ECLI:NL:RBOBR:2023:5203

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
C/01/380605 / FA RK 22-1335.2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen Syrische partijen met betrekking tot erkenning huwelijk en ouderschapsplan

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 21 september 2023, is de echtscheiding uitgesproken tussen twee Syrische partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Hassan, en de man, vertegenwoordigd door mr. L.S.T.H. Ruijters, hebben verzocht om de echtscheiding uit te spreken, waarbij zij stelden dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien beide partijen op het moment van indiening van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het huwelijk tussen partijen, dat in Syrië is gesloten, rechtsgeldig is en dient te worden erkend op basis van het Syrische recht.

De rechtbank heeft verder het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vrouw bepaald, nu de man hiermee instemde. Daarnaast is er een ouderschapsplan opgesteld dat deel uitmaakt van de beschikking. De rechtbank heeft ook een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken besproken, waarbij de man een verzoek heeft gedaan voor een weekregeling, maar de vrouw heeft verzocht om een specifieke omgangsregeling. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de zorgregeling aan te houden, zodat partijen kunnen deelnemen aan een hulptraject genaamd 'Ouderschap Blijft'.

Verder heeft de rechtbank de vrouw als huurster van de woning aangewezen en de verdeling van een schuld aan de gemeente vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. S.P.A. Wensink-Vergunst, die tevens kinderrechter is.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
locatie 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/380605 / FA RK 22-1335.2
Beschikking d.d. 21 september 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Hassan, gevestigd te Almere,
tegen
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. L.S.T.H. Ruijters, gevestigd te Eindhoven.

1.De verdere procedure

1.1.
Deze beschikking wordt gegeven als vervolg op de tussenbeschikking van deze rechtbank van 8 mei 2023 waarin partijen in hun verzoeken tot echtscheiding ontvankelijk zijn verklaard. Naar de inhoud van die beschikking wordt verwezen.
Bij voornoemde beschikking is iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de navolgende stukken:
 een F9-formulier van mr. Hassan van 6 april 2022 met bijlagen;
 een F-formulier van mr. Hassan van 19 april 2022 met bijlagen;
 een F9-formulier, ingediend door de advocaat van de vrouw ter griffie op 4 augustus 2023;
 een F9-formulier (met als bijlage een brief met bijlagen) van de advocaat van de man, gedateerd 7 augustus 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. E. Yilmaz (kantoorgenote van mr. Hassan) en door de tolk [naam] . Ook is verschenen de man, bijgestaan door mr. Ruijters en een tolk [naam] . Voorts is verschenen een vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad), [vertegenwoordiger van de raad] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
Scheiding
2.1.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.1.2.
De vrouw en de man hebben de Syrische nationaliteit. Omdat partijen ten tijde van de indiening van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen (artikel 3 lid 1 sub a “Brussel II bis”-Verordening, nr. 2201/2003).
2.1.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Erkenning van het huwelijk en de huwelijksdatum
2.1.4.
De rechtbank dient bij de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding als voorvraag te beoordelen of er sprake is van een huwelijk tussen partijen dat voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
2.1.5.
Partijen stellen dat zij in [plaats] (Syrië) zijn gehuwd. De vrouw beschikt niet over een huwelijksakte, maar heeft als onderbouwing een familieboekje overgelegd met daarbij gevoegd een vertaling. Voorts heeft de vrouw overgelegd een verklaring van huwelijk d.d. [datum] , uitgegeven door de Islamitische rechtbank te [plaats] (eveneens voorzien van een vertaling).
2.1.6.
In de verklaring van het huwelijk van [datum] , uitgegeven door de Islamitische rechtbank te [plaats] staat:
“Heden verschenen voor mij: de heer: [de man] (…) en [de vrouw] (…).
Zij verklaarden eenstemmig dat zij met elkander gehuwd waren krachtens de akte van huwelijk d.d. [datum] (…). Zij verzochten dit in te schrijven en het: huwelijk te bevestigen. De genoemde getuigen van de identiteit bevestigen de juistheid van hun verklaring en het voortbestaan van het huwelijk tussen hen beiden.
Op grond hiervan werd na inzage van alle overgelegde stukken ter staving van de identiteit van de beide echtgenoten,
En op grond van het voormelde, door ons vaststaand geacht dat sprake was van een bestaand huwelijk tussen de beide genoemde echtgenoten, gesloten op de genoemde datum (…).
