verdachte zich tot die omstander richt en slaande bewegingen maakt naar deze omstander terwijl hij zegt “vechten, vechten”.
In de periode tussen de mishandelingen van 20 november en 29 december 2022 heeft verdachte [slachtoffer 3] ook belaagd door het sturen van diverse nare, intimiderende en bedreigende e-mails en voicemailberichten. De impact van deze belaging is natuurlijk vergroot door alle eerdere agressieve voorvallen. Uit de aangiftes van [slachtoffer 3] blijkt goed welk effect dit alles heeft gehad op het leven van haar en haar dochter. [slachtoffer 3] heeft een hele lange periode geleden onder het agressieve en obsessieve gedrag van verdachte. De rechtbank rekent verdachte al deze feiten dan ook zeer zwaar aan.
Niet alleen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] zijn slachtoffer geworden van het agressieve gedrag van verdachte, ook de familie [slachtoffer 1] is het slachtoffer geweest van belaging, vernieling en bedreiging door verdachte. Er was een conflict over het betalen van een factuur, omdat de familie [slachtoffer 1] van mening was dat verdachte ondeugdelijk werk had afgeleverd. Verdachte heeft toen op diverse manieren geprobeerd om het leven van de familie [slachtoffer 1] zo zuur te maken dat zij zouden betalen om maar van verdachte af te zijn. Verdachte stuurt bedreigende berichten en komt vaak langs om tegen de ramen te bonzen, de deurbel langdurig in te drukken en met groot licht van zijn bestelbus in de woning te schijnen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de familie [slachtoffer 1] blijkt dat dit een zeer grote impact heeft gehad op hun leven en dat van hun vierjarige dochter (verdachte schreef aan diens moeder [slachtoffer 1] : “jou kindje gaat huilen, mama mama, ik ben bang”). De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte, zelfs nadat hij bij de familie [slachtoffer 1] aan de deur door de politie is aangehouden, doorgaat met deze zeer intimiderende gedragingen.
Ook een andere klant met wie verdachte een geschil had over de betaling van een factuur (een klant die tussentijds een andere stukadoor moet inschakelen omdat verdachte opeens niet meer komt opdagen en verdachte daarna wel betaling van het volledig afgesproken bedrag eist) wordt geconfronteerd met de agressieve incassomethodes van verdachte als er bij hen een lamp wordt vernield door verdachte.
Verdachte laat niet alleen agressie zien tegen zijn (ex-)vriendin [slachtoffer 3] , tegen omstanders die haar willen helpen als zij wordt belaagd door verdachte en tegen klanten met wie hij een conflict heeft, maar ook in het verkeer blijkt verdachte een zeer kort lontje te hebben.
Motorrijder [slachtoffer 11] krijgt een harde vuistslag (met een bloedende wond bij de wenkbrauw tot gevolg) als hij zijn hand opsteekt als verdachte een vreemde verkeersmanoeuvre maakt waarbij verdachte met zijn bestelbus op [slachtoffer 11] af komt rijden.
Daarnaast wordt de auto van [slachtoffer 5] vernield als hij claxonneert, omdat hij een noodstop moet maken als verdachte geen voorrang verleent en plotsklaps de weg opdraait. Verdachte stapt dan uit en gebaart boos met de armen dat [slachtoffer 5] moet uitstappen om te vechten. Als [slachtoffer 5] zo verstandig is om niet op deze provocatie in te gaan, geeft verdachte drie trappen tegen de auto van [slachtoffer 5] .
Ook een verkeersregelaar krijgt een harde duw van verdachte, waardoor hij op de grond valt. De aanleiding voor dit geweld blijkt niet uit procesdossier, maar uit de filmbeelden en de verklaring van een getuige blijkt wel dat de verkeersregelaar al met zijn knieën op de grond lag en dat verdachte dan nogmaals terugkomt om een duw te geven. Dit sluit aan bij de andere gedragingen van verdachte: er is nauwelijks aanleiding nodig voor verdachte om gewelddadig te reageren.
Dat verdachte een asociale verkeersdeelnemer is blijkt verder uit het feit dat hij onder invloed van amfetamine een verkeersongeval veroorzaakt en doorrijdt.
Tot slot heeft verdachte ook zijn vader telefonisch bedreigd met de dood, door het laten afgaan van een handgranaat, als verdachte zijn vader zou zien. Na deze bedreiging is verdachte ook daadwerkelijk naar de woning van zijn vader is gegaan. Dit heeft veel indruk gemaakt op de vader en stiefmoeder van verdachte.
