ECLI:NL:RBOBR:2023:5311

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
01/195282-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met financiële motieven

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende veertien maanden schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte heeft de aangeefster, die in een kwetsbare positie verkeerde, gedwongen om in de prostitutie te werken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld, bedreigd, misleid en misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, en moet de verdachte een schadevergoeding van € 36.376,85 aan het slachtoffer betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de psychische gevolgen voor het slachtoffer, die nog dagelijks de gevolgen van de uitbuiting ondervindt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel, waarbij gebruik is gemaakt van dwangmiddelen zoals geweld en misleiding, en heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de aangeefster.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.195282.22
Datum uitspraak: 9 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: PI Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2022, 17 maart 2023, 6 juni 2023, 24 augustus 2023 en 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 november 2022. Na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 maart 2023 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 27 juli 2022 te Helmond en/of Eindhoven en/of Overloon (gemeente Land van Cuijk en/of Haps (gemeente Land van Cuijk) en/of elders in Nederland,
in elk geval in één of meerdere plaats(en) in Nederland,
(telkens)
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (een) ander(en), te weten
[slachtoffer]
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] ,
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meer van voornoemde middelen die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard) en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard),
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meer van voornoemde middelen die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte, en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) (telkens)
- een liefdesrelaties aangegaan en/of onderhouden met die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) mishandeld (onder andere door die [slachtoffer] te slaan en/of aan/bij de keel te grijpen en/of te duwen en/of aan de haren te trekken en/of aan de haren door de kamer te sleuren) en/of
- die [slachtoffer] opgesloten en/of opgesloten gehouden, althans (in ernstige mate) de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] beperkt en/of
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze geuit tegen die [slachtoffer] en/of
- het dreigen die [slachtoffer] ergens anders, te weten achter de ramen in Nijmegen, te plaatsen als zij geen 300 euro per dag zou verdienen, althans niet genoeg zou verdienen en/of
- die [slachtoffer] in een positie gebracht en/of gehouden in een positie waarin zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken en/of
- (een) werkplekken en/of verblijfplaatsen (laten) regelen/geregeld voor die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (laten) begeleid(en) van en/of naar prostitutieplaatsen en/of
- bepaald hoeveel en welke klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of
- voor die [slachtoffer] bepaald hoeveel geld zij per dag met prostitutiewerkzaamheden moest verdienen en/of die verdiensten controleerde.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, namelijk dat verdachte het slachtoffer seksueel heeft uitgebuit en hieruit opzettelijk voordeel heeft getrokken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet zonder redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting van aangeefster. De verklaringen van aangeefster vinden onvoldoende steun in de andere bewijsmiddelen in het dossier.
Het oordeel van de rechtbank.
Betrouwbaarheid van de verklaringen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster (hierna: [slachtoffer] of [slachtoffer] ) geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier, omdat alle belastende getuigenverklaringen zijn te herleiden tot één bron, namelijk [slachtoffer] . De getuigen, die allen werkzaam zijn bij het [bedrijf 1] , hebben voorafgaand aan het afleggen van hun verklaringen onderling contact met elkaar gehad. Zij verklaren niet uit eigen waarneming en deels tegenstrijdig. Specifiek de verklaring van [getuige 1] , zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 juni 2023, is onvoldoende betrouwbaar en kan niet voor het bewijs worden gebezigd.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van de medewerkers van het [bedrijf 1] , is het van belang dat deze consistent en logisch zijn. Ook is van belang of deze verklaringen over en weer voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de getuigen de verklaring van [slachtoffer] op essentiële punten ondersteunen. De getuigen hebben (onder meer) verklaard dat [slachtoffer] zich onderdanig gedroeg, dat zij bang was klappen te krijgen als ze te weinig geld verdiende en dat ze haar geld moest afgeven. Ook hebben meerdere getuigen blauwe plekken bij [slachtoffer] waargenomen. Met name [getuige 2] verklaart zeer specifiek over de blauwe plekken die hij op 27 juli 2022 in de halsstreek van [slachtoffer] heeft gezien. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de whatsappberichten en opgenomen telefoongesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] die als objectief bepaald en verifieerbaar kunnen worden beschouwd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaring van de onafhankelijke [getuige 3] , die voor aanvang van het ten laste gelegde feit heeft waargenomen dat [slachtoffer] de woning van verdachte uit wilde vluchten, waarna verdachte haar tegenhield, haar vastpakte en terug de woning in trok. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] en de verklaringen van de getuigen in de kern dan ook betrouwbaar. Voor de bewezenverklaring neemt de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] daarom als uitgangspunt.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de
jurisprudentie volgt dat mensenhandel gericht is op uitbuiting. Het belang van het individu,
of het slachtoffer, staat bij de strafbaarstelling van mensenhandel steeds voorop. Het
beschermde belang door de strafbaarstelling van mensenhandel is het behoud van de
lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het individu. Om tot
een bewezenverklaring te komen van het delict mensenhandel, moet sprake zijn van (een)
gedraging(en), (een) dwangmiddel(en) en het oogmerk van uitbuiting.
