ECLI:NL:RBOBR:2023:5319

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
01-112408-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere drugsmisdrijven, waaronder voorbereidingshandelingen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere drugsmisdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor vijf feiten, waaronder voorbereidingshandelingen voor het exporteren van MDMA en LSD, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en het opzettelijk aanwezig hebben van ketamine en 3-MMC. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder het aantreffen van drugs in de woning van de verdachte en de betrokkenheid bij drugshandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van drugshandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.112408.22
Parketnummer vordering: 01.128513.21
Datum uitspraak: 10 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 1 HVB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 augustus 2023, 13 oktober 2023 en 27 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 juni 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden, in elk geval in Nederland, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of LSD, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit
hebbende verdachte een hoeveelheid/hoeveelheden LSD verpakt in enveloppen met adresseringen in België (goed 1936198) en/of Duitsland (goed 1936189, SIN AAOT9678NL), althans die LSD in zijn woning aanwezig gehad en/of
een hoeveelheid/hoeveelheden MDMA verpakt in enveloppen met adresseringen in Italië (goed 1936230, SIN AAOT8523NL) en/of België (goed 1936232) en/of Spanje (goed 1936224, SIN AAOT8532NL) en/of Australië (goed 1936225, SIN AAOT8527NL) en/of Frankrijk (goed 1936228) en/of Duitsland (goed 1936210 SIN AAOT8525NL), althans die MDMA in zijn woning aanwezig gehad en/of
een of meer verpakkingen geprepareerd en/of stickers voorzien van (buitenlandse) adresseringen ten behoeve van het verzenden van LSD en/of MDMA naar het buitenland en/of
een stijltang voorhanden gehad teneinde die verpakkingen (door aanwending van warmte/hitte) te doen sluiten en/of
een laptop en/of GSM voorhanden gehad teneinde contact te leggen en/of onderhouden met (buitenlandse) afnemers van LSD en/of MDMA;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden (in een woning gelegen aan de [adres] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid/hoeveelheden LSD te weten 580 zegels (1936219, SIN AAOT9671NL) en/of

16 gripzakjes met 325 zegels (1936257 SIN AAOT9668 AAOT9669 AAOT9670NL)en/of

10 zegels (1936262) en/of 70 zegels (1936189, SIN AAOT9678NL) en/of 5 zakjes (1936198) en/of