Aldus behoorlijk ingeschreven na betaling van de wettelijke leges en doorgezonden aan de secretaris van het bevolkingsregister te [plaats] .”
2.1.7.
In het familieboekje, afgegeven door het secretariaat van het bevolkingsregister in [plaats] , staat het volgende:
“Datum en plaats van het huwelijk: [plaats] [datum]
Datum van registratie van het huwelijk: [datum II]
2.1.8.
De rechtbank stelt vast dat in deze procedure geen afschrift of uittreksel van de huwelijksakte is overgelegd en ook redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, zodat op grond van artikel 815 lid 6 Rv middels andere stukken of op andere wijze daarin moet worden voorzien. De rechtbank is van oordeel dat partijen het bestaan van het huwelijk door overlegging van het familieboekje en de verklaring van de familierechtbank voldoende aannemelijk hebben gemaakt.
2.1.9.
Artikel 10:31 lid 1 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. Lid 4 van artikel 10:31 BW bepaalt dat een huwelijk vermoed wordt rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
2.1.10.
Uit het thematisch ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over documenten in Syrië d.d. 6 december 2019 blijkt dat in Syrië een paar eerst een traditioneel huwelijk kan laten voltrekken om zich daarna te begeven naar een aan de Staat gelieerde sharia-rechtbank, alwaar het traditionele huwelijk wordt bekrachtigd. Zodra het huwelijk bij een sharia-rechtbank is erkend, is het huwelijk rechtsgeldig. Gelet daarop en gelet op de verklaring van de familierechtbank is de rechtbank van oordeel dat het huwelijk tussen partijen ingevolge het recht van Syrië rechtsgeldig is en ingevolge artikel 10:31 BW als zodanig dient te worden erkend.
2.1.11.
De rechtbank constateert dat in het familieboekje en in de verklaring van de Islamitische rechtbank als huwelijksdatum wordt genoemd [datum] . In het familieboekje staat als registratiedatum van het huwelijk [datum II] . In de Basisregistratie Personen staat de huwelijksdatum [datum II] . De vraag is op welke datum partijen een rechtsgeldig huwelijk zijn aangegaan. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
2.1.12.
Uit voornoemd thematisch ambtsbericht volgt dat zodra het huwelijk bij een sharia-rechtbank is erkend, het huwelijk rechtsgeldig is. De daaropvolgende registratie in het bevolkingsregister wordt in Syrië gezien als een administratieve handeling die niet belangrijk is voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk. Verder verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3515). In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen, onder verwijzing naar het thematisch ambtsbericht documenten in Syrië van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 oktober 2017, dat een traditioneel of religieus huwelijk bij een shariarechtbank kan worden bekrachtigd en dat voor de Syrische autoriteiten de datum geldt die de shariarechtbank bepaalt als officiële huwelijksdatum. De shariarechtbank neemt daartoe meestal de datum over van het religieuze (traditionele) huwelijk, op basis van het religieuze huwelijkscontract. De Afdeling leidt daaruit af dat een in Syrië gesloten religieus huwelijk dat is voltrokken of bekrachtigd door een shariarechtbank, in Syrië in beginsel rechtsgeldig is en dat voor de Syrische autoriteiten de datum geldt die de shariarechtbank bepaalt als officiële huwelijksdatum.
2.1.13.
Nu de Islamitische rechtbank de huwelijksdatum op [datum] heeft bepaald, concludeert de rechtbank dat [datum] de datum is waarop partijen rechtsgeldig zijn gehuwd en niet [datum II] zoals opgenomen in de Basisregistratie Personen.
2.1.14.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.2.
Ouderschapsplan en het hoofdverblijf van [naam minderjarige]
2.2.1.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
2.2.2.
De vrouw heeft verzocht het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij haar te bepalen. Nu de man daarmee instemt zal de rechtbank dit verzoek toewijzen.
2.3.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.3.1.
De man heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, in die zin dat [naam minderjarige] de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw, althans een regeling die de rechtbank juist acht.
2.3.2.
De vrouw heeft zich daartegen verweerd en heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de omgang zal zijn elke zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
De verwijzing naar het uniform hulpaanbod.
