ECLI:NL:RBOBR:2023:5135

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
23/2574
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting van bedrijfspand door burgemeester

Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel getroffen die de sluiting van het bedrijfspand van verzoeker door de burgemeester van Laarbeek opschortte. Dit volgde op een besluit van de burgemeester van 12 juni 2023, waarin werd vastgesteld dat verzoeker de Algemene Plaatselijke Verordening had overtreden. De burgemeester had besloten om het bedrijfspand te sluiten voor de duur van drie maanden, met ingang van 19 juni 2023. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft op 16 juni 2023 een plan van aanpak ingediend. De sluiting is echter niet onmiddellijk uitgevoerd.

Op 29 september 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker meegedeeld dat het bedrijfspand daadwerkelijk gesloten zou worden met ingang van 6 oktober 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de sluiting niet zou plaatsvinden totdat op het bezwaarschrift was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting voortvloeide uit het eerdere besluit van 12 juni 2023 en dat er geen nieuw besluit was genomen dat aanleiding gaf tot een nieuwe beoordeling van de sluiting.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet kon worden gevolgd in zijn argument dat de burgemeester een nieuwe belangenafweging had moeten maken op basis van het ingediende plan van aanpak. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en hefte de eerdere ordemaatregel op, waardoor de burgemeester vanaf 30 oktober 2023 kon overgaan tot sluiting van het bedrijfspand. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2574
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening tussen

[bedrijf] uit [plaatsnaam] (hierna: verzoeker)

(gemachtigde: mr. J.A.R. van de Velden),
en

de burgemeester van de gemeente Laarbeek (hierna: de burgemeester)

(gemachtigde: mr. D.J. Heemskerk).

Procesverloop

1. Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter de ordemaatregel getroffen dat
de beslissing van 29 september 2023 geschorst wordt. Als gevolg daarvan mocht de burgemeester het bedrijfspand van verzoeker niet sluiten.
2. Het verzoek is vervolgens op 13 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan
hebben namens verzoeker [naam] , [naam] en de gemachtigde
deelgenomen. Namens de burgemeester hebben mr. D.J. Heemskerk, mr. F.A. Pommer en H. Paauw deelgenomen.