De strafmaat
Bij de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat – zoals hieronder nader wordt toegelicht – aan verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de hierna te melden rapportage van de psycholoog van 9 februari 2023, waarin wordt geadviseerd om de bewezen verklaarde feiten tegen de familie [slachtoffer 1] in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden al meermaals is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte liep zelfs in een proeftijd in verband met een eerdere veroordeling voor een mishandeling. De voorlopige hechtenis van verdachte is ook twee keer geschorst (welke schorsingen weer zijn opgeheven), maar ook dit heeft verdachte niet weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor de bewezen verklaarde feiten in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 329 dagen passend en geboden is. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht. Dat betekent dat de opgelegde gevangenisstraf gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank verdachte (partieel) vrijspreekt van de onder dagvaarding met parketnummer 01.001165.23 ten laste gelegde vernielingen van de leaseauto van aangever [slachtoffer 9] . Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Op 9 februari 2023 heeft psycholoog S. Labrijn een Pro Justitia-rapport omtrent verdachte uitgebracht in de zaak met parketnummer 01.007357.22 (belaging, bedreiging, belediging en vernieling familie [slachtoffer 1] ). De conclusie en het advies luiden – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
In het onderzoek wordt duidelijk dat er sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van speed en van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken.
Deze vastgestelde stoornissen beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene had werk geleverd, waarover aangevers ontevreden waren. Ze wilden, zo vertelt betrokkene, om die reden de factuur niet geheel voldoen. Betrokkene voelde zich vervolgens, voortvloeiend uit de antisociale kenmerken van de persoonlijkheidsstoornis, gerechtigd om instrumenteel agressie en antisociaal gedrag in te zetten met het doel uitbetaald te worden.
Betrokkenes emotie- en agressieregulatie zijn echter dermate zwak ontwikkeld, dat betrokkene als hij boos ‘doet’ meteen ook boos zal zijn en dan zal hij gemakkelijk doorslaan. Hij ontregelt en is niet meer in staat zichzelf afdoende te begrenzen en aan te sturen. Zijn controle- en copingvaardigheden schieten te kort. Middelengebruik c.q. de onthouding van speed tast het sturingsvermogen verder aan.
Op grond hiervan adviseert ondergetekende betrokkene de feiten indien en voor zover ze bewezen worden geacht, in verminderde mate toe te rekenen.
Op grond van zijn gebrekkig ontwikkelde emotie- en agressieregulatie, het beperkt ontwikkelde zelfsturende vermogen en egocentrisch denken (wat voortvloeit uit de beschreven persoonlijkheidsstoornis), wordt het recidivegevaar ingeschat als hoog. De stoornis in het gebruik van speed tast het sturingsvermogen verder aan en kan drempelverlagend zijn voor agressieve acting out.
Om het recidivegevaar te beperken is behandeling geïndiceerd. De agressieregulatie kan pas langere tijd/blijvend worden beïnvloed als betrokkene langere tijd/blijvend abstinent is van middelen. De motivatie hiervoor komt vooral als extern bepaald over.
Een klinische behandeling met een detox-start biedt de meeste behandeldruk en hier kan men beter borgen dat betrokkene niet gebruikt. Betrokkene is echter niet gemotiveerd om hieraan mee te werken. De kans op afhaken, als hij er al mee begint, is dan ook groot. Ondergetekende pleit voor een klinische behandeling, omdat deze op termijn het recidivegevaar het beste zal beperken (echter zal ook het verzet van betrokkene groot zijn).
Een andere mogelijkheid is, de reclassering pleit hiervoor, een ambulante behandeling bij Novadic Kentron. Hier kan gewerkt worden aan de verslavingsproblematiek, kan de diagnostiek aangescherpt worden en kan gewerkt worden aan de agressieregulatieproblemen.
Ondergetekende vreest dat binnen dit traject betrokkene zal gebruiken en dat hij vaak te laat of niet op afspraken zal verschijnen.
Een dwingend kader is nodig om betrokkene in (klinische) behandeling te krijgen en te houden. Ingeschat wordt dat het kader van de bijzondere voorwaarden een te licht/vrijblijvend kader is.
Omdat betrokkene frequent met justitie in contact komt, zou het kader van een ISD-maatregel mogelijk opgelegd kunnen worden; ondergetekende kan dit niet beoordelen.
Vanuit een gedragskundige optiek zou een tbs-maatregel de behandeling het beste kunnen borgen.