2.3.4.
Tijdens de zitting van 18 augustus 2023 is met partijen besproken dat de rechtbank de beslissing over de zorgregeling zal aanhouden. De aanhouding is bedoeld om partijen deel te laten nemen aan het hulptraject Ouderschap Blijft. Daarbij gelden de voorwaarden die ter zitting met partijen zijn besproken.
2.3.5.
Met deze verwijzing naar een hulptraject uit het uniforme hulpaanbod wil de rechtbank ervoor zorgen dat de belasting die de minderjarige [naam minderjarige] heeft door de echtscheidingsproblemen van de ouders, snel minder wordt. Daarvoor is nodig dat ouders hulp krijgen en het liefst op korte termijn. Wanneer blijkt dat ook met deze hulp de problemen niet goed genoeg opgelost kunnen worden, dan zal de raad bekijken wat er nog meer nodig is voor [naam minderjarige] . Met deze beschikking zorgt de rechtbank ervoor dat dit (het hulpaanbod en een eventueel raadsonderzoek) één aaneengesloten traject is. Voor deze zaak betekent dit concreet het volgende.
2.3.6.
Het hulptraject zal uitgevoerd gaan worden door hulpaanbieder [naam] . De bedoeling van het hulptraject is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van de volgende doelen:
* ouders maken keuzes die het conflict verminderen en dragen daar hun verantwoordelijkheid voor;
* ouders dragen er zorg voor het kind met beide ouders onbelast contact kan hebben;
* ouders kunnen weer de regie nemen over hun ouderschap waarbij de behoeften en de noden van het kind centraal staan.
2.3.7.
De rechtbank zal deze beschikking doorsturen naar [naam] die het traject zal uitvoeren.
2.3.8.
De rechtbank verzoekt deze hulpaanbieder om uiterlijk op 28 juni 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank de eindrapportage over het verloop van Ouderschap Blijft in te dienen.
2.3.9.
De rechtbank zal de advocaten van partijen daarna in de gelegenheid stellen op de eindrapportage binnen een termijn van twee weken te reageren en daarbij aan te geven of, en zo ja, waarom zij een nieuwe zitting nodig vinden.
2.3.10.
Indien het hulptraject niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank de hulpaanbieder de eindrapportage niet alleen aan de rechtbank, maar ook naar de raad, [locatie] , te sturen. Aan de hand van de eindrapportage zal de raad bekijken of er een raadsonderzoek noodzakelijk is. De raad wordt verzocht om binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank te laten weten of een raadsonderzoek noodzakelijk is. Wanneer de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, zal dit vervolgens door de raad uitgevoerd worden. Binnen drie maanden dient de raad over dit onderzoek een raadsrapport bij de rechtbank in te dienen.
2.3.11.
De rechtbank zal na ontvangst van de informatie van de raad in het roljournaal de voortgang van de procedure vermelden. Wanneer partijen geen advocaat hebben, zal de rechtbank partijen op een andere manier informeren.
2.3.12.
Deze beschikking geldt meteen als opdracht aan de raad om een onderzoek te verrichten indien het traject niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk vindt.
2.3.13.
Voor het geval de raad zal overgaan tot een raadsonderzoek, verzoekt de rechtbank de raad de volgende vragen in het raadsonderzoek te betrekken en te beantwoorden:
Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [naam minderjarige] ?
Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
2.3.14.
Na ontvangst van de eindevaluatie, de reacties van partijen daarop en berichtgeving van de raad na een niet positief verlopen traject, zal het verdere verloop van de procedure worden bepaald. Indien de raad besluit tot raadsonderzoek, zal de raad daartoe direct overgaan zonder nadere zitting. Partijen dienen er rekening mee te houden dat als uitgangspunt geldt dat ook overigens geen nadere zitting volgt, omdat de zaak al inhoudelijk op zitting is besproken en de standpunten van partijen bij de rechtbank bekend zijn. Indien de rechtbank zich op basis van de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek en/of de schriftelijke reacties van de advocaten van partijen daarop voldoende voorgelicht acht om een (eind)beschikking te wijzen, zal dan ook geen nadere zitting volgen. Indien partijen een nadere zitting nodig vinden, dienen zij bij hun reactie op de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek dit gemotiveerd te verzoeken. De rechtbank zal vervolgens beslissen over het verdere verloop van de procedure. De rechtbank kan beslissen dat er dan direct een beschikking komt of dat er nog een zitting wordt gepland. Daarom wordt de zaak nu eerst tot een pro forma zitting aangehouden.
