Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 november 2022 met 10 producties
- de brief van mr. De Vaan van 21 december 2022 met een conclusie van antwoord tevens houdende (deels voorwaardelijke) eisen in reconventie met 11 producties
- de brief van mr. Lamsallak van 3 januari 2023 met aanvullende productie 11
- de brief van mr. De Vaan van 6 januari 2023 met aanvullende producties 12 en 13
- de mondelinge behandeling op 10 januari 2023, waarna aansluitend een bezichtiging ter plaatse heeft plaatsgevonden
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
Rondom de woning ligt de tuin. De totale perceelsoppervlakte is 905 m2 (825 m2 eigen grond en circa 80 m2 wordt gehuurd van de gemeente). Bovendien heeft de eigenaar op dit moment het gebruik van circa 160 m2 gemeentegrond.”
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
het gebruikhad van dit gedeelte gemeentegrond. In die brochure staat immers - voor zover hier van belang - vermeld: “Rondom de woning ligt de tuin. De totale perceelsoppervlakte is 905 m2 (825 m2 eigen grond en circa 80 m2 wordt gehuurd van de gemeente).
Bovendien heeft de eigenaar op dit moment het gebruik van circa 160 m2 gemeentegrond.” Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd bevestigd dat met de in de brochure genomen 160 m2 gemeentegrond wordt bedoeld de hier aan de orde zijnde strook grond. De van de gemeente gehuurde 80 m2 grond is gelegen aan de vóórzijde van het perceel en speelt in deze geen rol; dit stukje grond huurt [eiser] nog steeds van de gemeente. De aangehaalde passage uit de brochure maakt duidelijk dat de rechtsvoorganger van [eiser] zich ten aanzien van deze strook niet afficheerde als eigenaar, integendeel: de brochure houdt veeleer de uitdrukkelijke bevestiging en erkenning in van de eigendomsrechten van de toenmalige eigenaar (de gemeente) en de ondubbelzinnige mededeling dat de rechtsvoorganger van [eiser] deze strook met goedvinden van de eigenaar in gebruik had.
bezitsdaden heeft verricht (immers ook een houder mag ‘zijn’ perceel afzetten en – behoudens hem daartoe door de eigenaar opgelegde beperkingen - (bouw)werken plaatsen) kan een houder zichzelf ook niet door middel van dergelijke - uiterlijk waarneembare - gedragingen tot bezitter maken: daarvoor is, zoals hiervoor al overwogen, ofwel een handeling van de rechthebbende ofwel een tegenspraak door de houder van het recht van de rechthebbende vereist. Het één noch het ander is hier gesteld of gebleken. In feite is de eerste openlijke betwisting van het eigendomsrecht van [gedaagde] door [eiser] in 2022 geweest, dit in reactie op het verzoek van [gedaagde] om de strook grond te ontruimen. Nu [gedaagde] in antwoord daarop heeft geageerd met de stelling dat zij eigenaar is van de betreffende strook grond, kan van verlies van bezit van de strook grond door [gedaagde] niet worden gesproken (daargelaten dat een eerst in 2022 aangevangen bezit van de strook door [eiser] van (veel) te korte duur is om een beroep op - verkrijgende danwel bevrijdende - verjaring te kunnen schragen).
1.016,00
6.De beoordeling in reconventie
vordering in onvoorwaardelijke reconventie
0,00