ECLI:NL:RBOBR:2023:5111

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
10121554
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na 'treintje rijden' in parkeergarage

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van parkeerkosten en schadevergoeding van [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een incident waarbij een auto onder de slagboom van de parkeergarage is gereden zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 september 2023. Q-Park stelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden door 'treintje te rijden', wat inhoudt dat men direct achter een voorganger onder de slagboom doorrijdt. Q-Park vordert een totaalbedrag van € 500,00, bestaande uit het tarief voor een verloren kaart, een aanvullende schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen, omdat de auto niet door haar, maar door een derde is bestuurd. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] als contractuele wederpartij van Q-Park moet worden aangemerkt, omdat de auto op haar naam staat en de feitelijk bestuurder namens haar handelde. De rechter concludeert dat Q-Park niet kan bewijzen dat [gedaagde] de parkeerkosten niet heeft betaald, en dat de vordering van Q-Park op basis van de algemene voorwaarden niet kan worden toegewezen. De kantonrechter wijst de vorderingen van Q-Park af en veroordeelt Q-Park in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10121554 \ CV EXPL 22-5751
Vonnis van 2 november 2023
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eiseres,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.L.J.A. de Vocht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 november 2022
- de mondelinge behandeling van 8 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald. Die datum is uitgesteld tot vandaag.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeergarages in Nederland, onder meer parkeergarage Amsterdam-Byzantium (hierna: de parkeergarage).
2.2.
Bezoekers die hun auto in deze parkeergarage willen parkeren, rijden langs een bord met informatie over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
2.3.
Op 20 september 2020 is de auto met kenteken [kenteken] de parkeergarage uitgereden, door direct achter een voorganger onder de slagboom door te rijden (het zogenoemde “treintje rijden”). Deze auto stond op dat moment op naam van [gedaagde] .
2.4.
Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden met versienummer 07.2018 onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”.
6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6.6
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de parkeerder achteraf door middel van de klachtenprocedure van artikel 10 lid 5 aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast niet betrekking tot de exacte parkeertijd berust bij de parkeerder.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 500,00 ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding, de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Daarnaast vordert Q-Park veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring van het vonnis.
3.2.
Aan deze vordering legt Q-Park het volgende ten grondslag.
Door treintje te rijden heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met de tussen partijen tot stand gekomen parkeerovereenkomst en algemene voorwaarden. [gedaagde] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst. Subsidiair stelt Q-Park dat [gedaagde] door het treintje rijden onrechtmatig heeft gehandeld.
Op grond van de artikelen 5.9, 6.4 en 6.6 van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park verschuldigd het tarief verloren kaart van € 150,- en een aanvullende schadevergoeding van € 300,-. Ook maakt Q-Park aanspraak op een bedrag van € 67,50 aan buitengerechtelijke kosten en op wettelijke rente. Q-Park heeft om haar moverende redenen de vordering vervolgens gematigd tot in totaal € 500,-.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vorderingen. Dat verweer wordt hierna besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park baseert haar vordering op de hiervoor geciteerde artikelen 5.9, 6.4 en 6.6 uit de set algemene voorwaarden, die zij als haar productie 3 in het geding heeft gebracht. Aan de orde is allereerst de vraag of Q-Park zich op deze set algemene voorwaarden kan beroepen. [gedaagde] heeft dat namelijk betwist. Daarbij heeft [gedaagde] erop gewezen dat op de foto van het informatiebord bij de ingang van de parkeergarage (dv prod. 2) voor de algemene voorwaarden wordt verwezen naar een specifieke website, die niet (meer) vindbaar is. Op de website van Q-Park zijn wel algemene voorwaarden te vinden, maar die komen niet overeen met de algemene voorwaarden waar Q-Park zich in deze zaak op beroept en naar die specifieke website wordt op het informatiebord ook niet verwezen. Volgens [gedaagde] heeft Q-Park haar dus niet een redelijke mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. [gedaagde] beroept zich daarom op de vernietigbaarheid van die algemene voorwaarden.
4.2.
[gedaagde] wordt in dit standpunt niet gevolgd. De kantonrechter gaat in deze zaak uit van de algemene voorwaarden zoals Q-Park die als haar productie 3 in het geding heeft gebracht. Daarop is als versienummer vermeld: “
07-2018”, wat logischerwijs verwijst naar maand 7 van het jaar 2018. Q-Park heeft deze voorwaarden toen kennelijk in gebruik genomen en dat was nog vóór 20 september 2020, de datum waarop het 'treintje rijden' door [gedaagde] plaatsvond. [gedaagde] heeft tegen deze achtergrond onvoldoende gemotiveerd weersproken dat deze algemene voorwaarden op die datum golden én dat het informatiebord op dat moment naar deze algemene voorwaarden verwees. Dat er nu op het informatiebord een andere website staat genoemd en dat de algemene voorwaarden van Q-Park nu anders luiden, is daarvoor onvoldoende. Hierin is dus geen grond voor vernietiging van de algemene voorwaarden gelegen en andere gronden heeft [gedaagde] niet aangevoerd.
4.3.
[gedaagde] heeft verder betwist dat er tussen haar en Q-Park een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen. De parkeerovereenkomst komt volgens de algemene voorwaarden van Q-Park namelijk tot stand tussen Q-Park en “
de parkeerder” en dat is gedefinieerd als “
degene die het voertuig op of in de parkeerfaciliteit brengt.” [gedaagde] kwalificeert niet als parkeerder, omdat zij niet (feitelijk) de auto heeft bestuurd, aldus [gedaagde] .
4.4.