2.4.
Woning
2.4.1.
De vrouw heeft het huurrecht van de woning verzocht en de man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.4.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.4.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.4.4.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
2.5.
Vermogensafwikkeling
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man alle door de vrouw betaalde gelden terug dient te betalen aan de vrouw, binnen 14 dagen nadat de echtscheiding is ingeschreven bij de gemeente.
2.5.2.
De man heeft daartegen verweer gevoerd en bij wijze van aanvullend verzoek verzocht te bepalen dat de vrouw de lening aan de gemeente als eigen schuld voldoet, en subsidiair dat, in het geval dat de rechtbank zou oordelen dat de man de volledige lening dient terug te betalen, te bepalen dat de volledige inboedel van de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres] door de vrouw aan de man wordt overgedragen alsmede dat zij de destijds betaalde overnamekosten ten bedrage van € [bedrag] aan de man vergoedt.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.5.3.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.5.4.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.5.5.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.5.6.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Syrië gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.5.7.
Zij hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
2.5.8.
De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is die van een zogenaamd nationaliteitsland.
2.5.9.
Het land van de gemeenschappelijke nationaliteit is geen verdragsland.
2.5.10.
Het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking is geen verdragsland en het beschouwt zich als een nationaliteitsland.
2.5.11.
Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder b. van het Verdrag werd vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Syrië, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
2.5.12.
Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
2.6.
Schuld gemeente
2.6.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de bijzondere bijstand van € [bedrag] aan beide partijen is toegekend. De vrouw heeft – na wijziging van haar verzoek – de rechtbank verzocht te bepalen dat partijen de schuld/krediet voor een totaalbedrag van € [bedrag] bij helfte dienen te dragen. Zij heeft hiervoor aangevoerd dat de bijzondere bijstand aan beide partijen is toegekend, en dat daarom op grond van Syrisch recht deze schuld ook door beide partijen verdeeld dient te worden. Gelet op haar gewijzigde verzoek begrijpt de rechtbank dat de vrouw hiermee heeft bedoeld te stellen dat de schuld tussen partijen bij helfte gedragen dient te worden. De man heeft dit als zodanig niet betwist, zodat de rechtbank dit (gewijzigde) verzoek van de vrouw zal toewijzen zoals verzocht.
2.7.
Ingetrokken verzoek
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn subsidiaire verzoek over de inboedelgoederen ingetrokken, zodat dit verzoek niet langer ter beoordeling aan de rechtbank voorligt. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
2.8.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Syrië, op [datum] (geregistreerd op [datum II] );
3.2.
neemt de getroffen onderlinge regelingen, zoals vermeld in het overgelegde ouderschapsplan, op in deze beschikking onder verwijzing naar de aangehechte kopie van voormeld ouderschapsplan;
3.3.
bepaalt het hoofdverblijf van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] Syrië, bij de vrouw;
3.4.
verzoekt de [naam] uiterlijk op 28 juni 2024, of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het traject Ouderschap Blijft aan de rechtbank over te leggen;
3.5.
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op 12 juli 2024 te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of, en zo ja waarom, zij een nieuwe zitting nodig vinden;
3.6.
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject de rechtbank binnen twee weken na kennisneming van afloop van het traject te informeren of de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, en, indien dat het geval is, (ook) een onderzoek te verrichten naar de zorgregeling en daarover bij de rechtbank een rapport in te dienen, waarbij de hiervoor onder de beoordeling opgenomen vraagstelling wordt meegenomen en beantwoord;
3.7.
houdt iedere beslissing over de zorgregeling aan tot de pro forma zitting van
26 juli 2024;
3.8.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het [adres] , [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.9.
bepaalt dat partijen de schuld/krediet aan de gemeente voor een totaal bedrag van € [bedrag] bij helfte dienen te dragen;
3.10.
verklaart de beslissing over de schuld uitvoerbaar bij voorraad;
3.11.
wijst het meer of anders verzochte af ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling;
3.12.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.P.A. Wensink-Vergunst, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 21 september 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.