Er is sprake van een ernstige stoornis en van een hoog recidivegevaar, of de feiten waarvan betrokkene wordt verdacht een tbs-maatregel zouden rechtvaardigen, kan ondergetekende niet beoordelen.
Op 11 april 2023 heeft psychiater R. Thomassen een Pro Justitia-rapport omtrent verdachte uitgebracht. Omdat verdachte (vanwege de hiervoor genoemde conclusies van de psycholoog Labrijn in haar rapport van 9 februari 2023) geen medewerking wilde verlenen aan het onderzoek is een zogenaamde weigerrapportage opgemaakt door de psychiater.
De reclassering heeft op 23 juni 2023 een voorlichtingsrapportage uitgebracht over verdachte. Verdachte heeft ook aan dit onderzoek niet willen meewerken. De reclassering schat het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op onttrekking in als hoog. De reclassering overweegt daartoe onder meer het volgende:
Op basis van de beschikbare informatie en de meerdere korte gesprekken met betrokkene schat de reclassering het risico op recidive hoog in. Er was de afgelopen jaren reeds sprake van een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden en dit heeft niet kunnen voorkomen dat hij in aanraking bleef komen met politie en justitie. Betrokkene was niet betrouwbaar in zijn afspraken en er was met periodes sprake van fors middelengebruik (amfetamine). Het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt dan ook ingeschat als hoog. In de beschikbare documentatie valt verder te lezen dat betrokkene vanaf jongs af aan kampt met forse agressieproblemen. Bij spanningsopbouw, die snel kan optreden, schieten zijn copingsvaardigheden te kort, wat kan leiden tot agressie. Hij uit zich in uiteenlopende situaties verbaal en fysiek agressief. Hij heeft de neiging zijn agressieve gedrag te bagatelliseren en neemt weinig tot geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Dit ook op basis van zijn uitspraken gedurende dit onderzoek. Betrokkene is nooit eerder in behandeling geweest. Betrokkene houdt de hulpverlening op afstand en hij is niet gemotiveerd voor een (klinische) behandeling. Hij spreekt uit gemotiveerd te zijn voor een ambulante behandeling in het reeds lopende reclasseringstoezicht. Een eerdere behandelpoging bij (ambulant) forensisch polikliniek de Omslag (oktober 2022) is nooit gestart. Betrokkene verscheen meermaals niet op intake.
Op 28 september 2023 is, op verzoek van de verdediging, een nieuwe reclasseringsrapportage opgesteld waaraan verdachte wel zijn medewerking heeft verleend. De reclassering overweegt onder meer als volgt:
Wij adviseren negatief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van tbs met voorwaarden. De reclassering schat de kans hoog in dat betrokkene zich niet kan conformeren aan een klinische behandeling aangezien de intrinsieke motivatie hiervoor ontbreekt. De huidige geringe motivatie om klinische behandeling te ondergaan, ligt gelegen in het feit dat betrokkene geen tbs met dwangverpleging opgelegd wil krijgen. Betrokkene zegt gemotiveerd te zijn voor ambulante behandeling ten aanzien van zijn emotieregulatie, waarbij hij zijn werk kan hervatten en zijn woning kan behouden. Daarnaast heeft betrokkene in het verleden laten zien dat, ondanks dat hij onder begeleiding stond van de reclassering, zich niet hield aan afspraken en zelfs recidiveerde. Ook gedurende zijn huidige detentie binnen PI Grave heeft betrokkene meerdere disciplinaire straffen gehad aangezien betrokkene heeft getracht om spullen te ontvreemden op de arbeidszaal en geluidsoverlast veroorzaakte op de afdeling. Uit de gesprekken met betrokkene komt naar voren dat hij bij eerder uitgebrachte reclasseringsadviezen in 2021 aan de betreffende reclasseringswerker informatie gaf die niet juist was. Betrokkene gaf bij ondergetekende aan dat hij een positief beeld over zichzelf wilde schetsen om zodoende een lagere straf te krijgen. Bij pro Justitia rapporteur drs. Labrijn was betrokkene enerzijds onder invloed van middelen (lees speed) en anderzijds gaf betrokkene aan dat hij informatie aan haar gaf welke niet juist was omdat het hem niet interesseerde. Ondergetekende vraagt zich af in hoeverre de informatie van betrokkene betrouwbaar is.
De rechtbank onderschrijft de conclusies en adviezen van psycholoog Labrijn in haar rapportage van 9 februari 2023 en de conclusies en adviezen van de reclassering omtrent het recidivegevaar en het risico op letsel en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr. Voorts dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid Sr). Voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is tot slot vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, tenzij betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek.