De dwangmiddelen.
De rechtbank stelt voorop dat een dwangmiddel ertoe dient te leiden dat iemand in een
uitbuitingssituatie belandt, of dat iemand wordt belet zich aan de uitbuitingssituatie te
onttrekken. De uitbuiting kan ook bestaan uit een combinatie van meerdere dwangmiddelen.
De instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant
wanneer een van de dwangmiddelen is gebruikt. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de volgende, elkaar
deels overlappende, dwangmiddelen: (dreiging met) geweld, (dreiging met) een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. De dwingende opstelling van verdachte en daarmee de, eveneens bewezenverklaarde, dwang blijkt uit het gebruik van de andere dwangmiddelen die hieronder zijn uitgewerkt.
• (
(Dreiging met) geweld.
Onder gebruik van geweld wordt verstaan de aanwending van, overwegend, fysieke kracht. Het moet van afdoende gewicht zijn om de weerstand van het slachtoffer te breken.
Uit het dossier blijkt van vele geweldshandelingen. [slachtoffer] moest met voldoende geld thuis komen, ‘anders kreeg zij klappen’. Ook mocht zij niet tegen verdachte schreeuwen, want ‘dan draaide hij door’. [getuige 3] heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] vastpakte op de galerij toen zij ruzie had met verdachte, waarna verdachte haar tegen haar wil terug de woning in sleurde toen zij de woning uit wilde vluchten. Meerdere getuigen hebben blauwe plekken gezienop de armen, benen en in de hals van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat deze werden toegebracht door verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] tijdens een ruzie ook geappt dat hij zwoer haar nooit meer aan te raken, anders zou hij zijn eigen hand eraf kappen. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op het eerder gebruiken van geweld.
Ook komt uit het dossier duidelijk naar voren dat verdachte heeft gedreigd geweld toe te passen, zo valt in de appberichten te lezen dat hij [slachtoffer] verrot zou slaan.
• (
(Dreiging) met een andere feitelijkheid.
Feitelijkheden zijn in het algemeen alle handelingen die niet onder “geweld” vallen. Wel moeten deze handelingen van een zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer daaraan geen weerstand kan bieden.
Wanneer [slachtoffer] aangeeft dat zij niet meer verder wil met verdachte, gooit verdachte het over een andere boeg en zegt hij tegen haar dat er geen weg terug is als zij nu bij hem weggaat. Als zij niet naar huis komt, ‘zwerft zij vanavond rond en slaapt zij vannacht op straat’. Alles wat zij heeft: ‘zijn familie en [persoon] ’ en een dak boven haar hoofd, is zij dan kwijt. Ook haar toekomstdroom: ‘huisje, boompje, beestje’, gooit zij weg terwijl ze er ‘bijna’ waren, want hij draait zich om als zij hem opgeeft en hij komt nooit meer terug. Verder heeft verdachte ook gesuggereerd dat hij voor haar twee andere meiden er in zou zetten.
