ECLI:NL:RBOBR:2023:4948

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
23/380
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door gebrek aan vereiste gegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 13 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar behandeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had geen adres en geen omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar was gericht opgenomen in het bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien eiser niet heeft gereageerd op een verzoek om aanvullende informatie, in dit geval een kopie van het kenteken. Eiser had de mogelijkheid om navraag te doen bij de heffingsambtenaar over de onduidelijkheid, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om eiser te horen, omdat de beroepsgronden niet relevant waren voor de beoordeling van de naheffingsaanslag. Uiteindelijk blijkt dat de naheffingsaanslag niet van de gemeente ’s-Hertogenbosch afkomstig is, maar van de gemeente Amstelveen, wat de zaak verder compliceert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(mr. R.A.M.T. Klaassen)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 30 december 2022. In deze uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Het beroep is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 22 september 2023. De heffingsambtenaar heeft zich schriftelijk voor de zitting afgemeld. Hoewel behoorlijk opgeroepen, de aangetekende uitnodiging van 19 juli 2023 is blijkens de track and trace registratie op 20 juli 2023 om 8:22 uur afgehaald op het PostNL-punt, is de gemachtigde van eiser zonder bericht niet naar de zitting gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser niet gereageerd heeft op het verzoek om een kopie van het kenteken op te sturen. Omdat de heffingsambtenaar niet alle gegevens heeft, kan hij het bezwaarschrift niet behandelen, aldus de heffingsambtenaar. Eiser voert als beroepsgrond hiertegen aan dat gesteld noch gebleken is dat het bezwaarschrift niet voldoet aan één van de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat staat er in het bezwaarschrift?
3. Op 23 juni 2022 wordt door de gemachtigde aan de heffingsambtenaar een brief gestuurd met als onderwerp “voorlopige gronden/ verzoek om informatie”. In deze brief verzoekt hij om uitstel van betaling en wijst hij erop dat hij geen naheffingsaanslag achter de ruitenwisser heeft aangetroffen. Verder vraagt hij om allerlei informatie variërend van informatie over de bevoegdheid van de ambtenaar die de naheffingsaanslag heeft opgelegd, de publicatie van de belastingverordening et cetera, al dan niet met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Hij sluit vervolgens af met dat hij verzoekt om zijn bezwaar gegrond te verklaren, de naheffingsaanslag te herroepen met vermelding op welke rekening de proceskosten gemaakt overgemaakt kunnen worden en dat de gemachtigde graag telefonisch gehoord wil worden.
4. De brief bevat, behalve de naam [eiser] , geen enkele verwijzing naar de onderliggende kwestie, behalve onder het kopje ‘uw referentie’ een niet kloppend nummer (negen cijfers, in plaats van acht cijfers waarmee de heffingsambtenaar werkt).
5. Voor zover de brief als een bezwaarschrift moest worden aangemerkt, en de heffingsambtenaar heeft dit gedaan, voldoet het niet aan de eisen die artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht daaraan stelt. Het bezwaarschrift bevat geen adres van de indiener, en geen omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht. Eiser was dus in verzuim. De beroepsgrond faalt.
6. Eiser voert verder aan dat volstrekt onduidelijk is wat de heffingsambtenaar bedoelt met kenteken opsturen. De rechtbank is van oordeel dat het in de eerste plaats op de weg ligt van eiser om navraag te doen bij de heffingsambtenaar als er bij hem onduidelijkheden leven. Daartoe wordt eiser in de brief waarin hij op het verzuim is gewezen ook uitgenodigd. In de tweede plaats wordt eiser bijgestaan door een gemachtigde die zich heeft toegelegd op zaken als deze. De vraag naar een kenteken in een zaak waar het gaat om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die wordt gekoppeld aan de eigenaar van een voertuig met een bepaald kenteken kan hem dus niet vreemd voorkomen. Daarbij komt dat om het kenteken wordt gevraagd onder de vetgedrukte kop ‘gegevens naheffingsaanslag’. In de derde plaats bevat het bezwaarschrift geen enkele verwijzing naar de onderliggende zaak. Er wordt geen uitspraak op bezwaar genoemd, maar wel de suggestie dat eiser niet de eigenaar is van de auto (“cliënt is degene die de parkeerbelasting heeft voldaan en de feitelijke parkeerder”) en ook geen naheffingsaanslag heeft gekregen (“belanghebbende heeft geen aanslag achter de ruitenwisser aangetroffen”). Tegen deze achtergrond heeft de heffingsambtenaar dus kunnen vragen om een kenteken teneinde te kunnen nagaan om welke zaak het eigenlijk gaat, de suggestie is immers dat niet wordt beschikt over een uitspraak op bezwaar. Deze was ook niet meteen met het beroepschrift overgelegd. Ook deze beroepsgrond faalt.
7. Ten slotte wordt een beroep op de hoorplicht gedaan. Eiser stelt dat hij in zijn procesbelang is geschaad. De gronden gaven volgens hem voldoende aanleiding om te horen. Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. De heffingsambtenaar heeft dus niet hoeven toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de overigens louter algemene bezwaargronden die geen link kennen met de opgelegde naheffingsaanslag in kwestie. De beroepsgrond faalt.
8. Ten overvloede heeft de rechtbank vastgesteld dat het hier uiteindelijk ook niet blijkt te gaan om een naheffingsaanslag van de heffingsambtenaar te ’s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft op 13 september 2023 bij eiser een kopie van de naheffingsaanslag opgevraagd. Deze wordt op 21 september 2023 opgestuurd. Het blijkt dan te gaan om een naheffingsaanslag van 19 mei 2022 van de heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen opgelegd aan eiser, die kennelijk de eigenaar is van een voertuig met kenteken N168TG.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van
A. Ibrahimovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.