ECLI:NL:RBOBR:2023:5150

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/01/395543 / JE RK 23-1083
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling in het belang van de kinderen

Op 11 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II]. De kinderrechter heeft het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen afgewezen. Hoewel voldaan was aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling, was de kinderrechter van mening dat een verlenging niet effectief zou zijn en zelfs schadelijk zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.

De procedure begon met een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, waarin werd gesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet waren bereikt en dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging bestond. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2023 kwamen de ouders, de kinderen en hun advocaat aan het woord. De vader steunde het verzoek, terwijl de kinderen en de moeder zich ertegen verzetten. De kinderrechter heeft de zorgen van de kinderen over hun vader en de negatieve impact van de ondertoezichtstelling op hun welzijn in overweging genomen.

De kinderrechter concludeerde dat, ondanks de ontwikkelingsbedreigingen, de kinderen zich redelijk goed ontwikkelden en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet zou bijdragen aan hun welzijn. De kinderrechter benadrukte het belang van positief contact met beide ouders en riep de moeder op om zich in te zetten voor het herstel van het contact tussen de kinderen en hun vader, ook zonder ondertoezichtstelling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep werd aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/395543 / JE RK 23-1083
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging Helmond,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[naam minderjarige I], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam minderjarige I] ,
[naam minderjarige II], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam minderjarige II] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) vader,
[naam],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) moeder,
advocaat: mr. J.J. Geuze, gevestigd te Best,
[naam],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) stiefvader,
advocaat: mr. J.J. Geuze, gevestigd te Best.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 27 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 28 juli 2023;
  • de brief van 30 augustus 2023 van mr. J.J. Geuze, ontvangen op 30 augustus 2023;
  • de aanvullende stukken van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 15 september 2023;
  • het e-mailbericht van 25 september 2023 van mr. J.J. Geuze, met als bijlage het verweer van 23 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. J.J. Geuze;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
De stiefvader is op 26 september 2023 verschenen bij de rechtbank, maar heeft de mondelinge behandeling niet bijgewoond.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam minderjarige I] naar haar mening gevraagd. [naam minderjarige I] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, met ondersteuning van haar begeleidster [naam] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam minderjarige I] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gescheiden. Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] berust bij de ouders. [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] wonen bij de moeder en diens partner.
2.2.
Bij beschikking van 12 oktober 2020 zijn [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] voor het eerst onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 12 oktober 2023.
2.3.
De GI heeft op 13 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder. Bij beschikking van 22 maart 2023 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
De GI handhaaft het verzoek omdat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt en er nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het is, gelet op de identiteitsontwikkeling van de kinderen, belangrijk dat ze een reëel beeld van beide ouders hebben. De GI wil contextuele therapie gaan inzetten, gericht op een mogelijke beweging in het contact tussen de vader en kinderen en het verminderen van de last van de kinderen. Voor [naam minderjarige I] wordt daarnaast aan psychomotorische therapie (PMT) gedacht. Volgens de GI heeft de psychologenpraktijk in [woonplaats] aangegeven dat de situatie te systemisch en te groot is voor een behandeling bij hun praktijk.
4.2.
[naam minderjarige I] is het niet eens met het verzoek, omdat een verlenging van de ondertoezichtstelling haar veel stress op zal leveren. Ze wil geen contact met haar vader en ziet het als onmogelijk om met hem in contact te zijn. Tijdens de ondertoezichtstelling is haar angst voor hem alleen maar groter geworden. Verder voelt [naam minderjarige I] zich niet gehoord, omdat de ondertoezichtstelling toch steeds wordt verlengd, wat ze ook doet of zegt. [naam minderjarige I] zou graag weer hulp krijgen van haar eerdere psycholoog, omdat dit haar in het verleden wel heeft geholpen.