een hoeveelheid/hoeveelheden MDMA te weten 393 tabletten (Bugatti) (1936255, SIN AAOT8531) en/of 3 tabletten (Red Bull) (1936255, SIN AAOT8530) en/of 54,4 gram (1936230, SIN AAOT8523NL) en/of 10 brokken (1936232) en/of 10,5 gram (1936224, SIN AAOT8532NL) en/of 20 gram (1936225, SIN AAOT8527NL) en/of 32,6 gram (1936210, SIN AAOT8525NL) en/of 57,5 gram (1936174, SIN AAOT8529NL) en/of
een hoeveelheid/hoeveelheden amfetamine, te weten 440 gram (1936182, SIN AAOT967NL) en/of 23,8 gram (1936176, SIN AAOT9676NL) en/of 15 gram (1936204, SIN AAOT9675NL) en/of 17,2 gram (1936201, SIN AAOT9672NL) en/of 10,8 gram (1936208, SIN AAOT9674NL) en/of 42,1 gram (1936180) en/of 10 gram (1936178) en/of 53,5 gram (1936196) en/of 45,8 gram (1936190) en/of 15,1 gram (1936205) en/of 61,3 gram(1936197)en/of 30,7 gram (1936184) en/of 11,2 gram (1936202) en/of 31,1 gram (1936193)en/of 45 gram (1936192) en/of
een hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne, te weten 4,3 gram cocaïne (in 2 gripzakjes) (1936264, SIN AAOT8535NL)
zijnde LSD en/of MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
ten aanzien van feit 3:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 februari 2022 tot en met 23 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden, en/of te Vlijmen, gemeente Heusden en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of alleen (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3MMC, zijnde MDMA en/of LSD en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 3 MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
ten aanzien van feit 4:
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden, in elk geval in Nederland, opzettelijk zonder registratie 17,5 gram ketamine (AAOT8536NL en AAOT9665NL) en/of 80,8 gram ketamine (SIN AAOT8505NL) en/of 269,7 gram ketamine (SIN AAOT666NL) en/of 1,2 gram ketamine (SIN AAOT828NL) in elk geval een hoeveelheid/hoeveelheden ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine, in voorraads heeft gehad;
ten aanzien van feit 5:
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 25,8 gram 3-MMC (SIN AAOT9667NL en AAOT8533NL) en/of 37,6 gram 3-MMC (SIN AAOT8534NL) en/of 4 gram 3-MMC (SIN AAOT8524NL) althans een hoeveelheid/hoeveelheden 3-MMC (Methylmethcathinon), zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.128513.21 is aangebracht bij vordering van 27 juni 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 30 juni 2021, waarbij aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren is opgelegd. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Inleiding.
Door middel van een strafrechtelijk onderzoek van de politie naar [medeverdachte] (hierna: medeverdachte), kwam informatie naar voren dat verdachte zich al dan niet samen met medeverdachte zou bezig houden met de handel in drugs.
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het uitvoeren van harddrugs, dat hij verschillende soorten hard- en softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad, dat hij heeft gedeald in hard- en softdrugs en ten slotte dat hij ketamine in voorraad heeft gehad, terwijl hij daarvoor geen registratie heeft.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de tenlastegelegde verdenking onder feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen en heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak gevorderd.
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft ten aanzien van deze feiten gesteld dat ten aanzien van de diverse soorten drugs slechts bewezen kan worden verklaard die drugs waarvan uit het dossier blijkt dat er een positieve indicatieve of definitieve (de rechtbank begrijpt: door het NFI verrichtte) test is geweest. De officier heeft ten behoeve van zijn vordering een overzicht opgemaakt. Dit overzicht is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft (zakelijk weergegeven) bepleit de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Er was geen sprake van een redelijke verdenking die de doorzoeking rechtvaardigt. Daarnaast ontbreekt een machtiging van de rechter-commissaris voorafgaand aan de doorzoeking. Dat een agent op basis van artikel 9 van de Opiumwet zich de toegang mag verschaffen tot een woning betekent nog niet dat die agent de woning ook mag doorzoeken. Nu de woning van verdachte onrechtmatig is doorzocht, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim waardoor de verdachte nadeel heeft ondervonden. Als gevolg hiervan dienen het proces-verbaal van de doorzoeking en alle daaruit voortvloeiende bewijsmiddelen uitgesloten te worden van het bewijs.
Gelet hierop concludeert de raadsman dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen waardoor de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft subsidiair verzocht om verdachte enkel te veroordelen voor het bezit van de drugs.
Het oordeel van de rechtbank.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat de doorzoeking in de woning van verdachte rechtmatig was. De opsporingsambtenaren hebben gebruik gemaakt van de reguliere opsporingsbevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het binnentreden van de woning vond plaats met het doel om verdachte aan te houden en de woning te doorzoeken en vond plaats op basis van de artikelen 55 en 96 Sv. De rechter-commissaris heeft hiervoor op 16 mei 2022 (dus voor de doorzoeking op 24 mei 2022) een machtiging afgegeven, op grond van artikel 110 Sv.
De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat de beslissing van de rechter-commissaris om de woning te doorzoeken op goede gronden is genomen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het proces-verbaal van verdenking van 22 april 2022. Er bestond, anders dan de raadsman vindt, een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte dat hij zich bezig hield met de handel in drugs. De doorzoeking op 24 mei 2022 heeft dan ook rechtmatig plaatsgevonden. Van een vormverzuim en bewijsuitsluiting is dan ook geen sprake.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat in de woning van verdachte LSD en MDMA, al dan niet verpakt in enveloppen met adresseringen naar het buitenland, is aangetroffen. Ook lagen er enveloppen voorzien van adressering naar het buitenland en een stijlstang, die kennelijk werd gebruikt voor het sluiten van de verpakkingen in de woning van verdachte.
