Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaken tussen
[eisers] , uit [woonplaats] , eisers 1,
(gemachtigden: [naam] en [naam] ),
gezamenlijk te noemen: eisers,
[naam] B.V., te [vestigingsplaats] (vergunninghoudster),
(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij).
Inleiding
- de beroepen van eisers 1 (SHE 20/2374) en eiseres (SHE 20/2407) tegen de beschikking tot verlening van een omgevingsvergunning eerste fase (omgevingsvergunning eerste fase) van 7 juli 2020 voor het uitbreiden en veranderen van de varkenshouderij annex akkerbouwbedrijf op de locatie [adres] te [vestigingsplaats] , als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, en 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- de beroepen van eisers 1 (SHE 21/955) en eiseres (SHE 21/957) tegen de beschikking tot verlening van een omgevingsvergunning tweede fase (omgevingsvergunning tweede fase) van 10 februari 2021 voor het bouwen op de locatie [adres] . als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
[naam] en [naam] . Het college werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden. Namens vergunninghoudster zijn verschenen [naam] , [naam] (deskundige) en de gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt in de zaken SHE 20/2374 en SHE 20/2407 tot het oordeel dat het college ten onrechte de aanvraag voor een omgevingsvergunning eerste fase in behandeling heeft genomen zonder dat de verplichte milieueffectrapportage was uitgevoerd. Beide beschikkingen vormen één besluit en dat besluit zal worden vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in deze uitspraak en/of de bijlage bij deze uitspraak.
Vergunninghoudster exploiteert varkenshouderijen op verschillende locaties.
- De locaties [adres] en [adres] werden in het verleden beschouwd als één inrichting (één bedrijf). Voor de varkenshouderijen aan de [adres] en [adres] gezamenlijk is op 20 juli 2004 één milieuvergunning (revisievergunning) verleend. Deze revisievergunning is onherroepelijk geworden op 23 maart 2005 en na verlening nog een aantal malen gewijzigd door veranderingsvergunningen.
- Op de locatie [adres] staan drie stallen (hierna: stal 1, 2 en 3). Stallen 1 en 2 aan de [adres] zijn uitgevoerd in afwijking van de revisievergunning van 20 juli 2004. In deze vergunning was voorgeschreven dat deze stallen zouden worden uitgerust met biologische luchtwassers. Op 15 juli 2008 heeft het college voor [adres] een veranderingsvergunning verleend voor het voorzien van de bestaande vleesvarkensstallen 1 en 2 (voor 2.050 vleesvarkens) van een gewijzigd luchtwassysteem, voor het houden van 2.160 vleesvarkens in een nieuwe vleesvarkensstal (stal 3) en voor enkele andere bouwwerken. Hierbij is bepaald dat de nieuwe stal 3 pas in gebruik mag worden genomen als de bestaande stallen 1 en 2 aan de [adres] zijn voorzien van een luchtwasser. Voor het bouwen van stal 3 is op 13 juli 2010 een omgevingsvergunning verleend. Stal 3 is uiteindelijk in 2014 gebouwd.
- Aan de [adres] worden fokzeugen gehuisvest en gespeende biggen geproduceerd in twee stallen.
- De locaties [adres] en [adres] liggen in het buitengebied van [vestigingsplaats] . Op deze bedrijfslocaties is het bestemmingsplan “Veegplan Buitengebied 2018” van toepassing (het bestemmingsplan). De gronden hebben hierin de enkelbestemming “Agrarisch”, een bouwvlak en de functie-aanduidingen “intensieve veehouderij” en “specifieke vorm van agrarisch-veehouderij”.
- De dichtstbijzijnde woning ligt aan de [adres] Dit perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming “Wonen”. De afstanden tussen deze woning en de inrichtingsgrenzen van [adres] en [adres] bedragen respectievelijk 70 meter en 172 meter.
- Eisers 1 wonen aan de [adres] te [vestigingsplaats] .
- Voor de locaties [adres] en [adres] gezamenlijk heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS) op 2 juni 2016 een vergunning op grond van de toenmalige Natuurbeschermingswet 1998 verleend.
- Bij een controle op 8 december 2017 (de rapportage dateert van 9 december 2017) is vastgesteld dat stallen 1 en 2 aan de locatie aan de [adres] geen luchtkanalen hebben. Stal 3 is uitgerust met een andere (biologische combi)luchtwasser dan de (chemische) wasser die is vergund met een lager rendement. Ook is het voorste deel van deze stal ingericht als dierenverblijf, in afwijking van de tekening. Er zitten 2.520 vleesvarkens in.
- Op 13 augustus 2019 heeft het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning tweede fase ontvangen.