Ook dit verweer faalt. [gedaagde] moet namelijk worden aangemerkt als contractuele wederpartij van Q-Park. De auto waarmee de parkeergarage van Q-Park op 20 september 2020 werd ingereden, is eigendom van [gedaagde] en het kenteken staat ook op haar naam. De auto werd toen feitelijk bereden door de heer [A] (hierna: [A] ), de juridische (indirect) bestuurder van [gedaagde] . Het inrijden van de parkeergarage door [A] als feitelijk bestuurder van de auto en als juridisch bestuurder van [gedaagde] , is een handeling die in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een handeling van [gedaagde] zelf. Door dat inrijden, is [A] dus namens [gedaagde] een parkeerovereenkomst met Q-Park aangegaan en kan ook een tekortkoming en/of onrechtmatig handelen door [A] bij het uitrijden aan [gedaagde] worden toegerekend.
4.5.
[gedaagde] heeft verder als verweer aangevoerd, dat zij de parkeerkosten heeft betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] een afschrift van een creditcardbetaling in het geding gebracht (haar prod. 2), waarin staat vermeld dat van de Platinumcard van [A] op 20 september 2020 een bedrag van € 36,80 is afgeboekt ten gunste van Q-Park.
Q-Park brengt in reactie op dit afschrift naar voren, dat de naam van de creditcardhouder ( [A] ) niet overeenkomt met de kentekenhouder van de auto ( [gedaagde] ) en dat er geen tijdstip van betaling op het afschrift is vermeld. Q-Park ziet dit daarom niet als een geldig betaalbewijs.
4.6.
De kantonrechter volgt [gedaagde] op dit punt en neemt als vaststaand aan dat [gedaagde] (vertegenwoordigd door [A] ) de verschuldigde parkeerkosten vóór het uitrijden heeft betaald. Q-Park heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit het afschrift volgt dat [A] , de feitelijk bestuurder van [gedaagde] , op 20 september 2020 € 36,80 aan Q-Park heeft betaald. Weliswaar is geen tijdstip van betaling vermeld, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat Q-Park deze betaling in haar administratie heeft moeten kunnen terugvinden. Q-Park heeft dus kunnen controleren op welk tijdstip zij dit bedrag van [A] heeft ontvangen. Als dat voor Q-Park niet mogelijk was, moet dat voor rekening en risico van Q-Park worden gelaten.
Nu ervan moet worden uitgegaan dat [gedaagde] de verschuldigde parkeerkosten aan Q-Park heeft betaald, kan Q-Park haar vorderingen niet op de artikelen 6.4 en 6.6 van haar algemene voorwaarden baseren. Artikel 6.4 ziet immers op de situatie dat de garage wordt verlaten zonder voorafgaande betaling en die situatie doet zich hier niet voor. Artikel 6.6 gaat uit van de situatie dat een parkeerbewijs ontbreekt. Ook dat is hier in wezen niet aan de orde, omdat [gedaagde] de parkeerkosten heeft betaald. Hierbij is van belang dat het in de parkeergarage waar het in deze zaak om gaat, niet nodig is om met het (papieren) parkeerbewijs uit te rijden. De parkeergarage maakt immers bij het uitrijden gebruik van kentekenherkenning - de slagboom gaat vanzelf open als er is betaald - en Q-Park merkt dat ook zelf aan als een betaalbewijs.
4.7.
Dan resteert de vraag of Q-Park artikel 5.9 van de algemene voorwaarden aan haar vordering ten grondslag kan leggen. Daaruit volgt volgens Q-Park dat je de garage alleen mag verlaten als gebruik wordt gemaakt van een geldig betaalmiddel. In de parkeergarage geldt de kentekenherkenning bij de uitgang als bewijs van betaling, maar [gedaagde] heeft daar geen goed gebruik van gemaakt. Zij is immers kort achter haar voorganger onder de slagboom door gereden, terwijl zij had moeten wachten tot de slagboom helemaal naar beneden was gegaan, nadat haar voorganger de garage had verlaten, aldus Q-Park.
4.8.
De kantonrechter kan Q-Park in dit standpunt niet volgen. Vaststaat dat [gedaagde] (althans, [A] ) de parkeergarage uit is gereden door direct achter een voorganger onder de slagboom door te rijden. De kantonrechter stelt vast dat op het informatiebord voor de ingang van de garage en in de algemene voorwaarden niet uitdrukkelijk staat vermeld dat het verboden is om met twee auto’s onder de slagboom door te rijden en dat de slagboom na elke auto helemaal naar beneden moet zijn geweest. Volgens Q-Park is het een feit van algemene bekendheid dat er bij het verlaten van een parkeergarage met kentekenherkenning, telkens maar één auto onder een slagboom door mag rijden. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Niet zelden kan een bestuurder een parkeergarage op correcte en toegestane wijze al direct na een voorganger verlaten, waarbij de omhoog staande slagboom slechts een klein knikje naar beneden maakt en dan direct weer volledig omhoog blijft staan. Uit de stellingen van Q-Park volgt niet dat [gedaagde] moest weten of begrijpen dat in de parkeergarage waar het hier om gaat, gewacht moest worden tot de slagboom helemaal naar beneden was gegaan. Q-Park kan [gedaagde] dus niet verwijten dat zij in dit geval het systeem van kentekenherkenning onjuist heeft gebruikt.
4.9.
Van enig handelen in strijd met een contractuele verplichting of onrechtmatig handelen is gelet op al het voorgaande geen sprake. De vorderingen van Q-Park moeten daarom worden afgewezen.
4.10.
Q-Park is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 160,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten x € 80,00).
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
wijst de vorderingen van Q-Park af,
5.2.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Q-Park in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 40,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als Q-Park niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de veertiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 2 november 2023.