Aan deze voorwaarden is voldaan. Bedreiging en belaging zijn in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr genoemd als strafbare feiten waarvoor een tbs-maatregel kan worden opgelegd. Uit de op 9 februari 2023 door de psycholoog opgemaakte rapportage blijkt dat sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van speed en van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken. Uit voornoemd rapport en de reclasseringsrapportages blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat een klinische behandeling noodzakelijk is om dit recidivegevaar te beperken. De rechtbank betreurt het dat verdachte niet heeft willen meewerken aan nader onderzoek door de psycholoog en onderzoek door de psychiater, maar dit staat zoals hiervoor reeds opgemerkt niet aan oplegging van de tbs-maatregel in de weg.
De rechtbank is voorts van oordeel dat vanwege de ernst van het gepleegde feiten, de bij verdachte geconstateerde stoornissen, de noodzaak van een intensieve klinische behandeling en het gevaar dat van verdachte uitgaat, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook daadwerkelijk de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft er – anders dan de raadsvrouw – onvoldoende vertrouwen in dat verdachte zal meewerken aan een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel en wil het risico niet nemen dat verdachte als hij niet meewerkt op een gegeven moment weer onbehandeld terugkeert in de maatschappij met alle risico’s van dien.
Vervolgens rijst de vraag of de noodzakelijke klinische behandeling kan worden opgelegd in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden of dat de tbs-maatregel met dwangverpleging moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de tbs-maatregel met dwangverpleging de enige passende maatregel is, aangezien de reclassering negatief heeft geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden, er derhalve geen voorwaarden zijn geformuleerd en er op dit moment ook geen indicatie is afgegeven voor een klinische behandeling.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de tbs-maatregel met dwangverpleging een zware maatregel is, maar naar het oordeel van de rechtbank is deze maatregel in deze situatie het meest passend en geboden, ook al zijn belaging en bedreiging de indexdelicten. De rechtbank houdt daarbij rekening met het feit dat verdachte zich naast deze belaging en bedreiging ook schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal mishandelingen en vernielingen, dat deze feiten zijn gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een eerder begaan strafbaar feit (een mishandeling) en in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis, terwijl verdachte onder begeleiding stond van de reclassering. Ook houdt de rechtbank rekening met het hoge recidiverisico en het hoge risico op letselschade.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de bedreigingen en de belagingen waarvoor deze tbs-maatregel wordt opgelegd in het onderhavige geval niet kunnen worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat de tbs-maatregel in het onderhavige geval is gemaximeerd tot een termijn van maximaal 4 jaar.
Omdat er sprake is van een gemaximeerde tbs-maatregel zal de rechtbank, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Sr, de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z Sr opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de gemaximeerde tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met de alsdan eventueel nog bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van deze 38z-maatregel, en indien nodig de te stellen voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde ter beschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] (03.260743.21 feit 1).
De heer [slachtoffer 10] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 2.236,94 ter vergoeding van materiële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 1.000,-- bestaande uit materiële schadevergoeding in plaats van het gevorderde bedrag van ruim € 2.200,--. Wat betreft de door de benadeelde partij gemaakte kosten heeft de rechtbank gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid. Op basis van het strafprocesdossier staat namelijk vast dat er door het ongeval schade is veroorzaakt aan de auto, maar op de door de benadeelde partij overgelegde factuur staan ook meerdere schadeposten die niet aan de schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit te relateren zijn. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van het hoger gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (01.215713.22 feit 1, 01.338256.22 feit 1, feit 2 en feit 3, 01.001165.23 feit 1 en feit 2)
Mevrouw [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 254,59 ter vergoeding van materiële schade en € 3.850,-- ter vergoeding van immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 4.104,59, bestaande uit € 254,59 materiële schadevergoeding en € 3.850,-- immateriële schadevergoeding. De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] (01.215713.22 feit 1).
[bedrijf 3] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 2.686,17 ter vergoeding van materiële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit. Het is onvoldoende duidelijk waar de overgelegde facturen op zien. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] (01.307860.22).
De heer [slachtoffer 11] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 250,-- ter vergoeding van materiële schade en € 2.391,50 ter vergoeding van immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 500,-- bestaande uit immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding en het gevorderde bedrag aan materiële niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Op basis van de beschikbare informatie is niet vast te stellen in hoeverre deze delen van de gevorderde schade zijn toe te schrijven aan het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (01.001165.23 feit 1).
[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 4.043,87 ter vergoeding van materiële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (01.001165.23 feit 1).