Overwegingen

3. Volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan,
als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de burgemeester medegedeeld dat verzoeker artikel 2:67 en 2:68 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Laarbeek (hierna: APV) heeft overtreden en dat hij daarom gebruik maakt van zijn bevoegdheid om aan verzoeker een last onder bestuursdwang op te leggen op grond van artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet. Daarnaast acht de burgemeester zich tevens op grond van artikel 174a van de Gemeentewet bevoegd om de bedrijfsruimte te sluiten. De burgemeester besluit om door middel van een last onder bestuursdwang de sluiting te gelasten van de bedrijfsruimte van verzoeker aan de [adres] , voor de duur van in beginsel drie maanden, met ingang van 19 juni 2023 om 12:00 uur. De burgemeester kondigt in dit besluit aan bereid te zijn om de sluiting tussentijds op te heffen en om te zetten in een last onder dwangsom, als verzoeker alsnog voldoet aan zijn verplichting ingevolge artikel 2:67 en 2:28 van de APV door zijn handelsvoorraad te (laten) registreren overeenkomstig de eisen in het Digitaal Opkoop Register (hierna: DOR) en de burgemeester daarvan, althans van verzoekers administratie, een afschrift te verstrekken en tevens door aan de burgemeester, ter goedkeuring, een plan van aanpak te verschaffen waarin verzoeker uiteenzet hoe hij in de toekomst voorkomt dat in of door zijn bedrijf van misdrijf afkomstige goederen worden ingenomen en verwerkt in de ruimste zin des woords. Na goedkeuring van het plan van aanpak zal de burgemeester de sluiting opheffen en omzetten in een last onder dwangsom.
5. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verzoeker heeft op 16 juni 2023 een plan van aanpak ingediend. De sluiting is niet met ingang van 19 juni 2023 geëffectueerd.
6. Bij brief van 29 september 2023, verzonden op 2 oktober 2023, deelt de burgemeester aan verzoeker mede dat hij heeft besloten om het bedrijfspand daadwerkelijk te sluiten met ingang van 6 oktober 2023 en dat dit een feitelijke handeling betreft, namelijk de uitvoering van het onherroepelijke definitieve besluit van 12 juni 2023. De burgemeester zet in deze brief gemotiveerd uiteen dat hij het door verzoeker ingediende plan van aanpak heeft beoordeeld en dat dit hem geen vertrouwen geeft dat een vergelijkbare overtreding zich in de toekomst niet meer zal voordoen en dat hij geen aanleiding ziet om zijn besluit tot sluiting te wijzigen. Verzoeker heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt en het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend dat hier ter beoordeling voorligt.
7. Volgens verzoeker bevat de brief van 29 september 2023 een besluit, namelijk het besluit tot sluiting van zijn bedrijfspand met ingang van 6 oktober 2023. Hij verzoekt de voorzieningenrechter de voorziening te treffen die eruit bestaat dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en dat geen sluiting plaatsvindt totdat is beslist op het bezwaarschrift. In de e-mail van 5 oktober 2023 licht verzoeker dit nog verder toe en schrijft hij dat het besluit is genomen naar aanleiding van het door verzoeker ingediende plan van aanpak en dat dit plan van aanpak voor de burgemeester aanleiding had moeten vormen om een nieuwe belangenafweging te maken en daarmee is het volgens verzoeker een nieuw voor bezwaar vatbaar besluit tot sluiting.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoeker daarin niet worden gevolgd. De sluiting vloeit voort uit het besluit van 12 juni 2023 waarbij de burgemeester aan verzoeker de last onder bestuursdwang heeft opgelegd inhoudende de sluiting van diens bedrijfsruimte aan de [adres] . Hiertegen is geen bezwaar gemaakt. De omstandigheid dat deze sluiting niet meteen is geëffectueerd en dat in de brief van 29 september 2023 een nieuwe sluitingsdatum aan verzoeker wordt gecommuniceerd betekent niet dat daarmee een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang is genomen. De burgemeester betoogt dit terecht. De voorzieningenrechter kan dus niet de last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting schorsen, want dit is niet het rechtsgevolg van deze brief.
9. De voorzieningenrechter volgt ook de burgemeester in diens standpunt dat het tijdsverloop tussen de ingangsdatum van het besluit tot sluiting van 12 juni 2023 en de aankondiging van de effectuering van de sluiting geen reden is om te concluderen dat er een nieuwe beoordeling had moeten plaatsvinden van de noodzaak tot sluiting. De burgemeester heeft in dit verband gewezen op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) inzake tijdsverloop na het nemen van een bestuursdwangbesluit op grond van artikel 13b van de Opiumwet [1] en gesteld dat nog geen jaar is verstreken. De voorzieningenrechter stelt vast dat, ofschoon het hier niet gaat om de Opiumwet, verzoeker geen argumenten voor een kortere duur dan één jaar naar voren heeft gebracht. In aanmerking genomen dat de Afdeling bij bestuursdwangbesluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet zelf een vergelijking maakt met drugsoverlast, valt niet in te zien dat bij de toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid op grond van dit artikel de burgemeester al na nog geen vier maanden een nieuwe beoordeling had moeten maken [2] .
10. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter overigens niet gezegd dat verzoeker geen enkele rechtsbescherming toekomt tegen de inhoud van de brief van 29 september 2023. Het debat daarover kan in de bezwaarprocedure worden gevoerd, want voor de uitkomst van deze voorlopige voorzieningenprocedure maakt het niet uit. Zelfs wanneer de voorzieningenrechter zou vinden dat, zoals verzoeker in zijn e-mail van 5 oktober 2023 stelt, verzoeker rechtsbescherming toekomt terzake de beoordeling die de burgemeester over het plan van aanpak heeft gemaakt, dan is het niet zo dat de voorzieningenrechter het verzoek kan toewijzen. Dit zou alleen anders kunnen zijn als met grote mate van zekerheid geoordeeld zou moeten worden dat die beoordeling tot de conclusie had moeten leiden dat de burgemeester de sluiting had moeten opheffen. Dit is niet dezelfde beoordeling als de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot sluiting, daar kan binnen dit kader niet meer aan worden getornd. De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat wat verzoeker in bezwaar naar voren heeft gebracht helemaal niet inhoudelijk ingaat op de beoordeling door de burgemeester van het plan van aanpak, maar uitsluitend op de rechtmatigheid van het besluit tot sluiting, omdat hij veronderstelt dat dát is wat in de brief van 29 september 2023 is besloten. Voor zover verzoeker dus al rechtsbescherming zou toekomen tegen de brief van 29 september 2023, voert hij, anders dan de enkele stelling dat hij geen kans heeft gehad om het plan van aanpak te verbeteren, niets aan wat in dit verband relevant is. Voor het treffen van een voorziening die erop neerkomt dat de sluiting gedurende de bezwaarfase geen doorgang kan vinden, ziet de voorzieningenrechter dus geen aanleiding. Het verzoek zal dus worden afgewezen.
11. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter al aangekondigd dat, in geval van een afwijzing van het verzoek, verzoeker er rekening mee moet houden dat de burgemeester vanaf maandag 30 oktober 2023 tot sluiting van de bedrijfsruimte kan overgaan. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 heft de op 5 oktober 2023 getroffen voorziening op;
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
27 oktober 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.