Ter terechtzitting van 27 oktober 2023 heeft verdachte hierover verklaard dat de drugs en bijbehorende verpakkingsmiddelen in zijn woning lagen, omdat hij onder druk werd gezet door mensen uit het criminele circuit om dit in zijn woning op te slaan. Dit zou hij moeten doen in verband met zijn schuld van ongeveer 10.500 euro bij een drugsdealer. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben maakt aan voorbereidingshandelingen.
Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat de situatie die werd aangetroffen in de woning van verdachte wijst op drugshandel die door verdachte zelf werd bedreven en niet door onbekende anderen, zoals verdachte heeft gesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bij het binnentreden van de woning alleen is aangetroffen terwijl op verschillende plekken in de woning geadresseerde enveloppen met daarin drugs, losliggende drugs, lege enveloppen, adreslabels en een stijltang werden aangetroffen. Op de laptop van verdachte stond op dat moment een chatgesprek open over drugs.
Ook werd er een DNA-profiel op het handvat en de snoer en de stekker van de stijltang aangetroffen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met het aangetroffen DNA-profiel, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. De rechtbank concludeert dan ook, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte de donor is van het celmateriaal op de aangetroffen stijltang en de rechtbank acht het daarmee waarschijnlijk dat verdachte de stijltang heeft gebruikt om verpakkingen van drugs te doen sluiten.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, zoals hiervoor weergegeven, ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij. Op geen enkele wijze wordt de stelling van verdachte dat anderen verantwoordelijk waren voor de drugshandel ondersteund door de inhoud van het dossier.
Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting een verklaring afgelegd die tegenstrijdig is met wat hij eerder bij de politie heeft verklaard. Zo stelt verdachte ten aanzien van de in zijn telefoon aangetroffen foto’s ter terechtzitting dat hij wel een paar foto’s van drugs had op zijn telefoon en dat hij deze foto’s had gemaakt als hij ‘slechte’ drugs had ontvangen. Bij de politie heeft verdachte juist verklaard dat hij de foto’s niet heeft gemaakt, maar dat alle foto’s door anderen zijn gemaakt met zijn telefoon. Verder valt op dat verdachte bij de politie zich ten aanzien van vragen over zoekslagen op zijn telefoon naar onder meer ‘rooie postbus’ en [bedrijf] locaties heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Pas ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit niet zelf heeft gedaan, maar de onbekende personen, die als zij in de woning aanwezig waren gebruik maakten van zijn telefoon. Verdachte kan of wil niet aan de rechtbank uitleggen waarom hij dit niet al bij de politie heeft verklaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen verklaring afgelegd over de identiteit van deze personen en evenmin heeft hij concrete aanknopingspunten geboden aan de politie en het Openbaar Ministerie om zijn verhaal te onderzoeken, waardoor dit verhaal op geen enkele wijze valt te verifiëren.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3.
De officier van justitie en de raadsman stellen zich – kort gezegd – op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat medeverdachte belastend over verdachte heeft verklaard onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Dat standpunt deelt de rechtbank niet en is anders dan de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat ook het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Medeverdachte verklaart dat hij als tussenpersoon fungeerde tussen (onder meer) verdachte en zijn afnemers. Medeverdachte heeft als tussenpersoon onder meer drugs aangeboden aan die afnemers. Hij verklaart daarover gedetailleerd: hij verklaart vanaf wanneer hij dat heeft gedaan, wat de frequentie was en om welke soorten drugs het ging. Medeverdachte heeft voor zijn diensten drugs van verdachte gekregen.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat medeverdachte de diverse soorten drugs onder meer via WhatsApp heeft aangeboden. Het gaat dan om LSD, cocaïne, ketamine, MDMA en 3-MMC. Tevens komt uit de chatberichten van de telefoon van medeverdachte naar voren dat verdachte diverse hoeveelheden drugs kwam ophalen en/of heeft verstrekt aan medeverdachte.
Verder staat vast dat verdachte de door medeverdachte aangeboden drugs in zijn woning aanwezig had. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij de verklaringen die verdachte daarover heeft afgelegd ongeloofwaardig vindt en daaraan voorbij gaat. Die overwegingen gelden ook hier.
Over het dealen van 3-MMC overweegt de rechtbank verder het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat tijdens de doorzoeking diverse adreslabels met Nederlandse adressen zijn aangetroffen. Een van deze adreslabels werd aangetroffen op een dichte envelop met daarin 3-MMC en deze envelop was geadresseerd aan [getuige] . Deze persoon is als getuige verhoord en heeft verklaard dat hij 3-MMC heeft gekocht. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat in de woning van verdachte 3-MMC is aangetroffen.
Kort gezegd vindt de rechtbank dat de verklaring van medeverdachte steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte stelt daar niets (geloofwaardigs) tegenover.
Door het bezit van de verdovende middelen, het afgeven van drugs aan medeverdachte en/of het ophalen van drugs heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan drugshandel. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