4.3.
De vader is het eens met het verzoek en vertelt dat hij zeer positieve herinneringen heeft aan de omgang met de kinderen, maar dat hij negatieve herinneringen heeft aan de moeder. De vader wijst erop dat er inmiddels drie officiële rapporten zijn waarin volgens hem wordt geconstateerd dat er contact moet komen tussen hem en de kinderen, maar dat moeder hier niet aan meewerkt. De schriftelijke aanwijzing die de GI heeft opgelegd aan de moeder heeft ook niet geholpen en het is niet goed dat er geen consequenties aan het gedrag van de moeder zijn verbonden. De kinderen zijn hier de dupe van. Volgens de vader is de situatie een klassiek voorbeeld van ouderverstoting. De zaken die de kinderen over hem vertellen zeggen ze om rust te krijgen. Verder geeft de vader aan dat hij zich voor alles zal inspannen om weer contact met de kinderen te kunnen krijgen.
4.4.
De moeder geeft, mede bij monde van haar advocaat aan, dat ze het niet eens is met het verzoek. Ze heeft ontzettend haar best heeft gedaan om het tij te keren en heeft tijdens het traject bij [naam] ook een periode druk op de kinderen uitgeoefend om weer contact met hun vader aan te gaan. De omgang tussen de vader en de kinderen heeft toen zelfs een keer plaatsgevonden bij haar thuis. De moeder vond destijds echter dat het daardoor helemaal niet goed ging met de kinderen en heeft daarop aan de bel getrokken bij de GI. Verder geeft ze aan dat ze hoopt op een fase waarin de kinderen in rust en onder psychologische begeleiding kunnen verwerken wat er allemaal is gebeurd.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter moet beoordelen of de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] voor de duur van een jaar moet worden verlengd (artikel 1:255 in samenhang met artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] hebben, ondanks de inzet van [naam] , nog steeds geen positief en onbelast contact met hun vader. Ook heeft de kinderrechter zorgen over de identiteitsontwikkeling van [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] , omdat zij, door hun vader af te wijzen, een deel van zichzelf niet erkennen. Daarbij volgt uit de verklaring van [naam minderjarige I] dat zij een eenzijdig en niet-realistisch beeld van haar vader lijkt te hebben. De kinderrechter heeft niet de verwachting dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen met vrijwillige hulpverlening kunnen worden weggenomen. De ouders staan hierin lijnrecht tegenover elkaar en kunnen niet met elkaar samenwerken, waardoor zij niet in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening daadwerkelijk te benutten.
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat aan de wettelijke criteria voor een verlenging van de ondertoezichtstelling wordt voldaan. De kinderrechter is echter van oordeel dat het verzoek in het belang van [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] toch moet worden afgewezen. Daarbij is ten eerste belangrijk dat het redelijk goed gaat met de kinderen, buiten de hiervoor beschreven ontwikkelingsbedreiging, en dat zij zich verder positief ontwikkelen. De kinderrechter verwacht daarnaast dat een verlenging van de ondertoezichtstelling de genoemde ontwikkelingsbedreiging van de kinderen niet zal opheffen of verminderen, maar eerder een averechts effect zal hebben. Het valt te verwachten dat dit tot nog meer spanning bij de kinderen zal leiden en ook een risico vormt voor die onderdelen in hun ontwikkeling die wel positief verlopen. De kinderrechter neemt verder nog mee dat de afgelopen drie jaar steeds is geprobeerd om het contact tussen [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] en vader tot stand te brengen, en het beeld dat de kinderen van de vader hebben te herstellen, maar dat dit ondanks de ondertoezichtstelling niet is gelukt. Voor de vader en de kinderen is dit een schrijnende situatie, maar de kinderrechter heeft niet de verwachting dat het verlengen van de ondertoezichtstelling nog zal leiden tot een verbetering. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
5.4.
De kinderrechter wil hierbij wel benadrukken dat het voor de identiteits-ontwikkeling van de kinderen belangrijk is om positief contact met beide ouders te hebben. Het is daarom van groot belang voor [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] dat de moeder zich ook zonder een ondertoezichtstelling blijft inzetten om het contact tussen de kinderen en hun vader te herstellen. Om te beginnen door mee te werken aan de (nog te starten) contextuele therapie, zoals zij ook heeft toegezegd tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter hoopt ten slotte dat [naam minderjarige I] en [naam minderjarige II] in de toekomst alsnog de rust en ruimte kunnen vinden om weer contact met hun vader te kunnen hebben.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 door
mr. W.S. Badri, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.M. Contermans als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.