Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Hogeschool Utrecht (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) (verweerder). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan een werknemer had toegekend. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het bestreden besluit in een samenhangende zaak reeds was vernietigd, waardoor eiseres geen procesbelang meer had. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting, gebruikmakend van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank had eerder in een andere beroepszaak (met procedurenummer SHE 21/1786) bepaald dat de werknemer recht had op een IVA-uitkering, wat leidde tot de intrekking van het bestreden besluit in deze zaak. Hierdoor was een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden niet meer zinvol. De rechtbank besloot ook tot een proceskostenveroordeling, waarbij het UWV werd opgedragen de kosten van eiseres, tot een bedrag van € 1.434,-, te vergoeden, evenals het betaalde griffierecht van € 360,-. De uitspraak werd gedaan door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.