De bewezenverklaring.

Algemene opmerking ten aanzien van alle feiten:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een overzichtstabel overgelegd waaruit blijkt welke partijen aangetroffen drugs stoffen zijn zoals vermeld op lijst 1 en/of lijst 2 van de Opiumwet. De rechtbank zal het overzicht van de officier van justitie volgen bij haar bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of LSD, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit hebbende verdachte

hoeveelheden LSD verpakt in enveloppen met adresseringen in België (goed 1936198) en Duitsland (goed 1936189, SIN AAOT9678NL) en;

hoeveelheden MDMA verpakt in enveloppen met adresseringen in Italië (goed 1936230, SIN AAOT8523NL) en Australië (goed 1936225, SIN AAOT8527NL) en Duitsland (goed 1936210 SIN AAOT8525NL), en;

verpakkingen geprepareerd en stickers voorzien van buitenlandse adresseringen ten behoeve van het verzenden van LSD en MDMA naar het buitenland en;

een stijltang voorhanden gehad teneinde die verpakkingen door aanwending van hitte te doen sluiten.
ten aanzien van feit 2:
op 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden in een woning gelegen aan de [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad

hoeveelheden LSD te weten 580 zegels (1936219, SIN AAOT9671NL) en 16 gripzakjes met 325 zegels (1936257 SIN AAOT9668 AAOT9669 AAOT9670NL)en 70 zegels (1936189, SIN AAOT9678NL) en 5 zegels (1936198) en

hoeveelheden MDMA te weten 393 tabletten (Bugatti) (1936255, SIN AAOT8531) en 3 tabletten (Red Bull) (1936255, SIN AAOT8530) en 54,4 gram (1936230, SIN AAOT8523NL) en 20 gram (1936225, SIN AAOT8527NL) en 32,6 gram (1936210, SIN AAOT8525NL) en

hoeveelheden amfetamine, te weten 440 gram (1936182, SIN AAOT9677NL) en 23,8 gram -(1936176, SIN AAOT9676NL) en 15 gram (1936204, SIN AAOT9675NL) en 17,2 gram (1936201, SIN AAOT9672NL) en 10,8 gram (1936208, SIN AAOT9674NL) en