- Op 29 augustus 2019 heeft vergunninghoudster voor de locaties [adres] en [adres] een aanvraag op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) ingediend bij GS en een aparte aanvraag voor de locatie [adres] . De aanvraag voor [adres] is op 23 april 2021 ingetrokken.
- Vergunninghoudster heeft op 25 januari 2020 verzocht om gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning van 2 december 2008 voor het bouwen van twee luchtkanalen en bijbehorende luchtwassers ten oosten van stal 1 en ten westen van stal 2 en voor een inpandige verbouwing van een varkensstal aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Op 12 augustus 2020 heeft college definitief besloten om de omgevingsvergunning van 2 december 2008, op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wabo, gedeeltelijk in te trekken. Dit besluit is onherroepelijk.
Totstandkoming van de bestreden besluiten4.1Op 20 juni 2014 heeft vergunninghoudster voor haar bedrijfsonderdeel aan de [adres] een aanvraag voor een omgevingsvergunning eerste fase, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2 en 3, artikel 2.5 en artikel 2.6 (revisievergunning) van de Wabo ingediend bij het college, ten behoeve van de wijziging van de varkenshouderij op de locatie [adres] . De bedoeling is om deze locatie als een aparte inrichting vergund te krijgen, omdat de veehouderijen aan de [adres] en [adres] feitelijk niet meer met elkaar verbonden zijn. Daarnaast voorziet deze aanvraag (nog) in een uitbreiding aan de achterkant van stal 3. Vergunninghoudster heeft de aanvraag daarna nog diverse malen aangevuld. Het college heeft een ontwerpbesluit genomen. Eisers hebben hiertegen hun zienswijzen ingediend. Vervolgens heeft het college een tweede ontwerpbesluit eerste fase ter inzage gelegd, naar aanleiding van een wijziging in de aanvraag om meer vleesvarkens te houden in de bestaande vleesvarkensstal 3. Eisers 1 hebben tegen het tweede ontwerpbesluit een zienswijze ingediend, eiseres niet. Op 7 juli 2020 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning eerste fase verleend. Ingevolge voorschrift 4.1.1 van deze vergunning mogen er 1001 vleesvarkens > 25 kg worden gehouden in stal 1 (op stalsystemen D3.100 en D.3.2.1), 980 vleesvarkens > 25 kg in stal 2 (deels op stalsysteem D3.100 en deels op een stalsysteem met combiluchtwasser BWL 2009.12.v4) en 3.960 vleesvarkens > 25 kg in stal 3 (met combiluchtwasser BWL 2009.12.v4). Verder voorziet het besluit in een maatwerkvoorschrift, op grond van artikel 2.11, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het aspect bodem (voorschrift 9). Dit maatwerkvoorschrift staat op zichzelf. De rechtbank wijst er op dat de nakoming van dit maatwerkvoorschrift is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de beschikking omgevingsvergunning eerste fase. Deze beschikking is met de beschikking tot verlening van de omgevingsvergunning tweede fase in werking getreden.
Conclusie en gevolgen
€ 1.481,63). Deze kosten vindt de rechtbank niet onredelijk. Dit resulteert in de totaalbedrag van € 4.890,31.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, met uitzondering van het besluit tot het stellen van de maatwerkvoorschriften in bijlage I van de beschikking tot verlening van de omgevingsvergunning eerste fase;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvragen van vergunninghoudster binnen zes maanden na dagtekening van deze uitspraak;
- draagt college de door eisers 1 betaalde griffierechten (in totaal € 359,00) te vergoeden;
- draagt college de door eiseres betaalde griffierechten (in totaal € 714,00) te vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 4.890,31 aan proceskosten aan eisers 1.
Informatie over hoger beroep
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
(…)
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
1. Voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk of van de werking daarvan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2° of 3°, en met betrekking tot die inrichting of dat mijnbouwwerk al een of meer omgevingsvergunningen zijn verleend, kan het bevoegd gezag bepalen dat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd met betrekking tot die verandering en het in werking hebben van de betrokken inrichting of het betrokken mijnbouwwerk na die verandering.
1. Ten behoeve van de goede werking van een huisvestingssysteem en het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van emissies naar de lucht, wordt ten minste voldaan aan het tweede en derde lid.
(…)
1.113 Toename van stikstofdepositie
(…)
(…)
2.6 Lengte en breedte van een bouwwerk
3.2.2 Gebouwen
f. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden tevens de volgende bepalingen:
- op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn; dan wel
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder f.1 voor het uitbreiden van dierenverblijven ten behoeve van een veehouderij mits:
h. in geval van dierenverblijven bij een hokdierhouderij: