In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 13 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar behandeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had geen adres en geen omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar was gericht opgenomen in het bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien eiser niet heeft gereageerd op een verzoek om aanvullende informatie, in dit geval een kopie van het kenteken. Eiser had de mogelijkheid om navraag te doen bij de heffingsambtenaar over de onduidelijkheid, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om eiser te horen, omdat de beroepsgronden niet relevant waren voor de beoordeling van de naheffingsaanslag. Uiteindelijk blijkt dat de naheffingsaanslag niet van de gemeente ’s-Hertogenbosch afkomstig is, maar van de gemeente Amstelveen, wat de zaak verder compliceert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.