[slachtoffer] heeft een verleden met in de steek gelaten worden. Uit het verloop van het gesprek blijkt dan ook dat [slachtoffer] zwicht en teruggaat naar verdachte.
Ook heeft verdachte ermee gedreigd [slachtoffer] achter de ramen in Nijmegen te zullen zetten als zij geen 300 euro per dag zou verdienen. Iets wat [slachtoffer] absoluut niet wilde, omdat zij bang was dit fysiek en psychisch niet aan te kunnen.
Misleiding.
Onder misleiding wordt verstaan het doelbewust geven van een onjuiste voorstelling van zaken.
In het verlengde van ‘huisje, boompje, beestje’, heeft verdachte [slachtoffer] voorgehouden dat ze aan het sparen waren voor een zonvakantie samen, ‘maar nog extra moesten hebben’, hij met haar wilde trouwen en dat zij samen kinderen zouden krijgen. Hij heeft haar talloze keren beloofd te veranderen ‘omdat hij daartoe voor haar bereid is’ en omdat ‘hij haar wil als zijn vrouw’. Hij heeft haar gesmeekt om nog een kans om haar vervolgens de vraag te stellen of zij geen kinderen van hem wilde.

Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Bij misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht gaat het om een geobjectiveerd bestanddeel waardoor bescherming wordt geboden aan hen die in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat aan dit bestanddeel is voldaan wanneer de prostituee verkeert of komt te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een “mondige prostituee” in Nederland pleegt te verkeren.
Verdachte heeft [slachtoffer] in 2020 leren kennen in de sociale werkplaats waar hij werkzaam was en die gevestigd was in het gebouw van de instelling (een ‘blijf-van-mijn-lijfhuis’) waar zij op dat moment verbleef. [slachtoffer] was toen 20 jaar oud. Verdachte was 36 jaar oud. Het leeftijdsverschil was dan ook groot. [slachtoffer] vertelde verdachte dat zij door haar moeder op 6-jarige leeftijd werd ‘weggegooid’ en zij tot haar 18e op groepen heeft gewoond. Daarna heeft zij op straat geleefd en in het bos in een tent gewoond. Verdachte gaf haar het gevoel dat er iemand voor haar was en dat er iemand van haar hield. Omdat [slachtoffer] vaak ruzie had met de begeleiding, bood verdachte haar al vrij snel na de start van hun relatie aan bij hem te komen wonen. [slachtoffer] had op dat moment ‘helemaal niets’. Ze stond op straat zonder bezittingen, ze had schulden en er was geen familie om op terug te vallen. Omdat verdachte bewindvoering had en een uitkering kreeg, ontstond het idee dat [slachtoffer] zich zou prostitueren. Verdachte heeft daar een half jaar lang op aangedrongen en wanneer [slachtoffer] dit afhield zei verdachte ‘dat zij het dan niet waard was om zijn vrouwtje te zijn en zij beter vrienden konden blijven’. Omdat [slachtoffer] niet ‘weer weggegooid’ wilde worden, is zij uiteindelijk meegegaan in dit plan. In de periode hierna werd zij meer en meer geïsoleerd van anderen en ze werd monddood gemaakt. In het begin bepaalde verdachte nog niet alles voor haar en mocht zij zelfstandig kleding kopen. Uiteindelijk kwam het zover dat zij niet meer aan het door haar verdiende geld durfde te komen. Het geld dat [slachtoffer] met haar werk in de prostitutie verdiende stopte verdachte in een gouden envelop/etuitje nadat het in haar bijzijn was geteld. Dit envelopje liet zij achter toen zij op 27 juli 2022 het huis van verdachte ontvluchtte. [slachtoffer] had geen eigen huissleutel, zodat zij – in tegenstelling tot wat verdachte haar iedere keer voorhield wanneer zij op het punt stond bij hem weg te gaan – niet vrij was om te gaan en te staan waar zij wilde.
