Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het procesverloop
- [schuldenaar] , bijgestaan door mr. Joosten;
- de bewindvoerder.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechter-commissaris van
- de berichten met bijlagen van de bewindvoerder van 11 en 12 september 2023.
2.Het geschil
- dat verkorting van de looptijd een uitzondering is;
- dat [schuldenaar] is toegelaten onder art. 349a Fw oud en dat een looptijd geldt van zesendertig maanden;
- dat bij de wetswijziging van 1 juli 2023 niets is geregeld voor al lopende WSNP-trajecten, waardoor het oude recht op die trajecten van toepassing blijft;
- dat de schuldeisers ervan uit mochten gaan dat [schuldenaar] zich zesendertig maanden zou inspannen;
- dat de huidige afloscapaciteit € 100,- per maand bedraagt en dat het totaal te realiseren actief rond € 15.000,- zal bedragen;
- dat geen sprake is van een situatie waarin de schuldenaar meer heeft gewerkt dan hem was opgelegd;
- dat [schuldenaar] geen bijzondere baten in de boedel heeft laten vloeien en naar verwachting meer actief zal genereren voor de boedel.
achttien maanden is. Er is dus maatschappelijk draagvlak voor verkorting van de termijn met twaalf maanden. Daarbij voldoet [schuldenaar] aan alle verplichtingen. Ook heeft hij heeft tijdens het minnelijk traject een bedrag van € 6.800,72 gespaard en dat bedrag is overgeboekt naar de boedelrekening van de bewindvoerder. Het verkorten van het traject met twaalf maanden leidt er dan ook niet toe dat schuldeisers worden benadeeld, want zij zullen worden gecompenseerd met het gespaarde bedrag. Bovendien blijkt uit de gegevens van de bewindvoerder dat in juli en augustus 2023 de inkomsten lager waren dan het vrij te laten bedrag, zodat er kennelijk geen afdracht meer mogelijk is. Daarbij in aanmerking genomen dat de oorzaak van de schulden is gelegen in de coronacrisis en dat hij zich al van meet af aan bovengemiddeld inspant om met een zo hoog mogelijk inkomen een zo hoog mogelijk bedrag voor zijn schuldeisers te genereren, dient de belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen en het verzoek de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verkorten tot vierentwintig maanden te worden toegewezen.
€ 3.530,18 gespaard is tijdens het minnelijk traject.
3.De beoordeling
€ 6.800,72 is gespaard uitdrukkelijk prijsgegeven. Voor zover [schuldenaar] de stelling heeft gehandhaafd dat schuldeisers met het spaarbedrag uit het minnelijk traject worden gecompenseerd, is de rechtbank van oordeel dat deze stelling onjuist is. Zouden zij zonder verkorting van de looptijd het spaarbedrag uit het minnelijktraject plus drie jaar afdracht ontvangen, met verkorting ontvangen de schuldeisers het spaarbedrag plus twee jaar afdracht.
4.De beslissing
26 september 2023, in tegenwoordigheid van de griffier [1] .