De heer [slachtoffer 9] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 800,-- ter vergoeding van immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (01.338256.22 feit 4).
De heer [slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij in een strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. Gevorderd is een bedrag van € 371,10 ter vergoeding van materiële schade en € 750,-- ter vergoeding van immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 621,10, bestaande uit € 371,10 materiële schadevergoeding en € 250,-- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding en het gevorderde bedrag aan materiële niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Op basis van de beschikbare informatie is niet vast te stellen in hoeverre deze delen van de gevorderde schade zijn toe te schrijven aan het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.256469.21.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de rechtbank de tenuitvoerlegging niet opportuun acht gelet op de straf en maatregelen die zij in de hoofdzaak aan verdachte zal opleggen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 37a, 37b, 38z, 57, 60a, 63, 138, 266, 285, 285b, 300, 350 Wetboek van Strafrecht, en
7, 8, 176 Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging ter zake van het onder parketnummer 01.338256.22 feit 2 ten laste gelegde en ter zake van het onder parketnummer 01.001165.23 feit 1, eerste gedachtestreepje (voor zover het ziet op de deuren) en tweede gedachtestreepje, ten laste gelegde.
Verklaart het onder parketnummer 01.338256.22 feit 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 01.007357.22 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 01.003209.22 feit 1, feit 2 en feit 3, parketnummer 01.004226.22 feit 1 en feit 3, parketnummer 01.215713.22 feit 1 en feit 2, parketnummer 01.032794.23, parketnummer 01.338256.22 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 01.001165.23 feit 1 en feit 2, parketnummer 03.260743.21 feit 1 en feit 2 en parketnummer 01.307860.22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. parketnummer 01.007357.22 feit 1:
belaging, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01.007357.22 feit 2:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01.007357.22 feit 3:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01.007357.22 feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 03.260743.21 feit 1:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. parketnummer 03.260743.21 feit 2:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. parketnummer 01-003209-22 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 01-003209-22 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01-003209-22 feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 01.004226.22 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 01.004226.22 feit 3:
mishandeling
t.a.v. parketnummer 01.215713.22 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 01.215713.22 feit 2:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
t.a.v. parketnummer 01.307860.22:
mishandeling
t.a.v. parketnummer 01.338256.22 feit 1:
belaging
t.a.v. parketnummer 01.338256.22 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. parketnummer 01.338256.22 feit 3:
mishandeling
t.a.v. parketnummer 01.338256.22 feit 4:
mishandeling
t.a.v. parketnummer 01.001165.23 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01.001165.23 feit 2:
mishandeling, meermalen gepleegd
t.a.v. parketnummer 01.032794.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:
t.a.v. 01-007357-22 feit 3, feit 4, 01-001165-23 feit 1, feit 2, 01-003209-22 feit 1, feit 2, feit 3, 01-004226-22 feit 1, feit 3, 01-215713-22 feit 1, feit 2, 01-307860-22 feit 1, 01-338256-22 feit 2, feit 3, feit 4, 03-260743-21 feit 1, feit 2:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
329 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (door de rechtbank vastgesteld op 329 dagen).
t.a.v. 01-007357-22 feit 1, feit 2, 01-032794-23 feit 1, 01-338256-22 feit 1:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
t.a.v. 01-007357-22 feit 1, feit 2, 01-032794-23 feit 1, 01-338256-22 feit 1:
Een
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. 03-260743-21 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 10] , van een bedrag van
1.000,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 10] , van een bedrag van 1.000,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01-001165-23 feit 1, feit 2, 01-215713-22 feit 1, 01-338256-22 feit 1, feit 2, feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
4.104,59 euro, bestaande uit 254,59 euro materiële schadevergoeding en 3.850,00 euro immateriële schadevergoeding. De materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 4.104,59 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 254,59 euro materiële schade en 3.850,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01-215713-22 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] :
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. 01-307860-22 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 11] , van een bedrag van
500,00 euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 11] , van een bedrag van 500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01-001165-23, feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] :
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. 01-001165-23 feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. 01-338256-22 feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 7] , van een bedrag van
621,10 euro, bestaande uit 371,10 euro materiële schadevergoeding en 250,00 euro immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] , van een bedrag van 621,10 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 371,10 euro materiële schadevergoeding en 250,00 euro immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst afde vordering met parketnummer 01-256469-21 van de officier van justitie d.d. 11 april 2023.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. L.R.H. Koekoek en mr. S.W.A.M.M. Delauw, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 14 november 2023.