ECLI:NL:RBOBR:2023:5189

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
369845 / HA ZA 21-269
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van een verschrijving en voortgang van bewijsopdracht in een civiele procedure met betrekking tot een geldlening en hypotheek

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 26 april 2023 een vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer 369845 / HA ZA 21-269. De zaak betreft een herstel van een verschrijving en de voortgang van een bewijsopdracht. De eisers, vertegenwoordigd door mr. B.F.H.L. van Campfort, hebben een vordering ingesteld tegen de Stichting Beheer Blaarthemstaete, die voorheen eiseres in conventie was maar nu verweerster in reconventie is, en vertegenwoordigd wordt door mr. O.B.J. Poorthuis. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. M.A.J. Kemps, zijn in conventie gedaagd en hebben een tegenvordering ingesteld.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de onderhandse akte van geldlening niet de dwingende bewijskracht heeft die de eisers beweren, maar dat deze akte wel voldoende is om de stelling van de gedaagden voorlopig te onderbouwen. De rechtbank heeft de eisers toegelaten tot tegenbewijs, zoals geformuleerd in het dictum van een eerder tussenvonnis. Tijdens de mondelinge behandeling is de term 'notariële akte van geldlening' gebruikt, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat deze akte niet authentiek is en dat het gaat om een onderhandse akte.

De rechtbank heeft het verzoek van de eisers om verlof voor tussentijds hoger beroep afgewezen, omdat dit zou leiden tot onredelijke vertraging. De rechtbank heeft de bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis bevestigd en gepreciseerd. De volgende stap in de procedure is het plannen van een datum voor getuigenverhoor. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L.S. Frakes op 26 april 2023.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Team Handel
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 369845 / HA ZA 21-269
vonnis van 26 april 2023
in de zaak van:
[eiser 1],
[eiser 2],
wonende te [woonplaats ] ,
hierna gezamenlijk: [eisers] c.s.,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat: mr. B.F.H.L. van Campfort te Veldhoven,
en
Stichting Beheer Blaarthemstaete,
gevestigd te Veldhoven,
hierna: de stichting,
voorheen eiseres in conventie, verweerster in reconventie (thans: vorderingen ingetrokken),
advocaat: mr. O.B.J. Poorthuis te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde 1]( [gedaagde 1] ),
wonende te [woonplaats ] ( [land] ),
[gedaagde 2]( [gedaagde 2] ),
wonende te [woonplaats ] ,
hierna gezamenlijk: [gedaagden] c.s.,
gedaagden in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.A.J. Kemps te Eindhoven.

6.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 8 februari 2023 en de daarin genoemde eerdere processtukken,
  • de brief van mr. Van Campfort als reactie op dat vonnis (verzoek herstel, verzoek terugkomen van eindbeslissingen, en verzoek verlof tussentijds hoger beroep),
  • de reactie van mr. Kemps op die brief.
Daarna is een datum bepaald voor vonnis.

7.De beoordeling

Tijdens de mondelinge behandeling is de term “notariële akte van geldlening” gebruikt. Iemand heeft gezegd: “we hebben de geldlening vastgelegd bij de notaris” (of woorden van die strekking). Dit bleef onweersproken. Dit was de achtergrond voor het gebruik van de term “notariële akte” in het vonnis van 8 februari 2023.
Mr. Van Campfort wijst er nu terecht op dat de akte van geldlening niet is vastgelegd in een authentieke akte (notariële akte). Het gaat om een onderhandse akte, zo merkt hij terecht op, die:
a. a) niet voluit met de hand is geschreven,
b) niet is voorzien van een goedschrift, en
c) uitsluitend een verbintenis van [eisers] c.s. weergeeft (terugbetaling enz.).
De onderhandse akte heeft dus geen dwingende bewijskracht, maar vrije bewijskracht, zo neemt de rechtbank aan (artikel 158 Rv).
Het tussenvonnis moet dus worden begrepen als volgt.
 Onder “notariële akte” wordt verstaan: de onderhandse akte van geldlening in samenhang met de notariële akte van hypotheek.
De hypotheek is uiteraard wel vastgelegd door de notaris in een authentieke akte. Mr. Van Campfort wijst erop dat in de hypotheek niets staat over de exacte vordering tot zekerheid waarvan de hypotheek strekt. Maar de context maakt de strekking wel duidelijk: de hypotheek hangt nauw samen met – en strekt tot zekerheid voor betaling van – onder meer de schuld van € 180.000,00 die is vastgelegd in de onderhandse akte van geldlening.
Relevante elementen in die context:
o Overeenkomst vestiging hypotheek: [eisers] c.s. heeft zich in de onderhandse akte van geldlening verplicht een hypotheekrecht te geven (onder B en C.1.a van die akte) op het perceel [adres] tot ten minste € 220.000,00 hoofdsom plus 35% voor rente, boeten en kosten
o Tekst hypotheekakte: de hypotheek strekt tot zekerheid voor alle schulden van [eisers] c.s. aan [gedaagde 1] blijkens de administratie van [gedaagde 1] op welke grond ook
o Vestiging hypotheek en timing: de hypotheek is kort na het ondertekenen van de onderhandse akte van geldlening gevestigd op het perceel [adres]
 mr. Kemps schrijft zelfs dat de onderhandse akte in het bijzijn van de notaris is ondertekend, waarna de hypotheekakte direct is gepasseerd, maar mr. Van Campfort heeft nog niet de gelegenheid gehad om hierop te reageren, zodat de rechtbank dit verder in dit stadium niet meeneemt
o Bedrag hypotheek: € 220.000,00 plus 35% (€ 77.000,00) voor rente, boetes, vergoedingen en kosten
o Mondelinge behandeling: de geldlening/hypotheek is gepresenteerd tijdens de mondelinge behandeling als nauw samenhangende combinatie en dit is toen niet (gemotiveerd) weersproken.
 De passages over dwingend bewijs vervallen.
 De onderhandse akte van geldlening is in de context, met inbegrip van de notariële akte van hypotheek, voldoende voor de conclusie dat [gedaagden] c.s. zijn standpunt voorshands heeft bewezen. [eisers] c.s. wordt toegelaten tot tegenbewijs, zoals geformuleerd in het dictum van het tussenvonnis (5.1 tweede bullet).
De rechtbank weigert het verzoek van mr. Van Campfort verlof te verlenen voor tussentijds hoger beroep, omdat dat zou leiden tot onredelijke vertraging.
De rechtbank komt niet terug van bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis, omdat deze beslissingen juist zijn: zie hiervoor. Die beslissingen zijn wat betreft de term “notariële akte” en het thema “dwingend bewijs” nu waar nodig gepreciseerd en gecorrigeerd.
De volgende stap is dat een datum wordt gepland voor getuigenverhoor.

8.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot het verlenen van verlof voor tussentijds hoger beroep;
verstaat het vonnis van 8 februari 2023 zoals hiervoor vermeld in de bullets onder 7;
bepaalt dat onderdeel 5.1. van dat vonnis luidt als volgt:
5.1.
laat [eisers] c.s. toe tot het tegenbewijs tegen:
o de voorshands vaststaande stelling van [gedaagden] c.s. dat [eisers] een betaling op de schuld van € 180.000,00 niet in mindering mag brengen op zijn aandeel in de geldlening bij de bank;
bepaalt dat een datum voor getuigenverhoor wordt gepland op de voet van onderdelen 5.2. en verder van dat vonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
26 april 2023.