Verdachte heeft [slachtoffer] ernstig in haar vrijheid beperkt. Hieruit volgt dat zij in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland.

Misbruik van een kwetsbare positie.
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken of zijn verminderd.
In het verlengde van het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat ook hiervan sprake is geweest. [slachtoffer] had een belaste voorgeschiedenis, zoals blijkt uit haar verkalringen en uit de evaluatie van het medisch onderzoek dat in 2019 werd afgerond. Zij heeft veel meegemaakt, ervaart psychosociale problemen en heeft borderline persoonlijkheidsproblematiek. Vanuit haar lage zelfbeeld en ervaringen vanuit het verleden, ageert zij naar de buitenwereld. Ten tijde van het ten laste legde had zij geen contact met haar ouders en jongere zusje. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] heel vaak vroeg of verdachte boos op haar was. Ze wilde graag alles goed doen voor hem. Verdachte bespeelde haar in dat soort situaties door haar links te laten liggen en niet te reageren. Verdachte gaf haar het gevoel dat er, buiten hem, niemand voor haar was. Hierdoor probeerde [slachtoffer] nog meer haar best te doen door op te ruimen, schoon te maken, voor verdachte te koken en hem te vragen of hij nog seks met haar wilde, ook als zij al in bed lag en eigenlijk wilde gaan slapen. Ook liet [slachtoffer] verdachte weten dat hij trots op haar kon zijn als ze twee ‘dubbele’ klanten had gehad en noemde verdachte haar op dat moment “zijn queen” en een “strijder”.
Al deze omstandigheden dragen bij aan het oordeel dat [slachtoffer] zich in een kwetsbare positie bevond ten opzichte van verdachte. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat [slachtoffer] kwetsbaar was. Hij was immers op de hoogte van haar achtergrond. Toen zij elkaar leerden kennen verbleef [slachtoffer] in een ‘blijf-van-mijn-lijfhuis’, nadat zij was weggevlucht uit een gewelddadige relatie. Ook over haar vroegere verleden heeft zij verdachte alles verteld. Verdachte heeft [slachtoffer] willen doen geloven dat hij ook een zwaar verleden heeft gehad, maar dat hij haar gelukkig zou maken en hun dromen zou laten uitkomen. Verdachte heeft haar beloofd haar nooit in de steek te zullen laten en haar nooit pijn te zullen doen, ‘samen zijn zij 100’. Hij verweet [slachtoffer] dat zij ‘dit zomaar wil laten varen’. Bij ruzies stuurde verdachte telkens een overmaat aan berichtjes naar aangeefster, zodat zij uiteindelijk niet anders kon dan reageren. [slachtoffer] ging, ondanks dat ze aangaf dat ze haar besluit had genomen, keer op keer overstag en trok dan weer in bij verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer] op grove wijze gemanipuleerd en van haar kwetsbare positie geprofiteerd door haar voor ‘hun toekomst’ te laten werken terwijl hij het geld uitgaf, zodat het doel niet dichterbij kwam.
De gedragingen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aangehaalde bewijsmiddelen dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en overgebracht. Verdachte heeft [slachtoffer] telkens laten vervoeren naar en van de plaatsen waar zij haar prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en heeft haar daarbij ook telkens begeleid. Ook heeft verdachte aangeefster gehuisvest. Met zijn gedragingen heeft verdachter er immers voor gezorgd dat aangeefster bij hem bleef wonen. Aangeefster kon nergens anders terecht en moest daarom wel doorgaan met het prostitutiewerk.
