ECLI:NL:RBOBR:2023:5077
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de procesorde in bestuursrechtelijke procedures
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 25 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 331.000 voor het kalenderjaar 2022, maar eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde € 250.000 zou moeten zijn. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, omdat hij geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde. Eiser heeft zijn standpunt ook niet adequaat onderbouwd, waardoor de rechtbank besluit de waarde schattenderwijs vast te stellen op € 290.000.
De rechtbank behandelt ook de procesorde en het verzoek om uitstel van de zitting door de gemachtigde van eiser, dat werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar zijn verweerschrift en beroepenmatrix te laat heeft ingediend, wat in strijd is met de goede procesorde. Dit heeft de procespositie van eiser geschaad, omdat hij niet in staat was om adequaat te reageren op de ingediende stukken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit van de heffingsambtenaar, en stelt de WOZ-waarde vast op € 290.000. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het betaalde griffierecht vergoeden.