hoeveelheden cocaïne, te weten 4,3 gram cocaïne in 2 gripzakjes (1936264, SIN AAOT8535NL)
zijnde LSD en MDMA en amfetamine en cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 3:
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 februari 2022 tot en met 23 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of alleen telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en;
een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en;
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en;
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en;
een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3MMC,
zijnde MDMA en LSD en amfetamine en cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
ten aanzien van feit 4:
op 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusden opzettelijk zonder registratie 17,5 gram ketamine (AAOT8536NL en AAOT9665NL) en 80,8 gram ketamine (SIN AAOT8505NL) en 269,7 gram ketamine (SIN AAOT666NL) en 1,2 gram ketamine (SIN AAOT8528NL) bevattende de werkzame stof ketamine, in voorraad heeft gehad;
ten aanzien van feit 5:
op 24 mei 2022 te Haarsteeg, gemeente Heusen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 25,8 gram 3-MMC (SIN AAOT9667NL en AAOT8533NL) en 37,6 gram 3-MMC (SIN AAOT8534NL) en 4 gram 3-MMC (SIN AAOT8524NL), zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hierbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Hierbij heeft de verdediging gesteld dat verdachte slechts een ‘katvangerspositie’ had in het geheel. Daarnaast heeft de verdediging opgemerkt dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn om rekening mee te houden, waaronder een angststoornis, ADD, depressie en zwakbegaafdheid.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, bestaande uit het voorbereiden van het exporteren van verschillende soorten drugs naar het buitenland, harddrugsbezit, drugshandel binnen Nederland en het opzettelijk aanwezig hebben van ketamine en 3-MMC.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien ondervindt de samenleving ernstige overlast van de handel in harddrugs en gaat deze handel gepaard met de samenleving ondermijnende strafbare gedragingen. Het gebruik van harddrugs genereert op haar beurt strafbare feiten met alle nadelige maatschappelijke gevolgen van dien. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden en worden de hiervoor beschreven nadelige effecten ook uitgebreid naar andere landen.
Door in strijd met de wet ketamine in voorraad te hebben heeft verdachte de volksgezondheidsbelangen die de Geneesmiddelenwet onder meer beoogt te beschermen in gevaar gebracht. Ketamine wordt (mede) gebruikt als partydrug en is bij langdurig gebruik schadelijk voor de gezondheid. Bij langdurig frequent gebruik kan een aantal cognitieve functies achteruit gaan en kunnen problemen aan de urinewegen optreden, met incontinentie tot gevolg – ook bij jonge mensen. Qua werking is ketamine vergelijkbaar met harddrugs en de illegale productie en handel van deze stof ondermijnen net als Opiumwetdelicten de samenleving en brengen risico’s voor de gezondheid en veiligheid met zich. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan dit illegale circuit waarbij bovendien andere vormen van (zware) criminaliteit zeer wel denkbaar zijn.
Verdachte lijkt zich om geen van deze gevolgen te hebben bekommerd. Zo heeft hij ter terechtzitting naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het uitgangspunt
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij een bewezenverklaring van dergelijke feiten, met de hoeveelheden zoals bewezen verklaard, is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur passend.
Ten aanzien van het in voorraad hebben van een hoeveelheid ketamine (feit 4) bestaan geen oriëntatiepunten. Maar omdat dit middel gebruikt en verhandeld wordt als partydrug/genotsmiddel, heeft de rechtbank hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten ten aanzien van het bezit van harddrugs in plaats van die van economische delicten. De rechtbank realiseert zich dat ketamine niet voorkomt op lijst I Opiumwet, maar constateert dat het uiteindelijke eindgebruik niet verschilt met die van het verzenden van stoffen die wel op lijst I van de Opiumwet staan. Ook ten aanzien van dit feit vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarom passend.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 20 september 2023, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit én dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van die veroordeling. Kennelijk heeft de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen verdachte er niet van weerhouden om zich weer in te laten met de illegale handel in drugs. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 27 september 2023. In dit advies bespreekt de reclassering onder meer dat zij de leefgebieden ‘financiën, psychosociaal functioneren en sociaal netwerk’ als direct delict gerelateerd beschouwt. Tevens ziet zij een gebrek aan passende huisvesting en dagbesteding als risicoverhogende factoren. De reclassering concludeert dan ook dat het verdachte niet lukt om geheel zelfstandig zijn leven te structureren en daarmee de aanwezige risicofactoren te verlagen. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog in geschat.
De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De straf
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank meer feiten bewezen acht dan de officier van justitie. Daarnaast is zij van oordeel dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt, mede gelet op het feit dat er sprake is van recidive terwijl de verdachte liep in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling voor drugsfeiten.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van strafbare feiten die qua ernst niet anders vallen te bestraffen dan met een langdurige gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het gegeven dat de verdachte na een eerdere voorwaardelijke veroordeling zich opnieuw heeft ingelaten met de handel in drugs is de rechtbank van oordeel dat de maatschappij het best beveiligd wordt als de verdachte na detentie onder toezicht komt te staan van de reclassering. Tegelijkertijd biedt dit de verdachte een kans om onder begeleiding van de reclassering te werken aan een betere toekomst. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering dan ook opleggen in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.128513.21.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10, 10a, 11 van de Opiumwet,
38 van de Geneesmiddelenwet, en
1, 2, 6 van de Wet op de Economische Delicten.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
 verklaart het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en of te bevorderen, te weten voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, wist dat zij dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 6 maanden voorwaardelijken een
proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de SVG reclassering van Novadic-Kentron (Rompertsebaan 12 te ’s-Hertogenbosch). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deel neemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- verblijft, indien de reclassering dat nodig vindt, in een instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- mee werkt aan urineonderzoeken om het gebruik van alcohol en drugs inzichtelijk te maken. Hij houdt zich aan de richtlijn van de reclassering voor wat betreft alcohol en harddrugsgebruik, ook als dit inhoud abstinent zijn. De reclassering bepaalt met welk controlemiddel en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich in spant voor het vinden en behouden van betaald werk, opleiding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- mee werkt aan forensische ambulante begeleiding van Unitio of een andersoortige ambulante begeleiding, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De begeleiding richt zich specifiek op de volgende leefgebieden: dagbesteding, financiën en sociaal netwerk en de eventueel uit de meldplicht voortkomende doelen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

 gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 4 augustus 2023, gewezen onder parketnummer 01-128513-21, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.W.A.M.M. Delauw, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.B.J. de Leeuw, griffier,
en is uitgesproken op 10 november 2023.