Oogmerk van uitbuiting.Mensenhandel is gericht op uitbuiting. Het oogmerk van uitbuiting is niet nader in de wet gedefinieerd. Dit is anders voor de in het tweede lid genoemde vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt steeds een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich mee dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. De wetgever en de Hoge Raad spreken in relatie tot de seksindustrie van een uitbuitingssituatie wanneer een betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – in het geval van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Als gebruik is gemaakt van een dwangmiddel is de instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Een vereiste voor het oogmerk van uitbuiting is dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [slachtoffer] uitgebuit en waren zijn gedragingen ook gericht op die uitbuiting. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard van de werkzaamheden die zij verrichtte, het feit dat verdachte [slachtoffer] zonder uitzondering steeds heeft afgezet en weer heeft opgehaald bij haar werkplek, de extra’s die [slachtoffer] bij klanten deed om het verdiende bedrag op te hogen en de toestemming die ze van verdachte nodig had om naar huis te mogen of niet te gaan werken als zij zich niet lekker voelde. Verdachte zocht meteen een nieuwe locatie toen de eigenaresse van [bedrijf 2] een gesprek met [slachtoffer] aanging, omdat de indruk bestond dat [slachtoffer] niet voor zichzelf werkte. Verdachte hield [slachtoffer] veelvuldig voor dat zij ‘een koningskoppel’ zijn, dat ‘zij niet te breken zijn’ en dat hij hoopte dat zij niet op zich zou laten inpraten door anderen omdat ‘niemand te vertrouwen is’. Verdachte heeft zich ten volle ingezet [slachtoffer] voor hem te laten werken en daarmee volledig van haar te profiteren.
Verdachte heeft dan ook gehandeld met het oogmerk van uitbuiting.
Opzettelijk voordeel trekken.
Verdachte heeft opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting. Van de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden moest [slachtoffer] alles afstaan aan verdachte. Verdachte bewaarde dit geld in een gouden envelopje/etuitje waarvan zij soms wel en soms niet wist waar dit lag. Van verdachte kreeg zij af en toe 10 euro om naar [winkel 1] of [winkel 2] te gaan of geld om haar nagels te laten doen. Voor het overige heeft zij (vrijwel) niet de beschikking gehad over haar eigen geld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit met een vooropgezette bedoeling in gang heeft gezet, door voor te stellen dat [slachtoffer] prostitutiewerk zou gaan doen nadat zij bij hem was ingetrokken en de relatie vorderde.
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 en 9.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte met de dwangmiddelen (dreiging met) geweld, (dreiging met) een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer] heeft bewogen en gedwongen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden. Ook heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] en heeft hij haar met de toepassing van voornoemde dwangmiddelen bewogen inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte zich, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde mensenhandel.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 27 juli 2022 te Helmond en/of Eindhoven en/of Overloon en/of Haps meermalen, een ander, te weten [slachtoffer] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] ,
en
telkens met één of meer van voornoemde middelen die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en onder voornoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard,
en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
en
telkens met één of meer van voornoemde middelen die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde, immers heeft hij, verdachte,
- een liefdesrelaties onderhouden met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] meermalen mishandeld (onder andere door die [slachtoffer] te slaan en bij de keel te grijpen en te duwen en aan de haren te trekken en door de kamer te sleuren) en
- in ernstige mate de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] beperkt en
- zich op boze en agressieve en dreigende en overheersende toon geuit tegen die [slachtoffer] en
- gedreigd die [slachtoffer] achter de ramen in Nijmegen te plaatsen als zij geen 300 euro per dag zou verdienen en
- die [slachtoffer] in een positie gebracht en gehouden in een positie waarin zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken en
- die [slachtoffer] (laten) begeleid(en) van en naar prostitutieplaatsen en
- voor die [slachtoffer] bepaald hoeveel geld zij per dag met prostitutiewerkzaamheden moest verdienen en die verdiensten controleerde.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij verzocht aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, namelijk een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van vijf jaar, met een hechtenis van twee weken per overtreding. Verder heeft zij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft – voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en oplegging van straf – verzocht aan verdachte (indachtig de bepalingen van voorwaardelijke invrijheidsstelling) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de voorlopige hechtenis op de dag van uitspraak, namelijk 416 dagen. Deze straf eventueel gecombineerd met een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende veertien maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel door aangeefster tegen haar wil in de prostitutie te laten werken. Voor verdachte waren financiële motieven hierbij leidend. Om aangeefster zo ver te krijgen dat zij voor verdachte in de prostitutie ging werken, heeft verdachte aangeefster mishandeld, bedreigd, misleid en misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Aangeefster voelde zich hierdoor gedwongen om in de prostitutie werkzaam te blijven. Verdachte heeft dit voor eigen gewin gedaan, zodat hij kon beschikken over de opbrengsten. Dit is een ernstig strafbaar feit. Mensenhandel is een vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelwijze de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van aangeefster heeft aangetast. De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en de gevolgen die dit voor aangeefster heeft gehad.
Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat aangeefster nog dagelijks de psychische gevolgen ondervindt van het handelen van verdachte. Door wat zij heeft meegemaakt heeft aangeefster klachten ontwikkeld die passen bij een post traumatische stressstoornis.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2023, waaruit volgt dat verdachte in het verleden veroordeeld is voor andersoortige delicten, voor het laatst op 21 oktober 2019 voor wapenbezit.
De rechtbank heeft bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor mensenhandel. De oriëntatiepunten vormen een richtsnoer voor het bepalen van de op te leggen straf, maar het staat de rechter vrij staat om daar, gelet op de omstandigheden van het geval, van af te wijken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in deze zaak meer omstandigheden die passen bij de in de toelichting op het oriëntatiepunt beschreven elementen van categorie II dan van categorie III. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
Het uitgangspunt bij seksuele uitbuiting van categorie II is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertien maanden bij een relatief korte pleegperiode. Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank de lange duur van de bewezenverklaarde periode daarom nadrukkelijk mee. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat aangeefster nagenoeg al haar inkomsten heeft moeten afstaan.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal hierop in mindering worden gebracht. De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Om te voorkomen dat verdachte opnieuw contact opneemt met aangeefster legt de rechtbank ook een de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met aangeefster op voor de duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, bedraagt de vervangende hechtenis twee weken met een maximum van zes maanden.
De rechtbank verklaart deze maatregel dadelijk uitvoerbaar, omdat er, gelet op het bewezenverklaarde en de ontkennende houding van verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Namens de benadeelde partij is een vordering ingediend tot vergoeding van € 28.876,85 aan materiële schade (misgelopen inkomsten) en € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman – voor het geval dat de rechtbank tot een veroordeling komt – ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade geen opmerkingen. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materieel geleden schade, heeft de verdediging verzocht dit bedrag te schatten op een paar honderd euro dat is achtergebleven in de envelop die de benadeelde partij op de dag van vertrek heeft achtergelaten.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde materiele schadepost ‘misgelopen inkomsten’ oordeelt de rechtbank als volgt. Het geldbedrag dat door aangeefster is verdiend, is door de rechtbank geschat op € 28.876,85. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook toewijzen. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de overwegingen in het ontnemingsvonnis.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen roze Apple iPhone XS met beslagnummer 731856 vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal geen beslissing meer nemen op de op de beslaglijst van 18 september 2023 genoemde voorwerpen aangezien de officier van justitie heeft aangegeven dat er ten aanzien van deze voorwerpen al een last tot teruggave is gegeven. Omdat de verdachte tot op heden gedetineerd is, is deze last tot teruggave nog niet geëffectueerd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mensenhandel.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende
straffen:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende
maatregelen:
* een
contactverbodvoor de duur van 5 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [2000] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
* een
maatregel van schadevergoedingvan
€ 36.376,85, te vervangen door
216 dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] , van een bedrag van 36.376,85 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 216 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 28.876,85 euro materiële schade en 7.500,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 36.376,85 euro, bestaande uit 28.876,85 euro materiële schade en 7.500,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Legt op de volgende
bijkomende straf:
Verbeurdverklaring van het in beslag genomen goed, te weten:
1 Telefoon, merk Apple, type iPhone XS, kleur roze, beslagnummer: 731856.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A.J. Zijlstra, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 9 november 2023.